Betrouwbaarheidsmarges

De Veiligheidsmonitor is een steekproefonderzoek. Dit betekent dat de onderzoeksuitkomsten omgeven zijn door een betrouwbaarheidsmarge die, behalve van het gekozen betrouwbaarheidsniveau en het onderzoeksdesign, vooral afhankelijk is van de spreiding in de antwoorden en van het aantal ondervraagde personen. Er is voor een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven tussen de grenzen zal liggen van de marges behorende bij de gevonden waarde.

Bij de Veiligheidsmonitor is in het algemeen sprake van kleine betrouwbaarheidsmarges. Dit komt door het grote aantal landelijke waarnemingen in de steekproef. In 2016 gaat het in totaal om bijna 81 000 personen die aan het onderzoek hebben meegedaan. Puntschattingen die op een dergelijke steekproefomvang zijn gebaseerd hebben een marge van +/– 0,34 procentpunt bij een schatting van 50 procent. Dit betekent dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de werkelijke waarde van deze schatting ligt tussen de 49,66 procent en de 50,34 procent. Op lager regionaal niveau, zoals het niveau van de regionale eenheden en districten zijn de marges uiteraard groter, vanwege het lagere aantal waarnemingen dat hiervoor beschikbaar is.

Verschillen in uitkomsten, zoals verschillen tussen regio’s en het landelijke gemiddelde of verschillen in uitkomsten tussen jaren, zijn statistisch significant en daarmee inhoudelijk betekenisvol, als de verschillen blijven bestaan na verdiscontering van de betrouwbaarheidsmarges die horen bij de uitkomsten.