Ruim half miljoen werknemers verdient een ton

Eind 2000 hadden 570 duizend werknemers een baan met een jaarloon van minstens 100 duizend gulden. Dit is acht procent van alle werknemers. Slechts veertigduizend werknemers verdienden meer dan een ton in euro. Hun loon bedroeg dus minstens 220 371 gulden.

Werknemers naar loonklasse, 2000

0864g4.gif (5149 bytes)

Mannen in het bedrijfsleven

Wie verdienen er 100 duizend gulden of meer? Het merendeel van deze werknemers is man, heeft een voltijd baan en is werkzaam in het particulier bedrijf. De samenstelling van de groep wijkt behoorlijk af van het gemiddelde, omdat er onevenredig weinig vrouwen tussen zitten. Slechts tien procent van de werknemers met een loon van 100 duizend gulden of meer is vrouw, terwijl 43 procent van alle banen door vrouwen wordt bezet. De ondervertegenwoordiging van vrouwen hangt samen met het feit dat het merendeel van de werkende vrouwen in deeltijd werkt. Boven de 100 duizend euro daalt het aandeel vrouwen zelfs naar vijf procent.

Hoogbetaalden naar cao-sector, 2000

0864g3.gif (5600 bytes)

Ruim zeventig procent van de werknemers werkt bij particulieren bedrijven. De rest van het aantal banen is nagenoeg gelijkelijk verdeeld over de gesubsidieerde sector en de overheid. De meeste hoogbetaalden treffen we eveneens aan in het bedrijfsleven en in mindere mate bij de overheid. In de gesubsidieerde sector werken relatief weinig hoogbetaalden.

Van degenen die meer dan 100 duizend euro verdienen, werkt negentig procent bij particuliere bedrijven en heeft slechts vijf procent een overheidsbaan.

Aandeel hoogbetaalden per bedrijfstak, 2000

0864g2.gif (5345 bytes)

Hoogbetaald in de delfstoffenwinning

Er zijn grote verschillen in de verdeling van hoogbetaalden per bedrijfstak. Het aandeel hoogbetaalden is het grootst in de bedrijfstak delfstoffenwinning: 43 procent van de werknemers verdient daar meer dan 100 duizend gulden. Ook bij financiële instellingen en de energie- en waterleidingbedrijven ontvangen relatief veel werknemers een hoog loon. Dit in tegenstelling tot de horeca en de landbouw en visserij.

Han van den Berg en Job van der Zwan