Meer dan miljoen mensen in nieuwe baan

In 1999 hadden ruim 1,1 miljoen mensen een baan waarin ze korter dan een jaar werkten. De werkzame beroepsbevolking bestond daarmee voor 17% uit baanvinders.

Vanaf 1994 is het aantal baanvinders jaarlijks toegenomen. Dit komt doordat sinds dat jaar de werkgelegenheid sterk is toegenomen. Hierdoor zijn meer banen voor nieuwkomers beschikbaar gekomen en is het voor werkenden makkelijker geworden om van baan te wisselen. Het aantal baanvinders bereikte in 1999 een recordhoogte.

Bijna een half miljoen baanvinders is overgestapt uit een andere baan. Deze baanwisselaars maken 7% van de werkzame beroepsbevolking uit. In 1994 was dit nog 4%; het aantal baanwisselaars is de laatste jaren dus ook sterk gestegen.

Baanvinders en baanwisselaars van 15-64 jaar
0661g1.gif (5723 bytes)

Jongeren het meest mobiel

Jongeren die al enige tijd werken, veranderen vaker van baan dan andere werkenden. Het aandeel baanwisselaars onder de 15-34 jarigen is anderhalf maal zo hoog als onder de gehele werkzame beroepsbevolking. Ouderen daarentegen veranderen nauwelijks meer van baan.

Hoogopgeleiden wisselen vaker van baan

In het hoogopgeleide deel van de werkzame beroepsbevolking is het aandeel baanvinders nagenoeg even groot als in het laagopgeleide deel. Werkenden met een hoog onderwijsniveau veranderen wel vaker van baan. In 1999 is een op de tien academici van baan gewisseld.

Mensen die na het basisonderwijs géén diploma hebben gehaald, veranderen het minst van baan. Onder deze groep mensen bestaat ook de hoogste werkloosheid. Bijna een op de tien mensen die alleen basisonderwijs gevolgd heeft, is in 1999 werkloos. De relatief hoge werkloosheid onder deze groep belemmert wellicht de mogelijkheden om ander werk te vinden.

Baanvinders en baanwisselaars van 15-64 jaar, 1999
0661g2.gif (4864 bytes)

Sabine Lucassen

Bron: CBS, Sociaal-Economische Dynamiek 2000