Schapen doen we erbij

Nederland telt slechts een paar honderd echte schapenbedrijven. Daarnaast zijn er zijn ruim 18 duizend landbouwbedrijven die schapen houden als nevenactiviteit. Bovendien houden ook talloze hobbyisten schapen. Zij bezitten naar schatting een vijfde tot een kwart van het aantal dieren.

Dit maakt de schapenhouderij tot een merkwaardige bedrijfstak. Schapen houden doet men erbij. Toch is het de bedoeling om er wat geld aan over te houden.

Bijzonder is ook dat in eigen land nauwelijks afzet is voor de producten van deze bedrijfstak. Lamsvlees wordt bijvoorbeeld door autochtone Nederlanders nauwelijks gegeten. Frankrijk neemt bijna twee derde af van de uitgevoerde levende dieren.

Schapen

Schapen doen we erbij

In Nederland is de Texelaar het populaire schaap. Het ras is in het begin van deze eeuw voortgekomen uit een verbetering van een plaatselijk ras. Hierdoor is dit eiland de bakermat van de hedendaagse schapenteelt. Met 29 duizend stuks is Texel nog steeds de gemeente met het grootste aantal schapen.

Scheren is te duur

De Texelaar heeft een gedrongen bouw en het wordt speciaal gefokt voor de vleesproductie. De wol was in het begin nog een aardig bijproduct, maar door de wereldwijde concurrentie en de opkomst van kunststoffen is het nu eerder een last. Het scheren van het schaap is momenteel namelijk duurder dan de prijs van de ruwe wol. In sommige regio’s melkt men schapen voor de kaasproductie, hoewel het ras daar niet voor gefokt is.

Eén ram is goed in staat om in het najaar minstens 25 ooien te bevruchten. Een ooi werpt na vijf maanden 1 á 2 lammeren. Dat is een lage reproductie en fokkerijgroeperingen zijn bezig om dat getal door middel van kruisingen te verhogen zonder de typische vleeseigenschappen te verliezen. Een Texelaar heeft nog wel eens geboorteproblemen zodat de uitval en kosten kunnen oplopen.

Schapen trekken landinwaarts

Oorspronkelijk lieten boeren de Texelse schapen op de hellingen van de kilometers lange zeedijken grazen. De dijktaluds zijn moeilijk toegankelijk voor hooiwinning en de kleine schapenpoten verbeteren de functie van de dijk door de graszode aan te drukken.

Als gevolg van de invoering van de melkquotering in 1984 hadden veehouders grasland over dat niet overal geschikt is voor akker- of tuinbouw. In acht jaar tijd is toen het aantal schapen op landbouwbedrijven twee en een half keer zo groot geworden. Daarna nam het aantal echter weer af. In 1998 waren er 1,4 miljoen dieren, ruim een kwart lager dan in 1993. Die schapen liepen rond op 19 duizend bedrijven.

Schapen naar provincie, 1998

Schapen naar provincie, 1998

In Friesland komen de meeste schapen voor. Noord-Holland is de tweede schapenprovincie. In deze twee provincies samen graast ruim een derde van het aantal dieren. Als de meeste ouderdieren de lammeren nog zogen heeft een boer gemiddeld ruim 70 schapen, maar het aantal varieert sterk per bedrijf. Gespecialiseerde schapenboeren hebben wel 300 stuks.

Folkert van der Werf

Bron: Statistiek van de slachtingen en Landbouwtelling 1998.