Koeien krijgen de ruimte

Eén miljoen ha aan uitgestrekte weidestreken bepaalt voor een belangrijk deel het landschap van Nederland. De helft van de agrarische bedrijven is in 1998 afhankelijk van weidebouw. Deze bedrijven houden rundvee, schapen of geiten of zij verkopen gras.

Van de bedrijven met grasland is het overgrote deel gespecialiseerd op melkvee. Daarnaast hebben nog eens 20 000 bedrijven grasland in gebruik om een nevenactiviteit uit te oefenen. Ook tuinders en akkerbouwers hebben vaak een perceeltje gras.

Graasdieren en voederengewassen

Graasdieren en voederengewassen

Minder vee per ha

Om melkvee te houden is veel grond nodig. Om de schade aan het milieu te beperken mag landbouwgrond namelijk niet te intensief door vee worden gebruikt. Het aantal koeien moet daarom in verhouding staan tot de beschikbare grond van een bedrijf.

Als norm geldt, dat een boer omgerekend 2,5 volwassen melkkoeien per ha cultuurgrond mag houden. De meeste bedrijven zitten daaronder. Veel boeren zitten echter boven deze norm. Zij moeten aantonen dat ze overtollige mineralen op een verantwoorde wijze afvoeren.

Door de inkrimping van de melkveestapel is er al een trend merkbaar, dat er minder koeien per ha worden gehouden. De hoeveelheid melkvee is sinds de invoering van de melkquotering met 40% verminderd. Het aantal bedrijven dat 4 of meer melkkoeien per ha houdt, is sinds 1983 met tweederde gedaald. Ook het aantal schapen is sinds 1993 minder geworden. Daarentegen daalt de oppervlakte voedergewassen (gras, snijmais en luzerne) veel minder snel.

Aantal bedrijven naar melkkoeien per ha groenvoer

Aantal bedrijven naar melkkoeien per ha groenvoer

Meer koeien in de wei

Een rundveehouder kan zijn koeien in de wei laten grazen. Ook kan hij ze op stal houden en ze daar gemaaid gras voorzetten. Een aantal koeien blijft dus dag en nacht op stal staan zodat ze het gras niet kunnen vertrappen. De veehouder brengt in de zomer veel gras vers in de stal om bij te voeren.

Tot voor kort gingen boeren op deze wijze het grasland steeds intensiever gebruiken. Dat kwam door de hoge veebezetting. Aan deze verlenging van de stalperiode lijkt een einde gekomen te zijn, nu een koe meer land tot haar beschikking heeft. Meer dan de helft van de opbrengst van gras is bestemd voor beweiding van alle graasdieren. Er grazen dan ook steeds meer koeien in het weiland.

Het jongvee voor de melkveehouderij loopt al langer buiten. Deze ontwikkeling sluit goed aan bij de gedachtegang van veel boeren, waarbij men meer de richting van duurzame melkveehouderij op wil.

Nelet Kuipers

Bronnen: CBS, Statistiek Graslandgebruik en LTO Nederland