Stijging huizenprijzen verkleint vermogensongelijkheid in 2015

© Hollandse Hoogte
In 2015 is de vermogensongelijkheid licht gedaald, nadat deze van 2009 tot 2014 toenam. Vooral de stijging van de huizenprijzen heeft hier aan bijgedragen. De inkomensongelijkheid bleef gelijk en is afgezien van een stijging in 2007 en 2014 al sinds 2001 onveranderd. Dat meldt het CBS op basis van de nieuwste inkomens- en vermogensgegevens. Gegevens over 2016 zijn nog niet bekend.

Vooral door de daling van de huizenprijzen steeg de ongelijkheid in vermogen gedurende de economische crisis. Eigenwoningbezitters met een hoge hypotheekschuld en senioren van wie het vermogen overwegend bestaat uit de (afbetaalde) eigen woning werden relatief zwaarder getroffen dan huishoudens met een hoger vermogen die naast een eigen woning vaak ook spaartegoeden of effecten hebben. Bij het vaststellen van de fiscale hypotheekschuld kon vanwege het ontbreken van waarnemingen geen rekening worden gehouden met opgebouwde tegoeden bij spaar- en beleggingshypotheken. Ook pensioenaanspraken worden niet tot het vermogen gerekend. Het CBS beschikt alleen over informatie over vermogens in binnen- en buitenland waarover in Nederland belasting is betaald.

Vernieuwing vermogens- en inkomensstatistiek

Cijfers over vermogen zijn doorgaans binnen een jaar na afloop van de verslagperiode bekend. Door herziening van de vermogensstatistiek en teruglegging van de methodiek naar de reeks 2007-2015 zijn de cijfers over vermogen drie maanden later uitgekomen dan gebruikelijk. De herziening betreft specificatie van het aanmerkelijk belang en verdeling van het aandelenbezit over verschillende (directeur-)grootaandeelhouders vanaf 2007 en de verbetering van de meting van de bank- en spaartegoeden en effecten alsook van de schulden (waaronder studieschulden) vanaf 2011. Ook is de reeks vermogenscijfers vanaf 2007, anders dan voorheen, nu gebaseerd op integrale waarneming. Omdat ook de inkomensstatistiek is herzien zijn nieuwe cijfers over inkomen eveneens later uitgekomen. Eerder heeft het CBS gerapporteerd over de groei van het bbp, conjuncturele ontwikkelingen en toename van de woningprijzen in de eerste drie kwartalen van 2016. Wat de invloed hiervan is op vermogens en vermogensongelijkheid is nog niet bekend.

Vermogensongelijkheid huishoudens
 VermogenVermogen exclusief eigen woning
20070,7640,857
20080,7590,854
20090,7760,861
20100,8060,868
20110,8350,904
20120,8730,916
20130,940,923
20140,9390,929
20150,920,923

Aantrekkende woningmarkt zorgt voor minder vermogensongelijkheid

Sinds 2014 trekt de woningmarkt weer aan en stijgt de vermogensongelijkheid niet verder. In 2015 daalde de ongelijkheid voor het eerst sinds het uitbreken van de crisis. Ook zonder de waarde van de eigen woning en de bijbehorende hypotheekschuld nam de vermogensongelijkheid tussen 2006 en 2014 toe. De grootste stijging, in 2011, kan worden toegeschreven aan een verbeterde methode. Kleine schulden en studieschulden worden vanaf 2011 beter gemeten. Het verschil tussen lage en hoge vermogens nam toe.

Grote vermogensongelijkheid onder jongeren

De vermogens van jonge huishoudens, met een hoofdkostwinner tot 25 jaar, zijn ongelijker verdeeld dan die in andere leeftijdsgroepen. Jongeren verschillen sterk in hun woonsituatie. Onder hen bevinden zich huishoudens in een huurwoning met een doorgaans zeer bescheiden spaarpot, maar ook starters op de woningmarkt met een forse hypotheekschuld en vaak een aanzienlijke onderwaarde van hun woning.

Jongeren verschillen ook het meest in inkomen

Niet alleen de vermogensongelijkheid is relatief groot onder jonge huishouden, ook hun inkomens zijn ongelijker verdeeld. Onder deze huishoudens zijn relatief grote verschillen in economische activiteit. Een kwart van de jonge huishoudens betreft studenten met een relatief laag inkomen, terwijl meer dan 60 procent werknemershuishoudens zijn met doorgaans een hoger inkomen. Bij 65-plushuishoudens lopen de inkomens minder uiteen; de meeste hebben naast de AOW-uitkering een werkgerelateerd pensioen.

Inkomensongelijkheid naar leeftijd hoofdkostwinner, 2015
 Gini-coëfficiënt
Totaal0,303
Tot 25 jaar0,4
25 tot 45 jaar0,273
45 tot 65 jaar0,308
65 jaar en ouder0,261

Inkomensongelijkheid alleen in 2007 en 2014 gestegen

In het huidige millennium bleef de ongelijkheid in inkomen tot 2013 vrijwel gelijk, alleen in 2007 en 2014 veerde de ongelijkheid op. In die jaren was het voor directeuren-grootaandeelhouders van wege een fiscale maatregel aantrekkelijk zichzelf veel dividend uit te keren. In 2015 bleef de ongelijkheid onveranderd.

De vernieuwing van de inkomensstatistiek in 2011 heeft geleid tot een grotere inkomensongelijkheid vanaf dat jaar. Voor een groot deel is dit toe te schrijven aan de opwaardering van het voordeel dat huishoudens ontlenen aan eigenwoningbezit. Hierdoor is het inkomensverschil tussen huurders en eigenwoningbezitters toegenomen.

Inkomensongelijkheid van huishoudens
 Oude reeksNieuwe reeks
20010,28
20020,28
20030,28
20040,28
20050,28
20060,28
20070,29
20080,28
20090,28
20100,28
20110,280,29
20120,280,29
20130,280,29
20140,290,3
20150,3