Maatstaven Financiële-verhoudingswet (Fvw)
Status cijfer | Regio's | Perioden | Inwoners stedelijk en landelijk gebied Totaal landelijk gebied (aantal) | Centrumfunctie Centrumfunctie (absoluut) Landelijke centrumfunctie (aantal) | Centrumfunctie Centrumfunctie (absoluut) Regionale centrumfunctie (aantal) | Centrumfunctie Centrumfunctie (absoluut) Lokale centrumfunctie (aantal) | Oppervlakten Land (Gf-Fvw) Land totaal (ha) | Oppervlakten Water (Gf-Fvw) Binnenwater (ha) | Oppervlakten Water (Gf-Fvw) Buitenwater (ha) | Oppervlakten Bebouwing (Gf-Fvw) Bebouwing totaal (ha) | Bodem Bodemfactor Bodemfactor: totaal (aantal) | Woonkernen Totaal (aantal) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voorlopig | Venlo | 2023 | 29.040 | 129.020 | 142.250 | 108.280 | 12.405 | 494 | 0 | 967 | 1,00 | 12 |
Definitief | Venlo | 2023 | ||||||||||
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens die (mede) als grondslag dienen bij het bepalen van de hoogte van de Algemene Uitkeringen aan gemeenten en provincies. Daarnaast zijn er enkele gegevens ten behoeve van de Decentralisatie Uitkering beschikbaar.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bepaalt deze uitkeringen aan de hand van verdeelmodellen. De hiervoor gebruikte eenheden die het CBS levert worden beschreven in de 'Toelichting op de berekeningen van de uitkeringen uit het gemeentefonds 1997 e.v. jaren', zie paragraaf 3. Dit verdeelstelsel is op 1 januari 1998 in werking getreden (Staatsblad, 1997, 526).
Gegevens beschikbaar vanaf: 2023.
Status van de cijfers:
Er worden zowel voorlopige als definitieve cijfers gepubliceerd.
De onderwerpen: belastingcapaciteit woningen eigenaren, belastingcapaciteit niet-woningen eigenaren en belastingcapaciteit niet-woningen gebruikers kunnen door nagekomen berichten ondanks de status definitief alsnog worden aangepast.
Wijzigingen per december 2022:
Geen, dit is een nieuwe tabel.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers worden onregelmatig gepubliceerd.
Toelichting onderwerpen
- Inwoners stedelijk en landelijk gebied
- Het aantal inwoners per regio ingedeeld naar vijf stedelijkheidsklassen.
De indeling naar stedelijkheidsklasse wordt afgeleid van de Omgevingsadressendichtheid (OAD) die wordt weergegeven in adressen per km².
De volgende klassen worden onderscheiden:
- Zeer sterk stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van 2 500 of meer)
- Sterk stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van 1 500 tot 2 500)
- Matig stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van 1 000 tot 1 500)
- Weinig stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1 000)
- Niet-stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).
Inwoners landelijk gebied is de som van het aantal inwoners in de klassen weinig stedelijk en niet stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van minder dan 1 000).
Het aantal inwoners in het stedelijk gebied is met ingang van 2012 geen onderdeel meer van de uitkeringen uit het Provinciefonds. Inwoners stedelijk gebied is de som van het aantal inwoners in de klassen zeer sterk stedelijk en sterk stedelijk (Omgevingsadressendichtheid van 1 500 of meer).
Inwoners in de klasse matig stedelijk worden niet tot landelijk of stedelijk gebied gerekend.
Definitieve cijfers
Met ingang van de cijfers over 2015 wordt de OAD per vierkant van 500 meter bij 500 meter berekend naar de BAG van 1 januari, waarbij aan alle in gebruik zijnde verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen een vierkant van 500 meter bij 500 meter is toegekend.
Inwoners per rastervierkant zijn afkomstig door alle personen van de Basis Registratie Personen per 1 januari van het peiljaar aan vierkanten toe te delen.
Voorlopige cijfers
Berekening wordt uitgevoerd in november van het voorgaand jaar.
De gemeentelijke indeling van het peiljaar is afgeleid van een herindeling en eventuele grootschalige opsplitsing van gemeenten van het voorgaande jaar. Kleinere grenscorrecties tussen gemeenten worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
Met ingang van 2015 wordt berekening van voorlopige cijfers van een peiljaar gebruik gemaakt van de BAG van 1 september van het voorgaand jaar voor afleiding van de stedelijkheidsklasse van het vierkant. De toedeling van aantallen inwoners naar stedelijkheidsklasse vindt plaats door gebruik te maken van definitieve bevolkingsaantallen per rastervierkant van 1 januari van het voorgaand jaar.- Totaal landelijk gebied
- Aantal inwoners in weinig stedelijk en niet stedelijk gebied (Omgevingsadressendichtheid van minder dan 1 000 adressen/km²).
Per regio op 1 januari (afgerond op 10-tallen).
- Centrumfunctie
- De som van het aantal potentiële klanten van woonkernen van de gemeente.
Het aantal potentiële klanten van een woonkern wordt aangetrokken uit alle woonkernen binnen een bepaalde zoekstraal rondom de eigen woonkern, met inbegrip van die woonkern zelf.
De aantrekking wordt bepaald door het aantal inwoners toegewezen aan een woonkern en de afstand tussen zwaartepunten van woonkernen gerekend over de weg.
Bronnen zijn de Basis Registratie Personen (BRP), de Basisregistratie Adressen en gebouwen (BAG), gemeentegrenzen (Kadaster) en het Nationaal Wegen Bestand (Rijkswaterstaat).
De BRP bevat een adressering voor alle in Nederland ingeschreven personen.
De BAG bevat alle stand- en ligplaatsen en verblijfsobjecten aan het begin van jaar T met een locatie in de vorm van X- en Y-coördinaten.
Gemeentegrenzen: begrenzing van de gemeente afgeleid uit de Basis registratie Kadaster.
Nationaal Wegen Bestand (NWB): Door Rijkswaterstaat samengesteld netwerk van, voor wegverkeer toegankelijk, verbonden hartlijnen van wegen met naam en/of nummer in Nederland.
De gemeente wordt aan de verblijfsobjecten, stand- en ligplaatsen toegekend met behulp van de gemeentegrenzen van het Kadaster.
Bij de berekening wordt uitgegaan van de woonkernen zoals gedefinieerd bij verdeelmaatstaf 37 (meerkernigheid), met dien verstande dat een kernvierkant dat op het grondgebied van twee of meer gemeenten ligt als (behorend tot) een woonkern voor ieder van deze gemeenten wordt beschouwd.
Voorafgaand aan de berekening wordt eerst het zwaartepunt van ieder van de woonkernen bepaald. Het zwaartepunt van iedere woonkern wordt afgeleid van op het peilmoment actieve verblijfplaatsen binnen de woonkern bestaande uit verblijfsobjecten met de status “Verblijfsobject in gebruik (niet ingemeten)”, “Verblijfsobject in gebruik”, “Verbouwing verblijfsobject” en “Verblijfsobject buiten gebruik” en actieve standplaatsen en ligplaatsen met de status “Plaats aangewezen”. Het zwaartepunt wordt vastgelegd als een X- en Y-coördinaat en is het gemiddelde van alle actieve verblijfplaatsen binnen de woonkern.
De afstand over de weg wordt bepaald door het zwaartepunt van de woonkern te projecteren op het NWB en de afstand over het netwerk tot iedere woonkern in Nederland te bepalen.
De afstand van een woonkern tot zichzelf wordt op één kilometer gesteld, evenals afstanden tot andere woonkernen die kleiner zijn dan één kilometer.
Vervolgens wordt het inwonertal binnen iedere woonkern van een gemeente bepaald. Inwoners van een gemeente die niet in een woonkern wonen, worden aan de woonkernen van een gemeente toegedeeld naar rato van het inwonertal binnen de betreffende woonkern.
Als eerste stap in de berekening wordt voor iedere woonkern in Nederland het aantal inwoners volgens een formule opgesplitst in aantallen potentiële landelijke klanten naar alle woonkernen gelegen binnen de betreffende zoekstraal, met inbegrip van de woonkern zelf.
Als tweede stap wordt per woonkern het aantal potentiële landelijke klanten afkomstig uit alle kernen gesommeerd.
Definitieve cijfers.
Het definitieve cijfer is gebaseerd op het voorkomen in Basis Register Personen van 1 januari van het peiljaar en de BAG op 1 januari van het peiljaar afgeleid van het BAG-extract van 8 februari van het peiljaar.
Voorlopige cijfers.
Deze wordt gebaseerd op het aantal actieve verblijfplaatsen in de BAG per 1 september van het kalenderjaar voorafgaand aan het peiljaar en het aantal inwoners per 1 januari van het kalenderjaar voorafgaand van het peiljaar. Gemeentelijke herindelingen die per 1 januari van het peiljaar ingaan worden toegepast. Grenscorrecties van gemeenten zijn op dat tijdstip nog niet verwerkt.- Centrumfunctie (absoluut)
- Landelijke centrumfunctie
- Verondersteld wordt dat de landelijke aantrekkingskracht van een kern toeneemt met het kwadraat van het aantal inwoners van die kern en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die kern, waarbij de afstand wordt gemeten over de weg. Het aantal potentiële klanten van een gemeente is de som van de potentiële klanten van alle woonkernen van de gemeente, verkregen uit alle woonkernen in Nederland. Het totaal aantal potentiële klanten in Nederland is gelijk aan het aantal inwoners.
- Regionale centrumfunctie
- Verondersteld wordt dat de landelijke aantrekkingskracht van een kern toeneemt met het kwadraat van het aantal inwoners van die kern en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die kern, waarbij de afstand wordt gemeten over de weg. Het aantal potentiële klanten van een woonkern is de som van de potentiële klanten van alle woonkernen gelegen binnen 60 kilometer rond die kern. Het totaal aantal potentiële klanten in Nederland is gelijk aan het aantal inwoners.
- Lokale centrumfunctie
- Verondersteld wordt dat de landelijke aantrekkingskracht van een kern toeneemt met het aantal inwoners van die kern en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die kern, waarbij de afstand wordt gemeten over de weg. Het aantal potentiële klanten van een woonkern is de som van de potentiële klanten van alle woonkernen gelegen binnen 20 kilometer rond die kern. Het totaal aantal potentiële klanten in Nederland is gelijk aan het aantal inwoners.
- Oppervlakten
- Land (Gf-Fvw)
- De oppervlakte land(Gf-Fvw) in hectare, wordt berekend op basis van de meest recente topografische kaartbladen van de Basis Registratie Topografie (BRT) van het Kadaster, volgens de omschrijvingen van de meest recent gepubliceerde statistiek van het Bodemgebruik.
Jaarlijks word de digitale topografische kaart van Nederland opnieuw door het Kadaster geïnventariseerd en gepubliceerd. De inventarisatie wordt afgeleid van luchtfoto’s en is maximaal twee jaar oud.
Naast de oppervlakten land(Gf-Fvw) publiceert het CBS ook oppervlakten land volgens de methodiek van de statistiek van het Bodemgebruik. Berekende oppervlakten land verschillen tussen beide publicaties. Daar waar de berekening voor het Gemeentefonds uitgaat van de meest recent gepubliceerde topografische kaarten gebruikt de statistiek van het Bodemgebruik een jaaropname, die integraal van Nederland eens in de drie jaar wordt uitgevoerd, en heeft daarmee een oudere grondslag.
Definitieve cijfers
Berekening vindt plaats met definitieve gemeentegrenzen van het peiljaar en de meest recent gepubliceerde topografische kaarten.
Voorlopige cijfers
Berekening vindt plaats in november van het voorgaand jaar en is gebaseerd op definitieve gegevens van twee jaar voor het peiljaar.
De gemeentelijke cijfers van het peiljaar worden afgeleid van definitieve gegevens van twee jaar daarvoor, gecombineerd met gemeentegrenzen van het voorgaand jaar waarop een herindeling naar het peiljaar is toegepast.
Tot land wordt gerekend de hoofdgroepen: Verkeer, Bebouwd, Semi-bebouwd, Recreatie, Bos & natuur en Landbouw uit de statistiek 'Bodemgebruik in Nederland' van het CBS.- Land totaal
- Totale oppervlakte land in hectaren volgens de regionale indeling op 1 januari van het peiljaar.
- Water (Gf-Fvw)
- De oppervlakte binnen- en buitenwater(Gf-Fvw) in hectare, wordt berekend op basis van de meest recente topografische kaartbladen van de Basis Registratie Topografie (BRT) van het Kadaster, volgens de omschrijvingen van de meest recent gepubliceerde statistiek van het Bodemgebruik.
Jaarlijks word de digitale topografische kaart van Nederland opnieuw door het Kadaster geïnventariseerd en gepubliceerd. De inventarisatie wordt afgeleid van luchtfoto’s en is maximaal twee jaar oud.
Naast de oppervlakten binnenwater(Gf-Fvw) en buitenwater(Gf-Fvw) publiceert het CBS ook oppervlakten binnenwater en buitenwater volgens de methodiek van de statistiek van het Bodemgebruik. Berekende oppervlakten binnenwater en buitenwater verschillen tussen beide publicaties. Daar waar de berekening voor het Gemeentefonds uitgaat van de meest recent gepubliceerde topografische kaarten gebruikt de statistiek van het Bodemgebruik een jaaropname, die integraal van Nederland eens in de drie jaar wordt uitgevoerd, en heeft daarmee een oudere grondslag.
In de toepassing voor het Gemeentefonds worden delen van binnenwater tot buitenwater gerekend en andersom.- Binnenwater
- Oppervlakte binnenwater in hectaren volgens de regionale indeling op 1 januari van het peiljaar.
De oppervlakken binnenwater omvat alle aaneengesloten vlakken water groter dan 1 hectare.
Het betreft inlandig water in gebruik als vaarweg, recreatiewater, delfstofwinplaats, vloei en/of slibveld, of als spaarbekken, aangevuld met delen van het IJsselmeer, gelegen tussen havenhoofden en strekdammen.
Verder is toegevoegd aan binnenwater die delen van de Waddenzee, de Eems, de Dollard, de Noordzee, de Ooster- en Westerschelde gelegen tussen havenhoofden en strekdammen.
- Buitenwater
- Oppervlakte buitenwater in hectaren volgens de regionale indeling op 1 januari van het peiljaar.
De oppervlakte water volgens de omschrijvingen van het buitenwater in de statistiek van het Bodemgebruik aangevuld met het IJsselmeer, met uitzondering van delen gelegen tussen havenhoofden en strekdammen. Uitgezonderd van buitenwater zijn delen van de Waddenzee, de Eems, de Dollard, de Noordzee, de Ooster- en Westerschelde gelegen tussen havenhoofden en strekdammen.
- Bebouwing (Gf-Fvw)
- De oppervlakte bebouwing volgens toepassing binnen het Gemeentefonds is de oppervlakte van de verticale projectie van de contouren van bebouwing op het aardoppervlak.
Met ingang van cijfers over 2015 worden pandcontouren uit de Basisregistratie Adressen en gebouwen (BAG) afgeleid, waarbij pandcontouren worden uitgesloten welke overwegend als kas/warenhuis of tank aan te merken zijn volgens de Basisregistratie Topografie (BRT) van het Kadaster.
Definitieve cijfers
Met ingang van cijfers over 2015 worden oppervlakten bebouwing per woonkern en buitengebied afgeleid van de pandcontouren en het aantal verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen per 500 bij 500 meter vierkant op 1 januari in de BAG.
Voorlopige cijfers
Berekening vindt plaats in november van het voorgaand jaar.
Met ingang van cijfers over 2015 worden deze gebaseerd op de BAG van 1 september voorafgaand aan het peiljaar.
De gemeentelijke indeling van het peiljaar is afgeleid van een herindeling en eventuele opsplitsing van gemeenten van het voorgaande jaar. Grenscorrecties tussen gemeenten worden hierbij buiten beschouwing gelaten.- Bebouwing totaal
- Totale oppervlakte bebouwing in hectaren volgens de regionale indeling op 1 januari van het peiljaar.
- Bodem
- Bevat gegevens over bodemfactoren en bodemgesteldheid.
- Bodemfactor
- Een bodemfactor van een regio is het gewogen gemiddelde aandeel van verschillende grondsoorten onder land(Gf-Fvw) en van het binnenwater(Gf-Fvw) ten opzichte van het totale oppervlak van land(Gf-Fvw) en binnenwater(Gf-Fvw) binnen deze regio.
Grondsoorten worden onderscheiden in kleigrond, kleiveengrond, veengrond en zandgrond/overig.
Oppervlakten kleigrond, kleiveengrond en veengrond worden onderscheiden bij aanwezigheid van een minimaal vijf meter dik aaneengesloten pakket holocene klei- en/of veenlagen dat zich binnen de eerste acht meter onder het maaiveld bevindt, voor zover de betrokken lagen niet zijn gelegen onder water(Gf-Fvw).
Er is sprake van een aaneengesloten pakket:
- Klei, wanneer de cumulatieve veendikte binnen de bovenste vijf meter klei- en veengrond maximaal 50 cm bedraagt;
- Kleiveen, wanneer de cumulatieve veendikte binnen de bovenste vijf meter klei- en veengrond tussen de 50 cm en de 400 cm bedraagt;
- Veen, wanneer de cumulatieve veendikte binnen de bovenste vijf meter klei- en veengrond minimaal 400 cm bedraagt.
De contouren van de klei, kleiveen- en veengronden zijn in 2022 door Geologische Dienst Nederland opnieuw vastgesteld.
Niet tot kleigrond, kleiveengrond of veengrond onderscheiden land wordt tot zandgrond/overig gerekend.
Bij weging van grondsoorten worden de volgende wegingsfactoren gehanteerd:
Weging Categorie
1,00 - Land: zandgrond/overig
1,30 - Land: klei
1,45 - Land: kleiveen
2,10 - Land: veen
1,00 - Binnenwater
De oppervlakken klei-, kleiveen- en veengrond, zandgrond/overig en binnenwater(Gf-Fvw) van een gemeente naar woonkernen en buitengebied wordt berekend met behulp van een Geografisch informatiesysteem waarbij topografische kaartbladen van de Basisregistratie Topografie, kaartbladen van het Bodemgebruik, bodemgesteldheidskaart, dichtheden uit de BAG per 500m x 500m rastervierkant en gemeentegrenzen worden gecombineerd.
Bodemfactoren woonkern en buitengebied worden met ingang van cijfers over 2015 mede uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen afgeleid door aan verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen een 500 meter vierkant toe te kennen.
Definitieve cijfers
Berekening vindt plaats met definitieve gemeentegrenzen van het peiljaar, definitieve gegevens van de BAG van het peiljaar en de meest recent gepubliceerde topografische kaarten BRT.
Voorlopige cijfers
Berekening vindt plaats in november van het voorgaand jaar. Gemeentegrenzen worden afgeleid van die van het voorgaand jaar waarbij een herindeling en eventueel een opsplitsing van gemeenten naar de gemeentelijke indeling van het peiljaar wordt toegepast.
De verdeling van land en water is gebaseerd op definitieve topografische kaartbladen van het peiljaar twee jaar daarvoor.
De begrenzing van woonkernen en buitengebied van het peiljaar wordt met ingang van cijfers over 2015 afgeleid van de BAG van 1 september van het jaar voorafgaand aan het peiljaar.- Bodemfactor: totaal
- Bodemfactor van een gemeente of regio volgens de indeling op 1 januari van het peiljaar.
- Woonkernen
- Woonkernen zijn in de Financiële verhoudingswet (Fvw) omschreven als geïsoleerde rastervierkanten of aaneen gesloten gebieden van met zijden aan elkaar grenzende rastervierkanten van 500 meter bij 500 meter (volgens het Stelsel van Rijksdriehoeksmeting) van een gemeente.
Ieder rastervierkant van een woonkern bevat in totaal ten minste 25 verblijfplaatsen (verblijfsobject, standplaats of ligplaats) en wordt wanneer er meerdere gemeenten in een vierkant liggen aan de gemeente met het hoogste aantal verblijfplaatsen toegekend. Bij gelijke aantallen wordt een vierkant aan de gemeente met het hoogste aantal verblijfplaatsen toegekend.
Bron voor het aantal verblijfplaatsen is de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), waarbij aan ieder van in gebruik zijnde verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen per 1 januari van het peiljaar een vierkant wordt toegekend.- Totaal
- Het totaal aantal woonkernen van een gemeente.