Inkomsten van scholieren

Scholieren van het voortgezet onderwijs kunnen op verschillende manieren aan geld komen. Ouders zijn een belangrijke inkomstenbron, maar bij oudere scholieren neemt ook het baantje een belangrijke plaats in. Sinds 1996 krijgen scholieren vanaf 18 jaar in het voortgezet onderwijs ook een tegemoetkoming in de studiekosten.

Gemiddeld inkomen van scholieren

Gemiddeld inkomen van scholieren
Naarmate scholieren ouder worden, stijgen de gemiddelde inkomsten uit baantjes. Vanaf hun zestiende jaar heeft meer dan de helft een bijbaan. Zowel in als buiten vakantieperiodes wordt er massaal door de scholieren gewerkt. Het gaat hierbij niet alleen om formele arbeid. Deze is pas toegestaan vanaf het dertiende jaar en dan alleen onder strikte voorwaarden. Klusjes als babysitten en auto's wassen zijn dus ook als baantjes gerekend. Er is slechts een klein verschil tussen de aantallen jongens en meisjes die door de week een baantje hebben. Tot 16 jaar zijn er over het algemeen iets meer meisjes die een baantje hebben. Onder de 16- tot 18-jarigen hebben jongens iets vaker een baantje.

Scholieren met een baantje naar leeftijd en geslacht 1996

Scholieren met een baantje naar leeftijd en geslacht 1996
Dit wil echter niet zeggen dat meisjes evenveel inkomsten uit arbeid hebben als jongens. Over het algemeen werken jongens meer uren dan meisjes. Bovendien hebben jongens vaker de beter betaalde baantjes. Zo levert een krantenwijk gemiddeld netto f 10,25 per uur op, terwijl babysitten gemiddeld nettoo f 5,60 per uur opbrengt.

Percentage scholieren met dit baantje, 1996

Percentage scholieren met dit baantje, 1996
Bron: Nationaal Scholierenonderzoek, Nibud

I. Sinkeldam en M.Warnaar