Berekening van de koopkrachtontwikkeling

De koopkrachtontwikkeling van een huishouden hangt af van drie factoren: de ontwikkeling van het inkomen, de gemiddelde ontwikkeling van de consumentenprijzen en evt. veranderingen in de samenstelling en de omvang van het huishouden. Om dit te illustreren volgt een voorbeeld, met daarbij de aanname dat de samenstelling en de omvang van het huishouden niet verandert.

In 2018 was het doorsnee besteedbaar inkomen van Nederlandse huishoudens 2 procent hoger dan in 2017. Voor een huishouden met een besteedbaar inkomen van 34 duizend euro in 2017 bedroeg het besteedbaar inkomen 34 680 euro in 2018, een stijging van 680 euro.
Tegelijk zijn in 2018 de consumentenprijzen met 1,7 procent gestegen. Een deel van het hogere inkomen wordt daarmee teniet gedaan door hogere prijzen. De koopkrachtontwikkeling is wat er van het extra inkomen overblijft na aftrek van het effect van hogere prijzen. In 2018 komt de doorsnee koopkrachtontwikkeling neer op 2 procent minus 1,7 procent, oftewel 0,3 procent. In het bovenstaande voorbeeld gaat van de inkomensstijging van 680 euro 575 euro op aan hogere prijzen. Het restant van 105 euro is wat het huishouden werkelijk meer te besteden heeft, gecorrigeerd voor hogere consumentenprijzen.

Besteedbaar inkomen 2017 34 000 euro
Besteedbaar inkomen 2018 34 680 euro
Verandering / ontwikkeling inkomen 680 euro / 2%
Stijging consumentenprijzen 1,7%
Reële koopkrachtontwikkeling 2018 0,3% (= 2% – 1,7%)
Reële koopkrachtverandering 2018 105 euro (= 0,3% * 34 000 euro)