Meningen en cijfers over de economische situatie

In de verslaggeving over de conjunctuur door het CBS zijn drie soorten informatie te onderscheiden. Allereerst zijn er de geïntegreerde gegevens uit de Nationale en Kwartaalrekeningen. Deze geven een samenvattend, geïntegreerd beeld van de ontwikkeling van de belangrijkste economische grootheden als productie, consumptie, in- en uitvoer en investeringen. Ook een grootheid als de economische groei - de volume-ontwikkeling van het bruto binnenlands product - is uit deze kaders afkomstig.

Geïntegreerde gegevens: hoge groei

Geïntegreerde gegevens komen met een lage frequentie en een relatief grote vertraging beschikbaar. Begin november beschrijft het meest actuele cijfer de situatie in het tweede kwartaal van dit jaar.

De eerste helft van 1998 kenmerkte zich door een hoge economische groei. Het volume van het BBP was 4,3% groter dan in het eerste halfjaar van 1997. Groeicijfers in deze orde van grootte zijn betrekkelijk uitzonderlijk. Na de hoogconjunctuur uit de jaren 1989 en 1990 zijn ze niet meer voorgekomen.

Ook internationaal scoort Nederland goed. Binnen de Europese Unie behoort ons land tot de koplopers.

Bruto Binnenlands Product, mutatie t.o.v. voorgaand kwartaal

Bruto Binnenlands Product, mutatie t.o.v. voorgaand kwartaal

Kortlopende indicatoren: gemengd beeld

Frequenter – en meestal ook recenter – dan de geïntegreerde gegevens komen de kortlopende indicatoren beschikbaar. Dit is informatie per maand of kwartaal, die niet leidt tot een sluitend integratiesysteem, maar die daar wel in past.

Deze informatie kunnen we beschouwen als losse stukjes van een legpuzzel of als de meters op het dashboard van een auto. Voorbeelden zijn de maandelijkse indicatoren van de industriële productie en de binnenlandse gezinsconsumptie. De industriële productie maakt weliswaar maar een beperkt deel uit van het BBP, een kleine 20%, maar geeft vaak belangrijke aanwijzingen voor het geheel.

Van de belangrijkste kortlopende indicatoren is nu het cijfer over augustus of over het derde kwartaal beschikbaar.

Bij de kortlopende indicatoren lijken de jongste ontwikkelingen een tweedeling aan te geven. Weliswaar geeft een aantal indicatoren een wat hoger niveau aan dan een jaar eerder, maar de stijging vlakt af. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de industriële productie en de ontwikkeling van de toegevoegde waarde in de bouw. Ook daalt het aantal faillissementen in het derde kwartaal nog wel, maar de daling in de eerste twee kwartalen van dit jaar was aanzienlijk groter.

Daarentegen blijven andere indicatoren, zoals de consumptie door gezinnen en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, positieve ontwikkelingen aanwijzen. De groei van de consumptie van duurzame goederen, de meest conjunctuurgevoelige categorie, is in de zomermaanden juli en augustus zelfs het meest uitbundig geweest. De inflatie en de rente blijven op een historisch laag niveau.

Stemmingsindicatoren: ongunstige ontwikkeling

Een derde bron voor conjunctuurberichtgeving betreft de stemmingsindicatoren als het producenten- en het consumentenvertrouwen. Op het punt van tijdigheid winnen deze indicatoren het met glans van de twee eerder genoemde. Nog tijdens de maand waarover gemeten wordt zijn deze indicatoren al beschikbaar. Daar staat tegenover dat de stemmingsindicatoren meningen weergeven, terwijl de vorige indicatoren op cijfers gebaseerd waren.

Beide indicatoren, maar vooral het consumentenvertrouwen, schetsen een somber beeld van de recente ontwikkelingen van de conjunctuur. De indicator van het consumentenvertrouwen is in oktober opnieuw fors lager dan in de voorgaande maand. Op de vijf vragen die aan deze indicator ten grondslag liggen, werden per saldo 4% meer positieve dan negatieve antwoorden gegeven. Het vertrouwen daalde met 12 punten, de grootste maand-op-maand daling die ooit gemeten is.

Stemmingsindicatoren
(saldo's positieve en negatieve antwoorden)

Stemmingsindicatoren

Het slechte economische nieuws galmt vooral na in de deelindicator van het economisch klimaat. Deze vat het oordeel samen dat de consument heeft over de algemene economische situatie voor de afgelopen en de komende twaalf maanden. Het sentimentskarakter van het onderzoek komt hier het duidelijkst tot uiting. Was in juli per saldo nog 28% van de consumenten nog positief, in oktober overtroffen de negatieve antwoorden de positieve met 13%-punten. Dit is het laagste saldo na het vroege voorjaar van 1996, toen de consument onder andere werd opgeschrikt door het faillissement van Fokker.

De andere deelindicator, de koopbereidheid, is de afgelopen maanden veel minder gedaald. De consument blijft kooplustig en ook het oordeel over de eigen financiële situatie blijft positief.

Bij de ondernemers in de industrie is recentelijk het producentenvertrouwen fors gedaald. In de eerste acht maanden van dit jaar schommelde deze indicator rond de 5,5. In september daalt het vertrouwen vrij abrupt naar 1,3; het laagste niveau na november 1996. De ondernemers in de zakelijke dienstverlening blijven daarentegen ook in het derde kwartaal optimistisch gestemd.

Stemmingsindicatoren reageren snel en heftig op zowel slecht als goed economisch nieuws. Niet elke substantiële verandering van deze indicatoren is echter in het verleden gepaard gegaan met aanzienlijke veranderingen in de conjunctuur. Een oordeel over de conjuncturele ontwikkeling moet daarom gebaseerd zijn op het verloop van alle drie soorten indicatoren.

Willem Ludwig