Arbeid, kapitaal en Nieuwe Economie

De afgelopen jaren heeft Nederland een hoge economische groei. Deze gaat samen met een sterke daling van de werkloosheid en een stabiele, lage inflatie. De Nieuwe Economie zou voor deze verschijnselen een verklaring kunnen bieden.

Deze theorie is ontstaan in de Verenigde Staten. Ook daar gaan al enkele jaren lang een hoge economische groei en een dalende werkloosheid samen met een stabiele, lage inflatie. Volgens de economische wetten zouden daardoor knelpunten in het productieproces moeten ontstaan. Het gevolg: een oplopende inflatie.

Uitblijvende inflatie

Prijsstijgingen zijn echter uitgebleven.De Nieuwe Economie biedt daarvoor een mogelijke verklaring. De "nieuwe" informatie- en communicatietechnologie zouden de efficiency en de productivititeit in de VS sterk hebben verbeterd. Met dezelfde hoeveelheid productiefactoren kan dan meer worden geproduceerd. Daardoor ontstaan geen knelpunten en hoeven de prijzen niet te stijgen. En inderdaad, in Amerika is de arbeidsproductiviteit naar verhouding sterk toegenomen.

Als deze verklaring voor Nederland ook zou opgaan, zou ook hier de arbeidsproductiviteit duidelijk moeten zijn gestegen. Hiervan lijkt echter geen sprake. In de afgelopen jaren steeg de productiviteit hooguit 1% per jaar. Er moeten dus andere oorzaken in het spel zijn.

Eén ervan is het beleid dat wordt gevoerd om de inflatie laag te houden. Een lage inflatie was bijvoorbeeld één van de criteria om toe te treden tot de Economisch en Monetaire Unie (EMU). Verder spelen de inzet en beschikbaarheid van de productiefactoren arbeid en kapitaal in de Nederlandse economie een grote rol.

Groei productie per arbeidsjaar

Groei productie per arbeidsjaar

Meer mensen aan het werk

Naarmate een groter deel van de bevolking van 15 tot 65 jaar betaald werk verricht, wordt het voor bedrijven moeilijker om aan nieuw personeel te komen. Dit kan een rem op de productiegroei opleveren. Bovendien kan dit leiden tot hogere lonen. In beide gevallen kunnen hogere prijzen het gevolg zijn.

De arbeidsdeelname is de afgelopen jaren duidelijk gestegen. In 1999 had 64% van de potentiële beroepsbevolking een betaalde baan, tegen 58% in 1995. Vooral bij vrouwen is de participatie snel opgelopen, van 44% in 1995 tot 51% vorig jaar.

Arbeidsparticipatie 15-64-jarigen

Arbeidsparticipatie 15-64-jarigen

Toch is de participatiegraad van vrouwen nog altijd veel lager dan die van mannen. Er is dus ruimte om een groter deel van de vrouwen aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Bovendien is de arbeidsparticipatie in Nederland duidelijk lager dan in een aantal andere Europese landen. Ook dat geeft aan, dat er meer arbeid kan worden ingezet.

In de afgelopen jaren heeft de groeiende vraag naar arbeid dan ook steeds geleid tot een groter aanbod, onder andere van huisvrouwen en herintreders. Mede daardoor zijn de CAO-loonstijgingen tot nu toe relatief gematigd.

Bezettingsgraad industrie kan nog toenemen

Welk deel van de productiecapaciteit in de industrie daadwerkelijk benut wordt, is te zien aan de bezettingsgraad. In 1989 en 1990, de vorige periode van hoge economische groei, lag deze rond 86%. De afgelopen jaren ligt hij daar ruim onder. Bovendien loopt de bezettingsgraad niet duidelijk op. Daardoor kan de industriële productie uitgebreid worden, zonder dat er op korte termijn knelpunten ontstaan.

De afgelopen jaren zijn de investeringen in de productiecapaciteit gestegen. Dat werkt verlagend op de bezettingsgraad. Verder had de industrie had in de eerste helft van 1999 te kampen met tegenvallende exportresultaten. Dat kwam onder andere door de Aziëcrisis.

Bezettingsgraad productiecapaciteit industrie

Bezettingsgraad productiecapaciteit industrie

Voldoende ruimte voor uitbreiding

Nederland had dus in de afgelopen jaren voldoende ruimte om de productie uit te breiden zonder knelpunten en prijsverhogingen. Die ruimte was er zowel bij de productiefactor arbeid als bij de productiefactor kapitaal. Er was dus nog geen theorie van de Nieuwe Economie nodig om de ontwikkelingen te verklaren.

In de loop van 1999 zijn echter duidelijk spanningen op de arbeidsmarkt ontstaan. Om te zorgen dat de combinatie van hoge groei, dalende werkloosheid en lage inflatie in stand blijft, zou een hogere productiviteitsstijging dankzij de Nieuwe Economie wel eens een noodzakelijke voorwaarde kunnen zijn.

Gert Buiten