Uitzetten van diersoorten voor herstel van populaties succesvol

Het uitzetten van diersoorten die geheel of voor een deel uit Nederland waren verdwenen, is voor de meeste soorten succesvol verlopen. Ongeveer de helft van de herintroducties had succes.

Herintroductie van negentien soorten

Van negentien soorten dieren zijn in de afgelopen dertig jaar exemplaren in het wild uitgezet om de populaties te herstellen. Bij de bever, de hamster, de raaf, de ooievaar en het pimpernelblauwtje zijn deze uitzettingen succesvol verlopen, al is bij de raaf de aanvankelijke toename inmiddels gestabiliseerd.

Ontwikkeling bever, ooievaar, pimpernelblauwtje en boomkikker na herintroductie

2513g1

Minder succesvol zijn de herintroducties van het donker pimpernelblauwtje en de zilveren maan. Het uitzetten van de vlagzalm en de bosparelmoervlinder is mislukt. Voor een aantal soorten ten slotte is het nog te vroeg om te kunnen beoordelen of de herintroductie een succes is.

Ontwikkeling raaf en donker pimpernelblauwtje na herintroductie

2513g2

Fokprogramma’s

De soorten die uitgezet zijn bij een landelijke herintroductie zijn altijd afkomstig uit in het wild levende populaties in het buitenland. De genetische samenstelling van de populatie moet zoveel mogelijk overeenkomen met de verdwenen Nederlandse populatie. Om over voldoende dieren te kunnen beschikken, worden ook wel fokprogramma’s opgezet. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de hamster en de korhoen. Voor lokale herintroducties wordt ook gebruik gemaakt van dieren afkomstig van Nederlandse populaties.

Succes herintroductieprogramma's

2513g3

Een oude praktijk

Het uitzetten van dieren in het wild, zowel van inheems en uitheemse soorten is een eeuwenoude praktijk. In het verleden ging het vooral om soorten waarop gejaagd of gevist werd zoals het wild zwijn, edelhert, damhert, moeflon, konijn, patrijs, fazant en snoekbaars. Tegenwoordig gebeurt het uitzetten van dieren vrijwel uitsluitend om reden van natuurbescherming.

Lodewijk van Duuren (CBS) en Frank Stavast (Ministerie LNV)

Bron:
Milieu- en Natuurcompendium.