Watervogelsstatistiek

Wat behelst het onderzoek?

Doel

Het volgen van de ontwikkelingen in de populaties van doortrekkende en overwinterende watervogels. Dit sluit aan op meetdoelen van het Netwerk Ecologische Monitoring.

Doelpopulatie

De populaties van in Nederland doortrekkende en overwinterende soorten watervogels.

Statistische eenheid

Afzonderlijke watervogelsoorten.

Aanvang onderzoek

1975.

Frequentie

Jaarlijks.

Publicatiestrategie

Alleen definitieve cijfers worden gepubliceerd.

Hoe wordt het uitgevoerd? 

Soort onderzoek

Maandelijks worden alle watervogelsoorten (min of meer) integraal geteld in alle belangrijke wateren (Delta, IJsselmeergebied, Rivieren en een aantal plassen en meren). In het Waddenzeegebied worden elk jaar in vijf maanden gebiedsdekkende tellingen uitgevoerd, terwijl in deelgebieden maandelijkse tellingen plaatsvinden. In januari (midwintertelling) worden zoveel mogelijk alle watergebieden in Nederland geteld ten behoeve van de Internationale Waterbird Census.

Daarnaast wordt er voor ganzen en zwanen naar gestreefd om maandelijks (oktober-maart + extra soortspecifieke maanden) integrale tellingen uit te voeren in de pleisterplaatsen waar deze soorten overdag foerageren (veelal agrarisch gebeid). Enkele soorten zee-eenden in de Waddenzee en langs de Noordzeekust worden alleen in januari geteld vanuit een vliegtuig.

Waarnemingsmethode

Het meetnet voor watervogels bestaat uit tellingen in alle wateren en pleisterplaatsen waar belangrijke aantallen doortrekkende en overwinterende watervogels voorkomen. Dit zijn met name de rijkswatersystemen en Vogelrichtlijn/Ramsargebieden. Deze gebieden worden gedurende het gehele jaar of een deel van het jaar maandelijks geteld.

Berichtgevers

Het RIKZ coördineert de tellingen in de Delta en de vliegtuigtellingen van zee-eenden. SOVON coördineert het veldwerk en verzamelt de gegevens van waarnemers (vrijwilligers) in alle overige gebieden.

Steekproefomvang

De maandelijkse tellingen worden uitgevoerd in circa 120 ganzen- en zwanenpleisterplaatsen en circa 80 wateren voor de overige soorten. De vliegtuigtellingen van zee-eenden worden uitgevoerd in vier deelgebieden. De jaarlijkse midwintertelling omvat circa300 meetlocaties.

Controle- en correctiemethoden

Er is een handleiding (PDF: 3,2 MB), waarin opzet, uitvoering en verwerking van de tellingen beschreven worden. Bij de invoer van telgegevens vindt controle op fouten en onwaarschijnlijkheden plaats. De plausibiliteit van de uiteindelijke index- en trendcijfers wordt door SOVON Vogelonderzoek Nederland beoordeeld.

Weging

De cijfers van de afzonderlijke gebieden worden ongewogen opgeteld tot totalen per regio of landelijk.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?

Nauwkeurigheid

De non-respons (ontbrekende cijfers) worden bijgeschat met behulp van het verwerkingsprogramma U-Index. Betrouwbaarheidsintervallen voor de indexcijfers kunnen niet worden berekend vanwege het integrale karakter van de tellingen. De betrouwbaarheid is daarom eenmalig onderzocht in een simulatie-experiment, waaruit bleek dat de indexcijfers bij gangbare percentages ontbrekende cijfers betrouwbaar zijn.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De cijfers zijn over de gehele periode vergelijkbaar.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

De verwerking van alle natuurstatistieken lijkt veel op elkaar, daarom zijn zo veel mogelijk gestandaardiseerde en vergelijkbare processen en procedures voor alle statistieken in gang gezet. Ook worden alle uitkomsten aan externe deskundigen voorgelegd.