Helft Nederlanders vindt kinderen verantwoordelijk voor zorg ouders

De helft van de Nederlanders vindt dat kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun ouders. Vooral jongeren zijn van mening dat volwassen kinderen voor hun ouders moeten zorgen als dat nodig is. Het zijn echter vooral 45-plussers die daadwerkelijk te maken krijgen met ouders of schoonouders die hulp nodig hebben, blijkt uit onderzoek van CBS.

Vooral jongeren vinden dat kinderen voor ouders moeten zorgen

In een vergrijzende samenleving zal het aantal ouderen dat zorg of steun nodig heeft toenemen. Deze hulp komt deels op de schouders van de kinderen. Van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar vindt 80 procent dat volwassen kinderen voor hun ouders moeten zorgen als dat nodig is. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt het aandeel dat die mening deelt af. Zo vindt 34 procent van de 55-plussers dat kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg van ouders.

Aandeel 18- tot 80-jarigen dat vindt dat volwassen kinderen verantwoordelijk zijn voor het zorgen voor hun ouders als die hulp nodig hebben, 2013

Zorg voor ouders speelt vooral bij 45- tot 55-jarigen

Hoewel jongeren vaak vinden dat kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg van hun ouders, speelt dit op hun leeftijd nog niet zo vaak. Van de 18- tot 25-jarigen heeft 8 procent hun ouders of schoonouders geholpen bij huishoudelijke taken. Van de 45- tot 55-jarigen is dat 23 procent. Bij het geven van dagelijkse verzorging hebben respectievelijk 2 en 6 procent hun (schoon)ouders ondersteund. Deze verschillen hangen samen met de leeftijd van de ouders. Naarmate deze ouder zijn, is de kans op gezondheidsproblemen groter.

Aandeel 18- tot 80-jarigen dat in een jaar tijd (schoon)ouders heeft geholpen, 2013

Ouderen met ouders helpen relatief vaak

De 65-plussers geven het minst vaak zorg. Hun ouders zijn meestal al overleden, waardoor er minder vaak een zorgvraag is. Leven de eigen ouders nog wel, dan heeft een naar verhouding groot deel hen geholpen bij huishoudelijke taken (40 procent) of bij de dagelijkse verzorging (9 procent). Van alle mensen die één of beide ouders nog hebben, heeft bijna 16 procent hun ouders bij huishoudelijke taken ondersteund, en ruim 3 procent bij de dagelijkse verzorging.