Hoge werkloosheid remt immigratie uit EU-15

In 2003 zijn er 19 duizend immigranten uit EU-landen - de EU-15 - naar Nederland gekomen. In 2001 waren dit er nog 22 duizend. De daling van de immigratie houdt verband met de toename van de werkloosheid in Nederland.

Werkloze beroepsbevolking

Werkloze beroepsbevolking

Immigratie en conjunctuur

Het aantal immigranten uit de veertien EU-landen is de afgelopen kwart eeuw toegenomen. Halverwege de jaren zeventig kwamen jaarlijks zo’n 15 duizend immigranten uit de EU naar Nederland. Rond 2000 waren dit er ruim 20 duizend. Naast de stijgende trend vertoont het jaarlijkse aantal immigranten in deze periode ook fluctuaties die samenhangen met de economische conjunctuur.

In de afgelopen kwart eeuw deed zich drie keer een sterke stijging van de werkloosheid voor: begin jaren tachtig, in de eerste helft van de jaren negentig en in de jaren 2002-2003. In elk van deze perioden liep de immigratie van EU-burgers terug. Evenzo ging de daling van de werkloosheid in zowel de tweede helft van de jaren tachtig als de tweede helft van de jaren negentig gepaard met een stijging van de immigratie.

Hogere werkloosheid leidt tot lagere immigratie

Op grond van een analyse van de ontwikkeling vanaf 1976 van de EU-15- immigratie en de werkloosheid is berekend dat een stijging van de werkloosheid met 100 duizend personen leidt tot 2 duizend minder EU-immigranten.

Tussen 2001 en 2003 nam de omvang van de werkloze beroepsbevolking toe met bijna 150 duizend personen. Dit verklaart de daling van de immigratie met 3 duizend, van 22 duizend in 2001 naar 19 duizend in 2003.

Immigranten uit de EU-15

Immigranten uit de EU-15

Engelse immigranten conjunctuurgevoelig

Vooral het aantal immigranten uit het Verenigd Koninkrijk heeft een duidelijke relatie met de laatste conjunctuurgolf. Ongeveer de helft van de stijging van de EU-immigratie tussen 1995 en 2001 en van de daling tussen 2001 en 2003 betreft immigranten uit het Verenigd Koninkrijk. Daarentegen laat de immigratie van Duitsers geen samenhang met de conjunctuur zien. Tussen 1995 en 2003 is er een continue daling.

Afvlakkende trend

Vanaf de jaren negentig vlakt het stijgingstempo van de trend in de EU-immigratie af. Uitgaande van dit trendverloop kan een schatting worden gemaakt van het toekomstige aantal immigranten uit de EU-15.

Bij een werkloosheid van 300 duizend (het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar) kunnen jaarlijks 21 duizend EU-immigranten worden verwacht. Bij een werkloosheid van 400 duizend (het gemiddelde van de afgelopen 25 jaar) komt de immigratie uit op 19 duizend per jaar. Bij een daling van de werkloosheid naar 200 duizend zou de immigratie toenemen naar 23 duizend per jaar. Deze schattingen hebben alleen betrekking op de EU-landen van vóór de uitbreiding per 1 mei 2004.

Toetredingslanden

In 2003 kwamen minder dan 3 duizend immigranten naar Nederland met een nationaliteit van een van de tien nieuwe EU-lidstaten. Verreweg de grootste groep immigranten wordt gevormd door de Polen (1,5 duizend). Uit landen als Hongarije en Tsjechië komen slechts enkele honderden immigranten en uit de andere nieuwe EU-landen nog minder.

Opvallend is dat gedurende de laatste conjunctuurgolf de immigratie uit de tien toetredingslanden een soortgelijk verloop laat zien als dat van de EU-15: een stijging tussen 1995 en 2001 en een daling vanaf 2001. Dit duidt erop dat ook de immigratie uit de nieuwe EU-landen samenhangt met de omvang van de Nederlandse werkloosheid.

Joop de Beer