Minder zzp’ers verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid

© Hollandse Hoogte
In 2016 was 19 procent van de 895 duizend zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) met een hoofdinkomen uit ondernemerschap verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. In de jaren daarvoor is dit aandeel steeds gedaald. In 2011 betaalde nog ruim 23 procent van de zzp’ers premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov). Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Zelfstandigen met personeel (zmp’ers) verzekeren zich vaker tegen arbeidsongeschiktheid dan zzp’ers: in 2016 was 32,4 procent van de zmp’ers verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, ruim boven het aandeel verzekerde zzp’ers van 19 procent. Verzekerde zzp’ers en zmp’ers droegen een even groot deel van hun bruto-ondernemersinkomen af aan aov-premie (6,7 procent).

Zelfstandigen met premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente
 Zzp: aov (%)Zmp: aov (%)Zzp: lijfrente (%)Zmp: lijfrente (%)
201123,335,513,320,6
201222,835,312,519,6
201321,734,611,618,5
201420,333,410,717,5
201519,532,610,117,0
201619,032,49,916,5

Ook premie lijfrente komt steeds minder vaak voor

In de periode 2011-2016 daalde eveneens het aandeel zelfstandigen dat een lijfrentepremie betaalt als pensioenvoorziening. In 2016 betaalde 10 procent van de zzp’ers lijfrentepremie tegen 16,5 procent van de zmp’ers. In 2011 was dit nog 13,3 versus 20,6 procent. Het beslag op het ondernemersinkomen was respectievelijk 4,0 en 3,5 procent.

Een belangrijk deel van de pensioenvoorziening van zelfstandigen zit in het ondernemingsvermogen. Als de eigen onderneming wordt verkocht, kan via een lijfrente eenmalig een groot bedrag worden ingelegd voor het pensioen. Begin 2016 was het doorsnee ondernemingsvermogen van zzp’ers bijna 19 duizend euro. Voor zmp’ers lag dit met ruim 74 duizend euro een stuk hoger.

Jongeren en ouderen minst vaak verzekerd

Jongere en oudere zelfstandigen zijn het minst vaak verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Zo betaalde in 2016 slechts 7 procent van de zzp’ers tot 25 jaar een premie aov. In de leeftijd van 25 tot 45 jaar was 21 procent verzekerd, tegen bijna 20 procent van de 45- tot 65-jarigen. Vanaf 65 jaar is van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid vrijwel geen sprake meer (1 procent).

Zelfstandigen met premie arbeidsongeschiktheidsverzekering, 2016
 Zzp (%)Zmp (%)
jonger dan 25 jaar6,99,6
25 tot 45 jaar20,935,3
45 tot 65 jaar19,933,2
65 jaar en ouder0,81,4

De groep zzp’ers van 25 tot 45 jaar had vanaf 2011 steeds minder vaak een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Ook in 2016 daalde het aandeel met een aov nog bij deze groep. Oudere zzp’ers van 45 tot 65 jaar hadden in 2016 even vaak een dergelijke verzekering als in de jaren ervoor.

Een derde zzp’ers in de bouw heeft arbeidsongeschiktheidsverzekering

Zzp’ers in de bouwnijverheid verzekeren zich het vaakst tegen arbeidsongeschiktheid (32 procent), gevolgd door zzp’ers in de financiële dienstverlening en landbouw, bosbouw en visserij. Het hoge aandeel verzekerden in de bouw en landbouw heeft onder meer te maken met de (fysieke) aard van de werkzaamheden in deze sectoren. Zelfstandigen met een hoger inkomen verzekeren zich vaker tegen arbeidsongeschiktheid. Zelfstandigen in de financiële dienstverlening en zmp’ers bij de overheid en zorg verzekeren zich dan ook vaker tegen arbeidsongeschiktheid. In de handel, vervoer, horeca en de sector cultuur, recreatie en overige diensten betalen relatief de minste zelfstandigen deze premie.

Zelfstandigen met premie arbeidsongeschiktheidsverzekering, 2016
 Zzp (%)Zmp (%)
Bouwnijverheid31,841,9
Financiële dienstverlening30,135,6
Landbouw, bosbouw en visserij27,737,8
Nijverheid en energie22,934,9
Zakelijke dienstverlening21,637,3
Informatie en communicatie1928,8
Overheid en zorg17,858
Verhuur en handel van onroerend goed15,229,4
Handel, vervoer en horeca1223,1
Cultuur, recreatie en overige diensten7,624,8

Het aandeel zzp’ers met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is in de periode 2011-2016 in alle sectoren gedaald. De daling was het grootst in de sectoren bouw, cultuur, recreatie en overige diensten en handel, vervoer en horeca; in de financiële dienstverlening was de daling het kleinst.