Iets meer vlinders

Het lijkt erop dat de algemene vlinders als groep het in 1999 iets minder slecht hebben gedaan dan in vorige jaren. Maar de lichte toename is volledig te danken aan het herstel van enkele soorten. De gunstige weersomstandigheden hebben hier zeker toe bijgedragen. Er zijn vlinders waar het zelfs goed mee gaat. Zo waren er nog niet vaak zoveel grote koolwitjes als dit jaar. Normaal is dit de minst algemene van de drie "gewone" witjes in ons land, nu was hij dit voorjaar de talrijkste.

Het boomblauwtje is een andere soort die in 1999 talrijker is dan de voorgaande jaren. Deze vlinder vertoont van nature sterke schommelingen in aantal, vermoedelijk veroorzaakt door een parasiet. Na een paar slechte jaren lijkt hij er weer bovenop en is dit kleine zilverblauwe vlindertje weer in veel tuinen te zien. Het drietal dat in 1999 goed scoort wordt gecompleteerd door het groentje.

Dit is het tweede opeenvolgende jaar dat de stand van de algemene soorten wat verbetert. Toch doet de helft van de 22 algemene soorten het nog steeds slechter dan in 1990. Vooral na de slechte zomer van 1993 lijkt herstel nauwelijks plaats te vinden. De Vlinderbalans,  een nieuwe manier om de actuele vlinderstand in beeld te brengen, toont aan dat per saldo ruim eenderde van de algemene soorten in aantal is verminderd.

Vlinderbalans 1990-1999

Vlinderbalans 1990-1999

Zeldzame soorten blijven zeldzaam

Met de zogenaamde aandachtsoorten gaat het al jaren erg slecht. Aandachtsoorten zijn soorten waarop het natuurbeleid van het Ministerie van LNV zich speciaal richt. Deze soorten zijn bedreigd en hebben daarom extra bescherming nodig. Per saldo is bijna de helft van de zeldzame soorten sinds 1990 in aantal verminderd. Anders dan bij de algemene soorten, laat 1999 geen verbetering zien.

Slechts twee van de 17 soorten doen het goed. De koninginnepage, van nature een zwerver, profiteert van de mooie zomer en is in 1999 op veel plekken gezien. Het zeldzame bont dikkopje breidt zich zelfs uit en is de afgelopen jaren op nieuwe plekken in Brabant ontdekt.

Ook het boswitje, een nieuwkomer, doet het nog steeds goed. Dit fragiele witje heeft zich in begin van de jaren negentig gevestigd op de Sint-Pietersberg bij Maastricht. Tot nu toe heeft dit vlindertje zich nooit langer dan een paar jaar in ons land kunnen handhaven, maar nu lijkt het voor langere tijd te gaan lukken.

Kleine populaties zijn kwetsbaar

Veel zeldzame soorten stellen bijzondere eisen aan hun leefgebied. Daardoor komen ze vaak alleen nog voor in enkele kleine natuurgebiedjes die ver uit elkaar liggen. Dergelijke kleine populaties zijn erg kwetsbaar: een paar slechte seizoenen kan het eind van de populatie betekenen. De laatste jaren is dit gebeurd met de zilveren maan in de Bruuk bij Groesbeek en met het spiegeldikkopje op de Tondensche en Empesche hei in de omgeving van Apeldoorn.

Het is vrijwel uitgesloten dat deze soorten hier op eigen kracht weer kunnen terugkomen. Het spiegeldikkopje komt nu in ons land alleen nog maar voor in de Peel. Als daar een catastrofe gebeurd, in de vorm van bijvoorbeeld zeer slechte weersomstandigheden, dan is er wéér een vlindersoort minder in ons land. Iets dergelijks is nog in de jaren tachtig gebeurd met het tweekleurig hooibeestje waarvan de laatste populatie op de Hoge-Veluwe verdween.

Vlinderbalans 1990-1999

Vlinderbalans 1990-1999

Is er nog hoop?

Ondanks het voorafgaande: ja! Want een mooie zomer is gunstig voor vlinders en als populaties groter worden dan kunnen ze weer tegen een stootje. Maar vooral ja omdat er de laatste jaren heel veel bekend is geworden over de eisen die vlinders stellen. Ook worden allerlei maatregelen genomen om de milieuomstandigheden te verbeteren en de isolatie van de kleine natuurgebiedjes op te heffen. Dit zal op de lange termijn zeker effect hebben op de vlinderstand.

Het is alleen de vraag of de vlinders nog zolang kunnen wachten. De trendlijn in de grafiek geeft namelijk aan dat er mogelijk niet veel tijd meer beschikbaar is voordat er nog meer soorten verdwijnen. Dit leidt tot de conclusie dat het nodig is op korte termijn te behouden wat er nog is; daar ligt vooral een taak voor terreinbeheerders. Zij kunnen, gebruikmakend van de beschikbare kennis, de periode overbruggen die nodig is voordat structurele maatregelen effect hebben .

Calijn Plate (CBS) en Chris van Swaay (de Vlinderstichting)