Inzicht in CO2-uitstoot van particuliere hypotheekportefeuilles

5. Validatie

Er zijn een aantal analyses uitgevoerd op geaggregeerd niveau, om te controleren of de gebruikte bestanden de juiste populatie van hypotheken bevat voor de 7 PCAF-banken. Ook is gekeken of er geen opvallende afwijkingen zijn voor één of meerdere van de banken. Er is gekeken naar de totale hypotheekschuld, het aantal leningen, het aantal leningen met saldo 0, een vergelijking gemaakt van hypotheek- en woonadressen, het aantal woningen met niet plausibele aardgas- en/of elektriciteitsleveringen en de verdeling van deze leveringen. Het doel was om zeker te stellen dat de cijfers in dit project inhoudelijk vergelijkbaar zijn met de cijfers die PCAF tot nu toe zelf heeft berekend.

De cijfers zijn steeds voor de 7 PCAF-banken en voor alle hypotheekverstrekkers in Nederland samen bepaald. Vanwege de gevoeligheid van sommige informatie is in een aantal gevallen alleen het landelijk gemiddelde getoond en aangegeven voor welke van de 7 PCAF-banken de cijfers een grotere afwijking van dat gemiddelde vertonen.

Allereerst is gekeken naar de totale uitstaande hypotheekschuld (inclusief bouwdepots) per financiële instelling ultimo 2015 en 2016. Grote financiële instellingen hebben vaak complexe organisatiestructuren en het kan zijn dat hypotheken onder meerdere bedrijfsonderdelen ondergebracht zijn. Zoals eerder aangegeven is een selectie gemaakt aan de hand van RSIN-identificatienummers. Het blijkt dat er ook bedrijfsonderdelen opgenomen zijn die voornamelijk commerciële leningen aanbieden. Door het vergelijken van de totale uitstaande hypotheekschuld lijkt het dat commerciële leningen aan privé-personen zoals artiesten en sporters ook meegenomen zijn. Deze leningen zijn niet voor elke financiële instelling te onderscheiden en daarom is besloten ze integraal mee te nemen. De totalen komen voor alle 7 financiële instellingen van PCAF goed overeen met hun eigen cijfers.

Voor een deel van de leningen die aan de Belastingdienst geleverd worden, is de totale uitstaande hypotheekschuld aan het einde van het jaar 0 of negatief. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij overgesloten hypotheken. We zullen deze hypotheken in het vervolg aanduiden met ‘Saldo 0’. In Tabel 2 is voor 2015 het totale aantal geïdentificeerde hypotheken per financiële instelling en het aandeel, qua aantallen, met saldo 0 getoond. Voor heel Nederland gemiddeld gaat het om 6,0 procent van de hypotheken. Deze hebben een aandeel van 5,4 procent in de elektriciteitsleveringen en 5,8 procent in de aardgasleveringen. Ze zijn in het vervolg niet meegenomen, omdat de betreffende hypotheek afgelost is. Als deze is overgesloten, wordt de nieuwe hypotheek met een positief saldo wel meegenomen. Ook het aantal hypotheken per financiële instelling met een positief saldo komt goed overeen met de eigen cijfers voor de zeven PCAF-banken.

Tabel 2: Aandeel hypotheken met uitstaande hypotheekschuld van 0 Euro naar aantal, elektriciteits- en aardgaslevering.
FinanciëleAantal pandenAandeel van hypotheken met saldo 0
Instelling[x 1000]AantalElektriciteitsleveringAardgaslevering
ABN AMRO Bank8597,0%6,4%6,9%
De Volksbank3065,5%5,0%5,3%
ASR Nederland414,4%4,3%4,6%
ING Bank6385,6%5,0%5,4%
De Coöperatieve Rabobank1.3335,8%5,1%5,4%
Triodos Bank2,43,6%4,0%4,1%
Van Lanschot13,75,0%4,2%4,3%
Totaal NL4.1206,0%5,4%5,8%

In Tabel 3 is een vergelijking te zien van het woonadres met een eventueel gevonden adres volgens de aangifte inkomstenbelasting. Gemiddeld is er zowel in 2015 en 2016 in 87,5 procent van de gevallen een adres gevonden en komt dit overeen met het woonadres. In 1,9 procent van de gevallen uit 2015 is een adres gevonden, maar verschilt het van het woonadres. In 10 procent van de gevallen is geen adres gevonden in de belastingaangifte, maar hadden alle personen die met de hypotheek verbonden zijn wel hetzelfde woonadres. In 0,6 procent was ook geen adres gevonden in de belastingaangifte, maar hadden de personen verschillende woonadressen. Zoals eerder aangegeven is dan willekeurig 1 adres gekozen.

Tabel 3: Vergelijking hypotheekadres volgens aangifte inkomstenbelasting en woonadres.
JaarAdressen gelijkAdressen niet gelijkAlleen 1 woonadresVerschillende woonadressen
201587,5%1,9%10,0%0,6%
201687,5%1,7%10,2%0,7%

Bij Triodos en Van Lanschot is er minder vaak een overeenstemming tussen hypotheek- en woonadres; voor Triodos wijkt het woonadres wat vaker af van het adres volgens de aangifte inkomstenbelasting en bij Van Lanschot kon wat vaker geen hypotheekadres gevonden worden in het bestand van de Belastingdienst.

Zoals al eerder aangegeven kan niet voor elke woning in Nederland de elektriciteits- en aardgasleveringen bepaald worden. In dergelijke gevallen is een schatting gemaakt van de aardgas- en elektriciteitsleveringen. Uit Tabel 4 blijkt dat in 2015 voor 9,1 procent van de hypotheken de elektriciteitsleveringen zijn geschat en voor 13,3 procent de aardgasleveringen. In 2016 ging het om respectievelijk 8,1 en 12,6 procent. Voor een deel van deze gevallen kon het hypotheek object niet gekoppeld worden met de energiebestanden. In 2015 ging het om 0,5 procent van de hypotheken en in 2016 was dit 0,3 procent. Vermoedelijk zijn dit grotendeels nieuwe woningen die nog niet verwerkt zijn in de registers van het CBS en daarom is een energielevering van 0 kWh en 0 m3 aardgas aangenomen.

Tabel 4: Aandeel hypotheken waarvoor missende waarden zijn geschat.
JaarElektriciteitAardgasGeen koppeling
20159,1%13,3%0,5%
20168,1%12,6%0,3%
 De laatste kolom geeft het aandeel hypotheken waarvan de woning helemaal niet met de CBS registers gekoppeld kon worden.

Voor de meeste financiële instellingen van PCAF is een vergelijkbaar percentage elektriciteits- en aardgasleveringen geschat. Alleen voor Triodos en Van Lanschot liggen de percentages hoger. Voor woningen met onbekende eigendomsverhouding is de energielevering vaker onbekend. Datzelfde geldt voor vrijstaande woningen. Bij Triodos is het aandeel woningen met onbekende eigendomsverhouding met 21,5 procent hoger dan bij de andere 6 PCAF–banken, waar het aandeel tussen 0,7 en 2,6 procent ligt. Bij Van Lanschot is het aandeel vrijstaande woningen hoger dan bij de andere financiële instellingen.

Figuur 1 toont de verdeling van de elektriciteits- en aardgasleveringen in 2016 voor alle woningen die belast zijn met een hypotheek. De piek in beide figuren bij een levering van 0 is het gevolg van de hypotheken die niet koppelden en waarvoor een elektriciteits- en aardgaslevering van 0 geschat is. De verdeling voor 2015 is vergelijkbaar.
Van de PCAF-banken is de gemiddelde elektriciteits- en aardgaslevering voor ASR en Triodos wat lager. Voor de woningen met een hypotheek bij Van Lanschot is zowel de elektriciteits- als aardgaslevering gemiddeld aanzienlijk hoger. Daarbij moet aangemerkt worden dat het gemiddelde gebruiksoppervlak volgens de BAG bij Van Lanschot hypotheken ook aanzienlijk hoger is. Het gemiddelde gebruiksoppervlak bij ASR hypotheken is iets lager dan gemiddeld, terwijl dat bij Triodos vergelijkbaar is met de overige banken. 2015 en 2016 vertonen hier een vergelijkbaar patroon.

Figuur 1 Verdeling van elektriciteitslevering voor hypotheekpanden in Nederland in 2016
elektriciteitsverbruik (kWh)N x duizend (N x 1 000)
25039,031
50024,393
75035,436
100059,497
125094,776
1500132,756
1750168,724
2000205,133
2250233,803
2500249,098
2750262,113
3000269,801
3250272,073
3500264,172
3750249,457
4000227,439
4250204,989
4500181,088
4750164,299
5000135,671
5250114,278
550095,647
575079,887
600066,803
625054,185
650045,406
675037,738
700031,357
725026,335
750022,373
775019,208
800016,089
825013,449
850011,483
875010,018
90008,085
92506,387
95004,95
97504,377
100004,054
102503,439
105002,602
107502,417
110002,056
112501,876

Figuur 1 Verdeling van aardgaslevering voor hypotheekpanden in Nederland in 2016
aardgasverbruik (m3)N x duizend (N x 1 000)
10031,384
20018,287
30028,105
40040,522
50058,445
60080,731
700107,428
800147,095
900191,829
1000228,619
1100237,72
1200275,879
1300269,849
1400274,731
1500252,206
1600229,102
1700206,648
1800185,232
1900163,139
2000146,611
2100132,312
2200113,834
2300100,835
240087,924
250075,609
260065,066
270055,804
280048,106
290040,12
300033,78
310029,199
320024,791
330021,354
340018,197
350015,983
360013,917
370012,631
380010,655
39009,584
40008,328
41007,329
42006,167
43005,33
44004,534
45004,061
46003,542
47003,055
48002,78
49002,467
50002,42
51002,165
52001,909
53001,711
54001,65
55001,496
56001,4
57001,255
58001,067
59000,936
60000,87

Naast het bewonersgedrag heeft de leeftijd van een woning in het algemeen invloed op het energieverbruik van de woning. Als grove benadering voor de leeftijdsverdeling is de eerste ingangsdatum van een lening gebruikt. Het patroon dat te zien is in Tabel 5 voor alle Nederlandse hypotheken samen, namelijk dat nieuwere woningen (of beter: recenter afgesloten hypotheken) gemiddeld een lagere aardgas- en elektriciteitslevering hebben, is te verwachten. Dit is een gevolg van de steeds hogere eisen op het gebied van duurzaamheid aan de bouw van nieuwe woningen. Dat de benadering via de ingangsdatum van de hypotheek niet perfect is, is te zien aan de hogere aardgaslevering voor hypotheken in 2015 met ingangsdatum 2011 of later.

Tabel 5: Gemiddelde elektriciteits- en aardgaslevering van alle Nederlandse hypotheken naar afsluitdatum hypotheek.
JaarType[-, 2000][2001, 2005][2006, 2010][2011, +]Totaal
2015elektriciteit3.6733.7453.6283.4753.573
20163.6813.6773.5943.1733.510
2015Aardgas1.6281.5361.4611.5161.518
20161.7241.6031.5331.4611.589

De gegevens voor de PCAF-banken vertonen dezelfde trend (hier niet getoond). Bij Triodos is het aandeel nieuwe hypotheken aanzienlijk hoger, wat grotendeels de lagere gemiddelde aardgaslevering in 2015 en 2016 verklaart. De elektriciteitslevering bij Triodos is echter zelfs vergeleken met andere nieuwere hypotheken aanzienlijk lager. De hogere energielevering bij Van Lanschot is aanwezig bij alle ‘leeftijdscategorieën’. Bij ASR vertonen met name de recentere hypotheken een wat lagere elektriciteits- en aardgaslevering dan het landelijk gemiddelde.
De conclusie van de validatie is dat de afgebakende populatie vergelijkbaar is met de gegevens die door PCAF gebruikt zijn. Hoewel er nog verbeteringen in de kwaliteit mogelijk zijn, is de verwachting dat de cijfers op basis van dit onderzoek een betere totaalschatting per financiële instelling zullen geven dan de schatting op basis van de gemiddelde energielevering per energielabel.