Arbeidsparticipatie naar leeftijd en geslacht

De nettoarbeidsparticipatie kwam in het eerste kwartaal van 2024 uit op 73,0 procent. In hetzelfde kwartaal een jaar eerder was het aandeel werkenden 0,3 procentpunt lager, namelijk 72,7 procent. In alle leeftijdsgroepen op jongeren na werken vrouwen minder dan mannen. Het grootste verschil is te zien onder 55-plussers.

Grootste man-vrouw-verschil in arbeidsparticipatie onder 55-plussers

Van de mannen werkt een groter deel dan van de vrouwen. In het eerste kwartaal van 2024 was de nettoarbeidsparticipatie onder vrouwen 68,9 procent, onder mannen was dit 77,1 procent. Het verschil in arbeidsdeelname tussen mannen en vrouwen varieert per leeftijdsgroep. Bij jongeren tot 25 jaar is de arbeidsdeelname onder mannen 0,3 procentpunt lager. Boven die leeftijd blijft de arbeidsparticipatie van vrouwen achter bij die van mannen. Een relatief groot deel van de vrouwen werkt dan niet vanwege zorgtaken voor gezin of huishouden. Onder 55-plussers was het verschil het grootst.

Iets sterkere toename arbeidsparticipatie bij mannen en vrouwen

Tussen het eerste kwartaal van 2023 en het eerste kwartaal van 2024 nam de arbeidsdeelname bij mannen iets sterker toe dan bij vrouwen (0,4 versus 0,3 procentpunt). De arbeidsdeelname onder 35- tot 55-jarigen nam af.

  

In de periode 2013-2023 grootste stijging bij vrouwen van 55 tot 65 jaar

De nettoarbeidsparticipatie nam in de periode 2013-2023 toe bij mannen en vrouwen in alle leeftijdsgroepen, maar het sterkst onder 55- tot 65-jarige vrouwen: van 49,3 procent in 2013 tot 68,3 procent in 2023 (+19,0 procentpunt). Bij mannen in die leeftijdsgroep was er eveneens sprake van een forse stijging (+14,1 procentpunt). In 2020 - het eerste coronajaar - daalde de arbeidsdeelname bij zowel mannen als vrouwen, maar vooral bij jonge mannen en vrouwen tot 25 jaar. In de daaropvolgende jaren steeg de arbeidsdeelname weer.

Cijfers op StatLine: Arbeidsdeelname; kerncijfers