50 jaar Mammoetwet: bijna iedereen gaat nu naar school

© Hollandse Hoogte / Bert Beelen
In het schooljaar 1968/’69 trad de Mammoetwet in werking, een wet die het voortgezet onderwijs ingrijpend zou veranderen. Bestaande onderwijssoorten als mulo, mms en hbs verdwenen, daarvoor in de plaats kwamen mavo, havo en vwo. Tegelijk met de invoering van de Mammoetwet werd de leerplicht met twee jaar verhoogd tot 16 jaar. Vandaag de dag ligt de deelname aan het voorgezet onderwijs 17 procentpunt hoger dan kort na invoering van de Mammoetwet. Dit meldt het CBS.

Sinds begin vorige eeuw veranderde het voortgezet onderwijs steeds meer van elite-onderwijs naar onderwijs voor velen. In 1900 bezochten 13 duizend leerlingen een school voor gymnasium, hbs of mms. Afgezet tegen de bevolking van 12 tot 18 jaar was dat 2 procent. In het schooljaar 2017/’18 volgden 985 duizend leerlingen een opleiding vmbo, havo of vwo: 81 procent van de relevante leeftijdsgroep in de bevolking. Onmiddellijk na invoering van de Mammoetwet was dat 64 procent.

Deelname aan bekostigd onderwijs vrijwel volledig

 Een deel van de 12- tot 18-jarigen volgt onderwijs dat buiten het voortgezet onderwijs valt. Tot deze leeftijdsgroep behoren ook jongeren die een mbo-opleiding volgen, een opleiding in het hoger onderwijs of bijvoorbeeld (speciaal) basisonderwijs (vooral de jongere leerlingen) of speciale scholen. Tellen we deze groepen mee, dan volgde 98,6 procent van de 12- tot 18-jarigen zogeheten “bekostigd” onderwijs in 2017/’18. De rest heeft ontheffing van de leerplicht, is (mogelijk voortijdig) van school gegaan of volgt een particuliere opleiding. Ontheffing van de leerplicht kan men onder meer krijgen bij ernstige verstandelijke, psychische en/of lichamelijke problemen.

Er is geen lange tijdreeks voorhanden van het aantal 12- tot 18-jarigen dat bekostigd onderwijs volgt. Wel bestaat er een tijdreeks van het aantal leerlingen op het voortgezet onderwijs. Hierbij is echter sprake van een trendbreuk rond de invoering van de Mammoetwet: vanaf de invoering daarvan werd namelijk ook het lager beroepsonderwijs (lbo) tot het voortgezet onderwijs gerekend. Deze verandering zorgde voor een sterke administratieve stijging van het aantal deelnemers aan voortgezet onderwijs.

Bovenop deze administratieve stijging kwam ook een reële toename van het aantal onderwijsvolgenden door de naoorlogse babyboom. Bovendien werd de leerplicht in 1975 verder uitgebreid tot 17 jaar. De piek werd bereikt in het schooljaar 1982/’83. Daarna nam het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs af, mede doordat het aantal jongeren in de bevolking daalde. Ook het aandeel jongeren dat deelnam aan het voortgezet onderwijs groeide nauwelijks meer. Onder 12- tot 18-jarigen lijkt een verzadigingspunt te zijn bereikt: vanaf halverwege jaren tachtig ligt het aantal volgers van voortgezet onderwijs rond de 80 procent.

Aandeel 12- tot 18-jarigen op het vo
SchooljaarOude reeks (%)Nieuwe reeks (%)
1900/'011,9
1901/'022
1902/'032
1903/'042
1904/'052
1905/'062,1
1906/'072,1
1907/'082,2
1908/'092,3
1909/'102,3
1910/'112,4
1911/'122,5
1912/'132,6
1913/'142,7
1914/'152,8
1915/'162,9
1916/'173
1917/'183,2
1918/'193,5
1919/'203,7
1920/'213,9
1921/'224,1
1922/'234,3
1923/'244,5
1924/'254,6
1925/'264,8
1926/'274,8
1927/'287
1928/'2910,3
1929/'3010,6
1930/'3111
1931/'3211,3
1932/'3311,9
1933/'3413
1934/'3514
1935/'3614,6
1936/'3715,1
1937/'3815,6
1938/'3916,2
1939/'4016,4
1940/'4116,4
1941/'4216,5
1942/'4316,8
1943/'4417,7
1944/'45
1945/'46
1946/'4719,6
1947/'4819,9
1948/'4919,6
1949/'5019,1
1950/'5121,8
1951/'5222,1
1952/'5322,9
1953/'5424,1
1954/'5525,3
1955/'5626,6
1956/'5728,3
1957/'5830,3
1958/'5931
1959/'6032
1960/'6132,7
1961/'6233,1
1962/'6333,3
1963/'6433,2
1964/'6534,7
1965/'6636,4
1966/'6737,2
1967/'6838,5
1968/'6964,4
1969/'7065,5
1970/'7167,4
1971/'7269,9
1972/'7372,3
1973/'7474,5
1974/'7576,1
1975/'7680,3
1976/'7781,8
1977/'7882,6
1978/'7982
1979/'8082,7
1980/'8182,5
1981/'8282,8
1982/'8384
1983/'8484,5
1984/'8584
1985/'8683,4
1986/'8782,1
1987/'8881,9
1988/'8981,5
1989/'9081,7
1990/'9181,5
1991/'9281
1992/'9380,6
1993/'9480,3
1994/'9580
1995/'9679,4
1996/'9778,5
1997/'9877,5
1998/'9979,9
1999/'10079,6
2000/'0178,7
2001/'0278,1
2002/'0377,4
2003/'0477,1
2004/'0577,9
2005/'0678,2
2006/'0778,2
2007/'0878,3
2008/'0978,4
2009/'1079
2010/'1179,3
2011/'1279,8
2012/'1380,3
2013/'1480,7
2014/'1581
2015/'1681,2
2016/'1781,3
2017
/18*
81,1
1Trendbreuk in het schooljaar 1968/'69. Door een wetswijziging (Mammoetwet) valt het lager beroepsonderwijs vanaf dat jaar ook onder het voortgezet onderwijs. *Voorlopige cijfers

Aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs1
 Oude reeks (x 1 000)Nieuwe reeks (x 1 000)
1900/'0113,4
1901/'0213,8
1902/'0314,1
1903/'0414,5
1904/'0514,8
1905/'0615,2
1906/'0715,9
1907/'0816,7
1908/'0917,4
1909/'1018,2
1910/'1118,9
1911/'1220
1912/'1321
1913/'1422,1
1914/'1523,1
1915/'1624,2
1916/'1726,4
1917/'1828,5
1918/'1930,7
1919/'2032,8
1920/'2135
1921/'2237
1922/'2339
1923/'2441
1924/'2543
1925/'2645
1926/'2743,5
1927/'2895,7
1928/'2997,7
1929/'30102,1
1930/'31106,4
1931/'32109,8
1932/'33119,9
1933/'34132,5
1934/'35138,9
1935/'36144,3
1936/'37149,7
1937/'38156,3
1938/'39161,3
1939/'40162,1
1940/'41163,7
1941/'42164,7
1942/'43171,1
1943/'44184,9
1944/'45
1945/'46192,6
1946/'47208,7
1947/'48212,9
1948/'49212,5
1949/'50209,8
1950/'51211,2
1951/'52216,1
1952/'53226,3
1953/'54239,8
1954/'55256,3
1955/'56278,4
1956/'57305,1
1957/'58332
1958/'59368,4
1959/'60406,6
1960/'61435,2
1961/'62452,9
1962/'63462,1
1963/'64470,4
1964/'65478,4
1965/'66490,2
1966/'67495,8
1967/'68512
1968/'69860,4
1969/'70883,1
1970/'71915,6
1971/'72961,6
1972/'731005,9
1973/'741053,9
1974/'751090,1
1975/'761169,3
1976/'771206,9
1977/'781224,7
1978/'791220,4
1979/'801229,3
1980/'811226,4
1981/'821233,1
1982/'831241,3
1983/'841233,6
1984/'851205,4
1985/'861163
1986/'871105,1
1987/'881046,6
1988/'89990,8
1989/'90949,6
1990/'91916,5
1991/'92894,6
1992/'93885,4
1993/'94882,7
1994/'95876,4
1995/'96867,5
1996/'97857,7
1997/'98852,2
1998/'99884,5
1999/'100891
2000/'01894,1
2001/'02904,4
2002/'03913,7
2003/'04920,7
2004/'05934,8
2005/'06939,9
2006/'07942,8
2007/'08941,1
2008/'09934,6
2009/'10934,9
2010/'11939,5
2011/'12948,7
2012/'13960,7
2013/'14973,5
2014/'15985,1
2015/'16995,3
2016/'17995,5
2017
/18*
985,5
1Trendbreuk in het schooljaar 1968/'69. Door een wetswijziging (Mammoetwet) valt het lager beroepsonderwijs vanaf dat jaar ook onder het voortgezet onderwijs. *Voorlopige cijfers

Meer meisjes, meer leerlingen uit lagere sociale milieus

Reeds vóór de invoering van de Mammoetwet vertoonde het aandeel meisjes in het voortgezet onderwijs een stijgende lijn, tot ruim 46 procent aan het begin van de jaren zestig. Direct na de inwerkingtreding van de Mammoetwet nam het aantal jongens in het voortgezet onderwijs meer toe dan het aantal meisjes. Dat heeft te maken met het meetellen van het lbo in het voortgezet onderwijs met ingang van 1968/’69, waardoor het aandeel meisjes kortstondig terugviel tot 45 procent. Vanaf de jaren tachtig hield het aandeel meisjes nagenoeg gelijke tred met dat van de jongens. In het schooljaar 2017/’18 lag het aandeel meisjes net onder de 50 procent. Jongens volgen vaker speciaal onderwijs en zijn vaker voortijdig schoolverlater. Desondanks is hun vertegenwoordiging in het voortgezet onderwijs nog altijd iets groter dan die van de meisjes.

Leerlingen voortgezet onderwijs naar geslacht1
Categories1Meisjes (%)Jongens (%)
1930/'3141,059,0
1940/'4140,259,8
1950/'5143,356,6
1960/'6146,253,8
1970/'7145,154,9
1980/'8148,351,8
1990/'9148,951,1
2000/'0149,250,8
2010/'1149,750,3
2017/'18*49,650,4
1Voor schooljaar 1940/'41 gelden cijfers 1939/'40. *Voorlopige cijfers

De hogere onderwijsniveaus van het voortgezet onderwijs kenden ook een geleidelijke toename van het aandeel meisjes en het aandeel kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus en leerlingen met een migratieachtergrond. Kinderen uit huishoudens met een lager inkomen en kinderen met een migratieachtergrond zijn nog altijd ondervertegenwoordigd op de havo en het vwo, maar op deze onderwijssoorten zitten inmiddels al jaren meer meisjes dan jongens. Het aandeel meisjes in het derde leerjaar van havo/vwo schommelt sinds 1990/'91 rond 52 procent.