CBS vernieuwt statistiek cao-lonen; basisjaar verschuift van 2010 naar 2020

In december 2023 start het CBS met een nieuwe reeks cao-lonen. De reeks 2010=100 wordt opgevolgd door de reeks 2020=100. Eens in de tien jaar worden de basisgegevens voor de reeksen met cao-lonen opnieuw vastgesteld en de uitkomsten opnieuw berekend. Bij deze basisverlegging wordt de samenstelling van de statistiek vernieuwd en worden de basisgegevens geactualiseerd, waarbij nu wordt uitgegaan van de situatie in 2020. Hierdoor sluiten de uitkomsten vanaf 2020 van de nieuwe reeks beter aan op de werkelijkheid dan de uitkomsten van de oude reeks.

De nieuwe reeks 2020=100 wordt gepubliceerd vanaf 7 december 2023. Gepubliceerde uitkomsten vanaf verslagjaar 2020 worden herzien en opnieuw gepubliceerd. De oude reeks 2010=100 is daarmee beëindigd. Bij de statistiek wordt niet alleen gepubliceerd over de ontwikkeling van cao-lonen, maar ook over de ontwikkeling van contractuele loonkosten en de contractuele arbeidsduur.

Cao’s

Nederland telt ongeveer 800 cao’s, waarvan er 600 betrekking hebben op minstens honderd werknemers. In de statistiek Indexcijfers van cao-lonen zijn 208 cao’s opgenomen. Dat zijn in beginsel alle grotere cao’s (vanaf 2 500 werknemers) en een steekproef van kleinere cao’s. Op deze manier is ongeveer 95 procent van alle cao-werknemers direct in de uitkomsten vertegenwoordigd. Bij de start van de reeks 2010=100 werden nog 225 cao’s gevolgd. Er zijn nu dus iets minder cao’s in de statistiek opgenomen. Hierbij speelt een rol dat een aantal cao’s zijn samengegaan tot grotere cao’s. Ook zijn enkele cao’s inmiddels opgezegd of is het aantal werknemers dat onder de cao valt sterk teruggelopen. Anderzijds zijn in de nieuwe reeks ook enkele nieuwe cao’s opgenomen. Niet elke cao telt even zwaar in de uitkomsten. Naargelang een hogere loonsom is gemoeid met de cao, wordt hieraan een zwaarder gewicht toegekend. Drie kwart van alle werknemers valt onder een cao.

Hoewel het aantal cao’s is gewijzigd, is de methode waarop de indexcijfers voor de reeks 2020=100 berekend worden ten opzichte van de reeks 2010=100 gelijk gebleven.

Door te rekenen met een nieuw basisjaar veranderen ten eerste de indexcijfers vanaf 2020 (zie staat 1). Uit die staat blijkt ook dat de ontwikkeling voor 2021 en 2022 gelijk is gebleven in de nieuwe reeks voor de cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen. Dat is niet vanzelfsprekend. Doordat de reeks vernieuwd is, kunnen de uitkomsten over de recente perioden anders uitpakken dan bij de oude reeks. Dat is op het niveau van de bedrijfstakken soms het geval. Dit geldt bijvoorbeeld voor de landbouw en visserij. Bij de oude reeks stegen de cao-lonen in deze bedrijfstak in 2021 en 2022 met respectievelijk 1,6 procent en 2,0 procent. Bij de nieuwe reeks is dat 1,2 procent en 2,5 procent geworden.

Hiervoor kunnen diverse oorzaken zijn. Zo kan de bedrijfstak nu een cao meer of minder tellen, of het aandeel dat de verschillende cao’s hebben in de bedrijfstak kan gewijzigd zijn. Ook het feit dat de structuur van een cao is veranderd (een andere verdeling van de banen over de schalen in de loontabellen die in de cao’s staan) kan invloed hebben op de berekening van de loonontwikkeling. Verder kan het zijn dat er na het vaststellen van de definitieve cijfers bij de oude reeks toch nog nieuwe cao-loonafspraken zijn gemaakt, die in de oude reeks pas bij het nieuwe kalenderjaar meegeteld konden worden, terwijl deze bij het begin van de nieuwe reeks wel in het juiste kalenderjaar geteld worden.

1. Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen
IndexOntwikkeling (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2010=1002020=1002010=1002020=100
2020117,8100,0
2021120,3102,12,12,1
2022124,2105,43,23,2

Eerstgepubliceerde cijfers, huidige cijfers, voorlopige en definitieve cijfers

De maandcijfers worden binnen één week na afloop van een kalendermaand gepubliceerd. Dit is het zogenoemde eerstgepubliceerde cijfer en dit verandert niet meer. Naast deze cijfers zijn er de zogeheten huidige cijfers. Bij de huidige indexcijfers zijn alle cao's verwerkt waarvan op dat moment de inhoud bekend is. Cao’s waarvan de looptijd is verstreken, of verouderde cao’s waarvoor nog geen nieuwe cao is overeengekomen, tellen niet mee vanaf de maand dat de nieuwe cao had moeten ingaan.

Per maand wordt voor de cao’s die nog wel van kracht zijn berekend wat de loon-, loonkosten- en arbeidsduurmutatie is ten opzichte van de voorgaande maand. Op deze wijze worden reeksen voorlopige indexcijfers samengesteld, die op steeds minder cao’s zijn gebaseerd, naarmate de verslagmaand dichter bij het heden ligt. Uit het percentage afgesloten cao’s blijkt op hoeveel procent van de cao’s de uitkomsten berusten.

Cao’s kunnen ook met terugwerkende kracht worden afgesloten. Zolang de indexcijfers nog niet definitief zijn, worden deze cao’s in de statistiek verwerkt vanaf de maand dat de cao met terugwerkende kracht alsnog is gaan gelden. Hierdoor kunnen de voorlopige uitkomsten steeds iets veranderen, naarmate meer cao’s zijn afgesloten. In het tweede kwartaal na het verslagjaar worden de indexcijfers definitief vastgesteld. Voor cao’s die dan nog niet zijn afgesloten wordt aangenomen dat de cao-lonen niet wijzigen voor dat verslagjaar. Definitieve cijfers veranderen niet meer.

De gepubliceerde ontwikkelingscijfers geven de procentuele mutatie weer ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Deze cijfers worden altijd berekend op basis van de huidige versie van de uitkomsten. Bij de reeks 2010=100 werden deze ontwikkelingscijfers ook bij de eerstgepubliceerde cijfers gepubliceerd. Om verkeerd gebruik van die cijfers te voorkomen, worden zij bij de nieuwe reeks niet meer gepubliceerd. Desgewenst kan men zelf ook ontwikkelingscijfers berekenen uit de gepubliceerde indexcijfers.

In de StatLinepublicatie voor 2020=100 zijn ook de beschikbare ontwikkelingscijfers 1972-2020 opgenomen uit de voorgaande reeksen. Voor 1972-2019 zijn nog geen indexcijfers op basis van 2020=100 beschikbaar, die cijfers worden later toegevoegd.

Publicatiegroepen

Bij de reeks 2020=100 worden uitkomsten over dezelfde bedrijfstakken en bedrijfsklassen gepubliceerd als bij de reeks 2010=100, met uitzondering van:

  • de publicatiegroep Uitzend- en uitleenbureaus; pools (sbi 782) is nu vervallen; vanwege veranderingen in de cao’s die betrekking hebben op uitzendkrachten, is afzonderlijke publicatie van deze bedrijfsklasse niet langer mogelijk
  • de bedrijfstakken T Huishoudens en U Extraterritoriale organisaties zijn toegevoegd; omdat het totaalcijfer over alle cao’s betrekking heeft op de bedrijfstakken A t/m U, zijn in de publicatie voor 2020=100 nu ook de bedrijfstakken T en U opgenomen, maar omdat er in deze twee bedrijfstakken geen cao’s voorkomen, is er ook geen sprake van een cao-loonontwikkeling, zodat er voor deze twee bedrijfstakken geen cijfers in de StatLinetabel staan.

Indexeringsclausules in contracten

De uitkomsten van de statistiek Indexcijfers van cao-lonen worden veel gebruikt in indexeringscontracten. Het gaat daarbij om wettelijke indexeringen, bijvoorbeeld voor alimentatie, en om tal van particuliere leveringscontracten, bijvoorbeeld onderhoudscontracten. Bij deze indexeringen moet rekening worden gehouden met de overgang van de reeks 2010=100 naar de reeks 2020=100. Vanaf december 2023 worden de uitkomsten van de reeks cao-lonen 2010=100 namelijk niet meer geactualiseerd. Daarbij geldt dat de uitkomsten voor 2010=100 tot en met 2022 definitief zijn, terwijl de cijfers van januari 2023 tot en met oktober 2023 voorlopig zijn en niet meer geactualiseerd zullen worden.

Voor zover in indexeringscontracten gebruik wordt gemaakt van de indexcijfers cao-lonen 2010=100, kan dat tot en met de uitkomsten over oktober 2023 (voor eerstgepubliceerde indexcijfers) dan wel tot en met december 2022 (voor definitieve indexcijfers).

Vanaf de cijfers over november 2023 (eerstgepubliceerde indexcijfers) of januari 2023 (voor definitieve indexcijfers) moet gebruik worden gemaakt van de reeks 2020=100. Hierbij kunnen zich twee situaties voordoen:

  1. indexeringscontracten waarin gebruik wordt gemaakt van de cao-loonindexcijfers om daaruit een procentuele mutatie te berekenen, of
  2. indexeringscontracten waarin andere berekeningen worden gemaakt, gebaseerd op de indexcijfers 2010=100 (of oudere reeksen).

a. In het eerste geval is het advies: bereken voortaan de procentuele ontwikkeling uit de indexcijfers van de reeks 2020=100. De procentuele ontwikkeling wordt berekend door het indexcijfer van dit jaar te delen door het overeenkomstige indexcijfer van het voorgaande jaar, te verminderen met 1 en het resultaat daarvan te vermenigvuldigen met 100 procent. Dit advies geldt ook als sprake is van een indexering waarbij de procentuele ontwikkeling elk jaar berekend wordt door het huidige indexcijfer te vergelijken met het overeenkomstige indexcijfer dat in het voorgaande jaar werd gebruikt. Door de overgang van de reeks 2010=100 naar de reeks 2020=100 zal dan eenmalig een uitzondering moeten worden gemaakt, en moet de procentuele ontwikkeling worden berekend op basis van twee indexcijfers van de reeks 2020=100.

Voorbeeld: bij indexering op basis van het eerstgepubliceerde indexcijfer voor de maand november van cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor het totaal van alle economische activiteiten in de cao-sector particuliere bedrijven geldt in 2023 (zie Indexcijfers van cao-lonen (2020=100)):

  • het eerstgepubliceerde indexcijfer november 2023 (2020=100) is 112,7
  • het eerstgepubliceerde indexcijfer november 2022 (2020=100) is 105,9.

De procentuele ontwikkeling is dan gelijk aan:

(indexcijfer november 2023 / indexcijfer november 2022 - 1 ) x 100 procent,
dus (112,7 / 105,9 – 1) x 100 procent = 6,4 procent.

b. In het tweede geval is het advies: neem het laatst-gebruikte indexcijfer uit de reeks 2010=100, en verhoog dit indexcijfer met de procentuele ontwikkeling die daarna uit de indexcijfers van de reeks 2020=100 blijkt.

Ook hierbij een voorbeeld: bij indexering op basis van het definitieve indexcijfer voor het jaarcijfer van de contractuele loonkosten per uur voor de bedrijfstak industrie geldt (zie Indexcijfers van cao-lonen (2020=100) en Indexcijfers van cao-lonen (2010=100)):

  • het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2023 (2020=100) is 111,6 (fictief)
  • het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2022 (2020=100) is 105,7
  • het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2022 (2010=100) is 131,2.

Met behulp van deze drie indexcijfers kan als volgt een indexcijfer berekend worden dat in overeenstemming is met de in het verleden gebruikte indexcijfers van de reeks 2010=100:

(indexcijfer jaar 2023, reeks 2020 / indexcijfer jaar 2022, reeks 2020) x
(indexcijfer jaar 2022, reeks 2010), dus

(111,6 / 105,7) x 131,2 = 138,5 (fictief).

Let op: het definitieve indexcijfer jaargemiddelde 2023 (2020=100) is nog niet bekend; dit cijfer wordt in het tweede kwartaal van 2024 gepubliceerd. De vermelde “111,6” is een fictief cijfer.

Voor vragen over de statistiek Indexcijfers van cao-lonen kunt u contact opnemen met de Infoservice van het CBS.