Een van de acht 25-64 jarigen volgt een opleiding

In 2001 volgde twaalf procent van de bevolking tussen 25 en 64 jaar op een gemiddelde dag een opleiding. Acht procent volgde een opleiding van zes maanden of langer en vier procent deed een kortere opleiding. De onderwijsdeelname van mannen en vrouwen was ongeveer gelijk.

Aandeel 25-64-jarigen dat op een gemiddelde dag een opleiding volgt, 2001

Hoe jonger, hoe vaker een opleiding

Jongeren volgden vaker een opleiding dan ouderen. Dit is het effect van studie of uitloop van studie. Van de 25-29-jarigen volgde 24 procent een opleiding; onder de 40-44-jarigen was het aandeel onderwijsvolgenden met twaalf procent nog maar half zo hoog. Van de 60-64-jarigen volgde in 2001 maar vier procent een opleiding.

Vier van de vijf opleidingen vanwege werk

Van de 25-64-jarigen die een opleiding volgden, deden vier van de vijf dat om een reden die arbeidsrelevant is. Met andere woorden: de opleiding is van belang voor het uitoefenen of verkrijgen van een baan. De anderen volgden de opleiding niet met het oog op de arbeidsmarkt, maar bijvoorbeeld vanwege een hobby of voor hun algemene ontwikkeling.

Korte opleidingen worden vaker vanwege werk gevolgd dan lange opleidingen. In 2001 was slechts een op de tien korte opleidingen niet arbeidsrelevant.

Onderwijsdeelname 25-64-jarigen naar arbeidsrelevantie, 2001

Vooral in dienstverlening vaak opleiding

Werkenden in de niet-commerciële dienstverlening, waaronder de overheid, volgen verhoudingsgewijs het meest een arbeidsrelevante opleiding. In 2001 volgde veertien procent van hen een opleiding die van belang was voor een huidige of toekomstige functie. In de commerciële dienstverlening lag dit percentage op twaalf procent. In de landbouw en visserij volgde slechts vijf procent een arbeidsrelevante opleiding.

Onderwijsdeelname werkenden van 25-64 jaar naar bedrijfstak, 2001

Bron: Enquête beroepsbevolking