Dalende uitgaven per student in het hoger onderwijs

In 2005 besteedden de publieke en private sector samen 28,7 miljard euro aan het onderwijs. Dat is 4 procent meer dan in 2004. De uitgaven voor het primaire en secundaire onderwijs namen de afgelopen tien jaar snel toe, in tegenstelling tot de uitgaven voor het hoger onderwijs.

5,7 procent van het BBP voor onderwijs

In 2005 gaven het Rijk, gemeenten en provincies 23,6 miljard euro uit aan de onderwijsinstellingen en 3,1 miljard euro aan studiefinanciering. In 2004 bedroegen deze uitgaven nog 25,4 miljard euro. De uitgaven van huishoudens en bedrijven aan onderwijsinstellingen zijn 2,3 miljard euro. Dit is 0,2 miljard euro minder dan in 2004 en dat komt vooral door het afschaffen van het lesgeld voor veel leerlingen per 1 augustus 2005. Het aandeel van de onderwijsuitgaven in het bruto binnenlands product is toegenomen van 5,6 procent in 2004 tot 5,7 procent in 2005.

Totale uitgaven aan onderwijs

Totale uitgaven aan onderwijs

Meer geld naar secundair onderwijs

De stijging van de publieke onderwijsuitgaven in 2005 komt onder andere door de afwikkeling van de verplichtingen in het oude zorgstelsel ter waarde van 0,4 miljard euro. Daarnaast is het aantal leerlingen vooral in het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs toegenomen. Verder is extra geld uitgetrokken voor praktijklokalen, een betere aansluiting tussen beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt en is er meer geld ter bestrijding en voorkoming van voortijdige schooluitval.
Het aandeel van het basisonderwijs in de totale overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen is tussen 1995 en 2005 flink gegroeid. Dat ging vooral ten koste van het aandeel van het wetenschappelijk onderwijs.

Verdeling publieke uitgaven aan onderwijsinstellingen naar onderwijssoort, 1995 en 2005

Publieke uitgaven aan onderwijsinstellingen naar onderwijssoort, 1995 en 2005

Sterke toename reële onderwijsuitgaven

Gecorrigeerd voor inflatie namen in de periode 1995–2005 de uitgaven in het primair en secundair onderwijs met 54 en 38 procent toe. In het hoger onderwijs stegen de reële uitgaven met 18 procent. De reële uitgaven per leerling namen in het primair en secundair onderwijs met 49 en 31 procent toe. In het hoger onderwijs stegen de reële uitgaven per student nog licht tussen 1995 en 2000, tussen 2000 en 2005 daalden de uitgaven met 4 procent. Dit komt enerzijds door de groei van het aantal studenten en anderzijds door de geringe groei van de rijksbijdrage.

Nederland internationale middenmoter

Niet alleen in Nederland, ook in andere landen stegen de uitgaven per leerling in het primair en secundair onderwijs een stuk sneller dan in het hoger onderwijs. Bij de uitgaven per leerling/student behoort Nederland in alle onderwijssectoren tot de internationale middenmoot.

Internationale uitgaven aan onderwijsinstellingen per deelnemer, 2003

Internationale uitgaven aan onderwijsinstellingen per deelnemer, 2003

Broos Brouwers

Bron: StatLine, Onderwijsuitgaven

Bron: StatLine, Onderwijsuitgaven publieke sector