Minder bedrijfsongevallen

Het aantal bedrijfsongevallen is tussen 2000 en 2005 met ruim 10 duizend afgenomen. In de meeste bedrijfstakken hadden werkenden minder kans op een bedrijfsongeval. Werkenden in de bouwnijverheid lopen nog steeds het grootste risico.

Kans op een bedrijfsongeval daalt

In 2005 heeft 1,8 procent van de werkenden in Nederland een bedrijfsongeval gehad. Het ging om bijna 140 duizend personen. In 2000 waren dit nog ruim 150 duizend personen, 2,0 procent van de werkenden.

Werkenden die een bedrijfsongeval hebben gehad

Werkenden die een bedrijfsongeval hebben gehad

Meeste ongevallen in de bouw

Bedrijfsongevallen komen het meest voor in de bouwnijverheid. Ook in de landbouw en de industrie lopen werkenden nog steeds een relatief groot risico. Personen die in een dienstverlenende bedrijfstak werken, hebben relatief weinig te maken met bedrijfsongevallen.

Werkenden die een bedrijfsongeval hebben gehad naar bedrijfstak

Werkenden die een bedrijfsongeval hebben gehad naar bedrijfstak

Veel snijwonden

Bijna een op de drie mensen loopt bij een bedrijfsongeval een open wond of snijwond op. Dit soort wonden komen vaker voor dan kneuzingen of verrekkingen. Het aandeel open wonden of snijwonden is de afgelopen jaren iets gestegen. Bij een op de tien bedrijfsongevallen is sprake van een botbreuk.

Soort letsel als gevolg van bedrijfsongeval

Soort letsel als gevolg van bedrijfsongeval

Kans op bedrijfsongeval neemt af

Voor de meeste bedrijfstakken geldt dat de kans op een bedrijfsongeval de laatste jaren iets is afgenomen of ongeveer gelijk is gebleven. Ook hebben veranderingen op de arbeidsmarkt bijgedragen aan de daling van het aantal bedrijfsongevallen. Het aantal werkenden liep namelijk terug in bedrijfstakken waar de kans op een bedrijfsongeval relatief groot is, zoals in de bouwnijverheid en de industrie. In het openbaar bestuur, het onderwijs en de gezondheids- en welzijnszorg, waar relatief weinig bedrijfsongevallen gebeuren, werkten in de periode 2003–2005 juist meer mensen dan in de periode 2000–2002.

Martijn Souren