Vast en flexibel werk: verschillen in uitkomsten

De gegevens over de arbeidsrelatie van werknemers zijn gebaseerd op de Enquête beroepsbevolking (EBB). Sinds 2018 laat de EBB een toename zien van het percentage werknemers met een vaste arbeidsrelatie en een afname van het percentage met een flexibele arbeidsrelatie. Daarnaast publiceert het CBS op basis van de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) over banen van werknemers waarbij eveneens onderscheid wordt gemaakt tussen vast en flex. Bij vaste banen gaat het om reguliere werknemersbanen met een contract voor onbepaalde tijd; bij flexibele banen gaat het om reguliere werknemersbanen met een contract voor bepaalde tijd, uitzendbanen, oproepbanen en stagebanen. Anders dan de EBB laat de SWL geen toename van het percentage vaste banen zien. Tot 2019 nam het percentage vaste banen volgens de SWL af; gedurende de eerste helft van 2019 bleef het vrijwel stabiel.

De SWL en EBB verschillen op een aantal punten van elkaar. De SWL is gebaseerd op alle werknemersgegevens over banen en lonen in de Polisadministratie van UWV. De EBB is een enquête die bij werkende en niet-werkende personen wordt afgenomen. Elk van beide waarnemingsmethoden kent onzekerheden, zoals administratieve fouten, non-respons en steekproefmarges. Daarnaast zijn er ook populatieverschillen tussen de SWL en de EBB:

  • In de SWL zijn banen van werknemers het uitgangspunt, de EBB gaat uit van werkende personen. Werkende personen kunnen meerdere banen hebben, waardoor het aantal banen groter is dan het aantal werkende personen. Bij meerdere banen gaat het relatief vaak om flexibele banen.
  • In de SWL gaat het om werknemersbanen in Nederland. Daarom zijn zowel werknemers opgenomen die in Nederland wonen als werknemers die in het buitenland wonen. De EBB bevat werknemers die in Nederland wonen (waarbij personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen - de institutionele bevolking - zijn uitgesloten) en eventueel in het buitenland werken, maar geen werknemers die in het buitenland wonen en hier werken. De laatsten hebben relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie.
  • In de EBB-cijfers over de werkzame beroepsbevolking zijn werknemers jonger dan 15 en ouder dan 74 jaar niet meegeteld. Deze zijn wel opgenomen in de SWL.
  • In de SWL worden directeuren-grootaandeelhouders (dga) beschouwd als werknemers. Ze zijn in loondienst van het (eigen) bedrijf. In de EBB tellen dga’s als zelfstandigen.
  • In de SWL wordt niet gepubliceerd over de bedrijfstakken Huishoudens en Extraterritoriale organisaties.

Het CBS onderzoekt momenteel in hoeverre de verschillen tussen EBB en SWL een rol spelen bij het uiteenlopende beeld van de recente ontwikkeling in vast en flexibel werk.