Technische toelichting

CBS-statistieken over de arbeidsmarkt

Banen

Cijfers over banen van werknemers en zelfstandigen zijn uitkomsten van de Arbeidsrekeningen. De Arbeidsrekeningen maken deel uit van de Nationale rekeningen, de officiële boekhouding van de Nederlandse economie. Bij de Arbeidsrekeningen gaat het om de werkgelegenheid bij bedrijven, instellingen en particuliere huishoudens in Nederland. Alle betaalde arbeid telt hierbij mee, ongeacht de leeftijd of het woonland van de werkende, of het aantal uren dat iemand per week werkt.

De werkgelegenheid wordt bij de Arbeidsrekeningen op vier manieren gekwantificeerd: het aantal werkzame personen, het aantal banen van werkzame personen, het aantal arbeidsjaren (waarbij deeltijdbanen zijn omgerekend tot het equivalent van voltijdbanen) en het arbeidsvolume op basis van het totaal aantal gewerkte uren. Het verschil tussen werkzame personen en banen van werkzame personen is dat een persoon tegelijkertijd meerdere banen kan hebben (bijbanen).

De belangrijkste bronnen bij het samenstellen van de Arbeidsrekeningen zijn de banenbestanden op basis van de polisadministratie van het UWV, het bestand Satelliet Zelfstandige Ondernemers (SZO) en de Inkomensstatistiek. De Nationale rekeningen en daarbinnen de Arbeidsrekeningen zijn in juni 2018 gereviseerd voor het verslagjaar 2015, waarbij tijdreeksen zijn gemaakt vanaf 1995.

Omdat niet alle brongegevens van de Arbeidsrekeningen en de Nationale rekeningen direct bij eerste publicatie beschikbaar zijn, wordt gewerkt met een cyclus van voorlopige, nader voorlopige en definitieve cijfers. Voor de kwartaalcijfers geldt dat de eerste uitkomsten uiterlijk 45 dagen na afloop van een kwartaal worden gepubliceerd. De uitkomsten van deze zogenaamde flashraming kunnen wijzigen op grond van nieuwe statistische informatie. Zo is bij de tweede raming, die uiterlijk 90 dagen na afloop van het kwartaal wordt gepubliceerd, meer respons beschikbaar van belangrijke bronstatistieken.

Een baan is een expliciete of impliciete overeenkomst tussen een persoon en een in Nederland gevestigde economische eenheid (een bedrijf, instelling of particulier huishouden) om gedurende een bepaalde periode of tot nader order tegen beloning werk te verrichten. De niet-bezette arbeidsplaatsen (vacatures) tellen dus niet mee in het aantal banen. Naast banen van werknemers zijn er ook banen van zelfstandigen. De persoon valt dan (al dan niet met anderen) samen met het bedrijf. Een zelfstandige kan ook meerdere banen hebben, bijvoorbeeld als iemand een autorijschool heeft en daarnaast ook werkzaam is als vertaler.

Werknemers zijn personen die op grond van een arbeidsovereenkomst betaald werk verrichten voor een bedrijf, instelling of particulier huishouden en waarvan de betaling (in geld en/of in natura) als beloning van werknemers wordt geregistreerd. Bij Arbeidsrekeningen en de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) behoren hiertoe ook de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s), terwijl de dga’s bij de EBB en de Inkomensstatistiek als zelfstandigen tellen. De SWL is gebaseerd op alle werknemersgegevens over banen en lonen. Deze gegevens zijn afkomstig van het UWV en de Belastingdienst.

Zelfstandigen zijn personen die arbeid verrichten voor eigen rekening of risico in een eigen bedrijf of praktijk, of in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid, of in een zelfstandig uitgeoefend beroep. Hiertoe behoren onder meer ook huishoudelijke hulpen, gastouders, babysitters, krantenbezorgers en folderaars. Meewerkende gezinsleden worden tot zelfstandigen gerekend tenzij zij een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) worden bij Arbeidsrekeningen tot de werknemers gerekend.

Gewerkte uren betreft het totale aantal uren dat werknemers en/of zelfstandigen gedurende de verslagperiode werkelijk hebben gewerkt. Niet-gewerkte uren wegens verlof of ziekte tellen dus niet mee.

Vacatures

Een vacature is een arbeidsplaats waarvoor buiten een onderneming of instelling personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden. Naast het aantal openstaande vacatures, wordt ook gepubliceerd over het aantal vacatures dat in de loop van het kwartaal is ontstaan en het aantal vacatures dat in de loop van het kwartaal is vervuld. Het aantal vacatures meet het CBS elk kwartaal met een enquête onder ruim 22 duizend bedrijven en overheidsinstanties.

Werkloze en werkzame beroepsbevolking

Als hoofdindicator voor de werkloosheid geldt de werkloze beroepsbevolking op basis van de internationale definitie: personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. De werkzame beroepsbevolking omvat alle personen die betaald werk hebben. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur. Zowel de werkloze beroepsbevolking als de werkzame beroepsbevolking betreffen alleen de personen van 15 tot 75 jaar die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).

De uitkomsten over de werkloze beroepsbevolking op basis van deze internationale definitie van de International Labour Organisation (ILO) gelden sinds 26 februari 2015 als de hoofdindicator van de werkloosheid. Daarvoor werd uitgegaan van de nationale definitie van de beroepsbevolking. De nationale definitie van de beroepsbevolking omvatte alleen mensen die substantieel werk hebben of willen hebben. Daarbij was de grens op twaalf uur per week gelegd. In 2015 behoorden volgens de nationale definitie ruim 7,2 miljoen personen tot de werkzame beroepsbevolking, tegenover 8,3 miljoen volgens de ILO-definitie. Naast het verschil in urengrens zijn er nog andere verschillen tussen de definities, zoals de periode waarin men gezocht heeft naar werk en de termijn waarop men kan starten. In 2015 waren er 614 duizend werklozen volgens de ILO-definitie, 66 duizend minder dan volgens de nationale definitie. Meer informatie over de verschillen tussen de nationale en de ILO-definitie staat in het artikel Werkloosheid: twee afbakeningen.

De cijfers over de werkloze beroepsbevolking en de werkzame beroepsbevolking zijn gebaseerd op de Enquête beroepsbevolking (EBB), een steekproefonderzoek dat maandelijks onder dertigduizend mensen in Nederland wordt gehouden.

Binnen de werkzame beroepsbevolking kan onderscheid worden gemaakt tussen werknemers en zelfstandigen. Werknemers worden onderverdeeld in werknemers met een vaste arbeidsrelatie en werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Een werknemer met vaste arbeidsrelatie heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week, terwijl een werknemer met een flexibele arbeidsrelatie een arbeidsovereenkomst heeft voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week.

Een zelfstandige is een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht:

  • in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer),
  • als directeur-grootaandeelhouder (dga),
  • in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid (meewerkend gezinslid), of
  • als overige zelfstandige.

Een zelfstandige zonder personeel (zzp) is een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur-grootaandeelhouder (dga) en die geen personeel in dienst heeft. Overige zelfstandigen, zoals freelancers, worden ook tot de zelfstandigen zonder personeel gerekend.

Doordat bij de EBB en de Arbeidsrekeningen andere definities van werknemers en zelfstandigen worden gebruikt, wijken ook de uitkomsten af. Een belangrijk verschilpunt is dat directeuren-grootaandeelhouders bij de Arbeidsrekeningen tot de werknemers worden gerekend, terwijl zij bij de EBB als zelfstandigen gelden. Daarnaast wordt bij de Arbeidsrekeningen een bijraming gemaakt voor zwart werk en bijzondere groepen werkzame personen die ontbreken in de EBB.

Vast en flexibel werk: verschillen in uitkomsten

De gegevens over de arbeidsrelatie van werknemers die zijn gebaseerd op de Enquête beroepsbevolking (EBB) laten sinds 2018 niet alleen een toename zien van het aantal maar ook van het percentage werknemers met een vaste arbeidsrelatie. Wat betreft het aantal is de toename ook zichtbaar in de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL). Het aantal reguliere werknemersbanen voor onbepaalde tijd nam volgens deze bron in 2018 echter minder sterk toe dan het aantal tijdelijke en flexibele banen. Sinds begin 2019 is er in de SWL wel een stabilisatie zichtbaar van het aandeel banen voor onbepaalde tijd. Het aantal tijdelijke en flexibele banen groeit in de SWL-cijfers vanaf 2019 naar verhouding even hard als het aantal banen voor onbepaalde tijd.

De SWL en EBB verschillen op een aantal punten van elkaar. De gegevens in de SWL zijn gebaseerd op loonaangiften door werkgevers, de EBB is een enquête die bij werkende en niet-werkende personen wordt afgenomen. Elk van beide waarnemingsmethoden kent onzekerheden, zoals administratieve fouten, non-respons en steekproefmarges. Ook qua populatie verschillen de SWL en de EBB:

  • In de SWL zijn banen van werknemers het uitgangspunt, de EBB gaat uit van werkende personen. Werkende personen kunnen meerdere banen hebben, waardoor het aantal banen groter is dan het aantal werkende personen. Bij meerdere banen gaat het relatief vaak om flexibele banen.
  • In de SWL gaat het om werknemersbanen in Nederland. Daarom zijn zowel werknemers opgenomen die in Nederland wonen als werknemers die in het buitenland wonen. De EBB bevat werknemers die in Nederland wonen (waarbij personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen - de institutionele bevolking - zijn uitgesloten) en eventueel in het buitenland werken, maar geen werknemers die in het buitenland wonen en hier werken. De laatsten hebben relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie.
  • In de EBB-cijfers over de werkzame beroepsbevolking zijn werknemers jonger dan 15 en ouder dan 74 jaar niet meegeteld. Deze zijn wel opgenomen in de SWL.
  • In de SWL worden directeuren-grootaandeelhouders (dga) beschouwd als werknemers in loondienst van het (eigen) bedrijf. In de EBB tellen dga’s als zelfstandigen.

Het CBS onderzoekt momenteel in hoeverre de verschillen tussen EBB en SWL een rol spelen bij het uiteenlopende beeld van de recente ontwikkeling in vast en flexibel werk.

Verschillen tussen banen en werkzame beroepsbevolking

Tussen de cijfers over de werkzame beroepsbevolking enerzijds en het aantal banen van werkzame personen anderzijds zit een groot verschil. De werkzame beroepsbevolking omvat alle personen van 15 tot 75 jaar met betaald werk die in Nederland wonen, ongeacht in welk land men werkt. Bij het aantal banen van werkzame personen wordt daarentegen iedereen meegerekend die bijdraagt aan de productie in Nederland ongeacht leeftijd, woonland of het aantal uren dat per week gewerkt wordt, waarbij bovendien ook de bijbanen meegeteld worden. De werkzame beroepsbevolking wordt gemeten met de Enquête beroepsbevolking (EBB), het aantal banen van werkzame personen bij Arbeidsrekeningen (AR). In onderstaande tabel worden de verschillen tussen de twee uitkomsten weergegeven. In het artikel Werknemers en zelfstandigen: overeenkomsten en verschillen tussen CBS-cijfers wordt meer achtergrondinformatie gegeven.

Relatie werkzame beroepsbevolking (EBB) en banen van werkzame personen (Arbeidsrekeningen), 2016

(x 1 000)
 

Werkzame beroepsbevolking (EBB) 1)     8 403 
   
Plus: werkzame personen jonger dan 15 jaar             47 
Plus: werkzame personen van 75 jaar en ouder                24
Plus: werkzame personen in institutionele bevolking 2)          15
   
Werkzame personen die in Nederland wonen    8 489
   
Min: personen werkzaam in het buitenland        44
Plus: werkzame personen wonend in het buitenland      234
Plus: bijraming zwart werk en bijzondere groepen 3)        215
Plus: statistisch verschil         50
   
Werkzame personen die in Nederland werken (AR)    8 943
   
Plus: bijbanen      1 093
   
Banen van werkzame personen (AR)    10 036
 
   

1) Personen van 15 tot 75 jaar met betaald werk, die wonen in Nederland. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
2) De personen die wonen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking) tellen bij de EBB niet mee.
3) Huishoudelijke hulpen, oppas, krantenbezorgers, folderaars en zwart of illegaal werk, voorzover niet waargenomen via de EBB.

Seizoencorrectie

Om de kortetermijnontwikkeling van verschillende cijfers in beeld te brengen gebruikt het CBS cijfers die voor seizoeninvloeden gecorrigeerd zijn. Deze cijfers houden rekening met veranderingen die zich ieder jaar opnieuw voordoen. Zo is het gebruikelijk dat het niet voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal werklozen in de eerste maanden van het jaar stijgt (bijvoorbeeld vanwege aflopende contracten of slechte weersomstandigheden). Ook in juli stijgt de werkloosheid doorgaans, waarna in augustus de werkloosheid weer daalt (vooral bij jongeren). Alle cijfers in het Kwartaalbericht arbeidsmarkt zijn gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, met uitzondering van de gegevens waarvoor alleen de originele niet-gecorrigeerde uitkomsten beschikbaar zijn (zoals de vacaturegraad en de langdurige werkloosheid).

Voor de Arbeidsrekeningencijfers geldt dat bij het uitkomen van nieuwe kwartaalcijfers de seizoen- en werkdagcorrectie steeds opnieuw wordt doorgerekend voor de gehele cijferreeks. Dit leidt doorgaans tot geringe bijstellingen van eerder geraamde cijfers, maar incidenteel tot meer substantiële bijstellingen.