
Hoeveel brandstof verbruikt het Nederlandse wegvervoer?
De elektrische auto is sterk in opmars, mede door de fiscale stimulering. Daarnaast is ook rijden op gecomprimeerd aardgas (CNG) in opkomst. Aardgas is goedkoop en heeft een lage CO2 uitstoot. Nadelen zijn de beperkte verkrijgbaarheid en de lage energiedichtheid waardoor een grotere tank nodig is bij gelijke actieradius. Sinds 2015 kan er ook vloeibaar aardgas getankt worden, daarvoor hoeft de aardgastank minder groot te zijn. Het aandeel van elektriciteit en aardgas in de totale afzet bedraagt minder dan 1 procent, maar is in 2019 wel gestegen.
Het verbruik van vloeibare biotransportbrandstoffen voor het wegvervoer is in 2018 met 51 procent gestegen. In 2016 daalde het verbruik van biobrandstoffen nog met ruim 20 procent. Deze ontwikkelingen houden verband met de regelgeving voor biobrandstoffen. In de Nederlandse wetgeving is sinds 2007 de zogenaamde bij-mengverplichting opgenomen. Deze houdt in dat in elke liter die in Nederland wordt getankt voor het wegverkeer, een percentage biobrandstof moet zitten. Dit percentage stijgt per jaar, om in 2020 uit te komen op 10. Eigenlijk ligt dit percentage voor Nederlandse bedrijven nog hoger, omdat biobrandstoffen ook bijdragen aan de algemene doelstelling voor hernieuwbare energie, waar Nederland behoorlijk in achter loopt. Het verbruik van biobrandstoffen voor wegvervoer loopt echter niet gelijk op met de verplichting, onder andere omdat sommige typen biobrandstoffen dubbel meetellen onder de wettelijke verplichting. Ook mogen brandstofleveranciers spaartegoed inzetten uit eerdere jaren om aan de jaarverplichting te voldoen. Ten slotte kan een deel van de verplichting worden ingevuld met inzet van biobrandstoffen in de internationale lucht- en scheepvaart.