Oogstraming akkerbouw

Wat behelst het onderzoek?

Doel

Vaststellen van de oppervlakte akkerbouwgewassen en de (geraamde) opbrengsten per hectare bij Nederlandse bedrijven met akkerbouw. De gegevens worden gebruikt voor onderzoek en voor beleid (nationaal en internationaal). Het statistische bureau van de EU gebruikt de cijfers om de marktsituatie van akkerbouwgewassen goed in kaart te brengen. De uitkomsten worden verder onder andere gebruikt voor voorzieningsbalansen en het samenstellen van de Landbouwrekeningen.

Aanvang onderzoek

De oogstraming akkerbouw in de huidige vorm wordt sinds 1997 berekend.

Frequentie

Er worden in de periode augustus-oktober voorlopige ramingen gemaakt voor granen, peulvruchten, handelsgewassen, aardappelen en uien. In de periode januari-maart volgt dan de definitieve raming voor een breed assortiment akkerbouwproducten.

Publicatiestrategie

Zodra de gegevens zijn geanalyseerd worden deze op StatLine gepubliceerd en verzonden naar Eurostat. Voor de voorlopige ramingen is dat in september of oktober van het oogstjaar.
De resultaten van de definitieve oogstraming worden eind januari en eind maart na afloop van het oogstjaar gepubliceerd.

Hoe wordt het uitgevoerd?

Soort onderzoek

De voorlopige ramingen zijn gebaseerd op informatie uit de Landbouwtelling over de beteelde oppervlakten per akkerbouwgewas en informatie van Delphy over de (verwachte) opbrengsten per hectare.

De definitieve ramingen in januari en maart zijn gebaseerd op informatie over de beteelde oppervlakten per akkerbouwgewas en steekproefonderzoek onder bedrijven met akkerbouwgewas naar de niet-geoogste oppervlakte (misoogst) en de opbrengst.

Waarnemingsmethode

Dataverzameling vindt plaats via inspectie van de gewassen (door Delphy) en door enquêtering onder agrarische bedrijven met akkerbouwgewassen (door CBS).

Toelichting:

Voorlopige oogstraming:
Twee keer in het jaar krijgen vier regionale contactpersonen van Delphy een invullijst voor de diverse gewassen voor diverse landbouwgebieden.

Deze contactpersonen winnen informatie in bij hun collega's in de geselecteerde gebieden. Op basis van hun expertise, ervaringen bij de klanten en gesprekken met andere betrokkenen in het gebied, maken zij een inschatting van de opbrengstverwachting. Mede op basis van de ervaringen van voorgaande jaren wordt een voorlopige raming van de opbrengst per hectare opgesteld. In 2018 zijn ter ondersteuning van deze kwalitatieve schattingsmethode proefrooiingen uitgevoerd voor aardappelen en zaai-uien.

Tijdens de inventarisatie van de gegevens zijn veel aardappelen, uien en soms ook granen nog niet geoogst. Weersomstandigheden na die periode kunnen de opbrengst nog beïnvloeden.

Definitieve oogstraming:
De definitieve oogstraming komt tot stand op basis van cijfers uit een CBS-steekproefonderzoek onder bedrijven met akkerbouw. Bij de definitieve uitkomsten wordt de beteelde oppervlakte verminderd met de oppervlakte waarvan niet geoogst wordt. Voor een beperkt aantal gewassen wordt gebruik gemaakt van bestaande registraties.

Waarnemingspopulatie

Agrarische bedrijven met akkerbouwgewassen die tot de scope van de Landbouwtelling behoren. Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard Bedrijfs Indeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip ‘actieve landbouwer’ uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Met ingang van 2010 wordt een nieuwe norm voor de economische omvang van bedrijven en een nieuwe bedrijfstypering gehanteerd. Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in NGE (Nederlandse Grootte-Eenheid). Met ingang van 2010 is dit vervangen door SO (Standaard Opbrengst). Hierdoor wijzigt de ondergrens voor opname van bedrijven in de populatie van de Landbouwtelling van 3 NGE in 3000 euro SO.

Steekproefomvang

De steekproef omvat circa 5.000 bedrijven van in totaal circa 18 000 bedrijven (2018) die volgens de opgave in de Landbouwtelling tot de waarnemingspopulatie behoren.

Controle- en correctiemethoden

De gegevens worden bij binnenkomst op microniveau gecontroleerd op direct aanwijsbare fouten en vervolgens gecorrigeerd. Bij de verdere analyse (op meso- en macroniveau) wordt op plausibiliteit van de gegevens gecontroleerd, o.a. door relatiecontroles en vergelijkingen met vorig jaar.

Weging

Ophoging op basis van totalen (kaders) uit de Landbouwtelling.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?

Nauwkeurigheid

De statistische betrouwbaarheid van de gepubliceerde opbrengsten uit de definitieve raming zijn per gewas verschillend. Grofweg geldt dat de statistische marge, bij een 95 procent betrouwbaarheidsinterval, als volgt is:
Marge is minder dan 5 procent voor: tarwe, gerst, aardappelen), suikerbieten, snijmaïs, zaaiuien, vlas, hennep, bruine bonen.

Marge is tussen 5 en 10 procent voor: korrelmaïs, cichorei, koolzaad.
Marge is tussen 10 en 25 procent voor: rogge, haver, triticale, corn cob mix.