Opleidingsniveau

Om het inkomen en het opleidingsniveau van ouders te bepalen, is gebruik gemaakt van gegevens uit het Nederlandse deel van de enquête European Union – Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC). In het kader van dit onderzoek zijn in 2005 eenmalig vragen gesteld over de ‘intergenerationele overdracht van armoede’.

De onderzoekspopulatie bestond uit personen van 25 tot 65 jaar die niet meer bij (één van) de ouders woonden. Het ging om ruim 5 duizend steekproefpersonen. Om eventuele verschillen tussen generaties op te sporen, zijn twee generatiegroepen vastgesteld: de 25–44-jarigen en de 45–64-jarigen.

Voor het vaststellen van de financiële positie van de ouders, is bij de respondenten geïnformeerd naar de mate van financiële problemen in het ouderlijk huis in de periode dat deze tussen de twaalf en zestien jaar oud waren. Ook het opleidingsniveau van de ouders is retrospectief vastgesteld.