Gesubsidieerde arbeid

Regelingen voor gesubsidieerde arbeid zijn ingevoerd om werklozen werkervaring op te laten doen en zo hun afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Tot de deelnemers aan deze regelingen worden personen gerekend met een baan in het kader van de Jeugdwerkgarantiewet (JWG), banenpool- of Melkertregeling. In 1997 ging het om 77 duizend mensen. Zij behoren per definitie tot de werkzame beroepsbevolking (mits zij 12 uur of meer per week werken).

Deelnemers gesubsidieerde arbeid, 1997

Deelnemers gesubsidieerde arbeid, 1997

Van de werkzame beroepsbevolking heeft ruim één procent een gesubsidieerde arbeidsplaats. De deelnemers treden echter tot deze regelingen toe vanuit een situatie van werkloosheid. Daarom is ook een vergelijking met de werkloze beroepsbevolking van belang.

Vooral mannen en jongeren

Er zijn meer mannen dan vrouwen met een gesubsidieerde baan. Vrouwen maken daarentegen 56 procent uit van de werkloze beroepsbevolking. Van hen heeft bijna twintig procent een baan voor minder dan 12 uur per week. Bij de mannen uit de werkloze beroepsbevolking is dit slechts negen procent. Dat vrouwen vaker een klein baantje hebben, kan een verklaring zijn waarom ze naar verhouding weinig deelnemen aan gesubsidieerde arbeid.

Beroepsbevolking naar geslacht, 1997

Beroepsbevolking naar geslacht, 1997

Bijna 30 procent van de mensen met een gesubsidieerde baan is jonger dan 25 jaar. De JWG heeft namelijk een op leeftijd gebaseerde doelgroep. De meeste JWG'ers zijn jonger dan 23 jaar. Hierdoor ligt het aandeel jongeren veel hoger dan in de werkloze en de werkzame beroepsbevolking.

Beroepsbevolking naar leeftijd, 1997

Beroepsbevolking naar leeftijd, 1997

Lager opgeleiden in de meerderheid

Mensen met een gesubsidieerde arbeidsplaats zijn in het algemeen lager opgeleid dan werklozen en werkenden. Van de mensen met een baan heeft slechts 28 procent niet meer dan basisonderwijs, mavo of vbo gevolgd. Van de werkloze beroepsbevolking is dat 46 procent, van de mensen met een gesubsidieerde arbeidsplaats heeft zelfs meer dan de helft dit opleidingsniveau.

Bij de hogere opleidingen is dit patroon omgekeerd. Zo heeft slechts tien procent van de deelnemers aan gesubsidieerde arbeid een universitaire of hbo-opleiding. Bij de werkloze beroepsbevolking is dit 18 procent en bij de mensen met werk 26 procent.

Beroepsbevolking naar opleidingsniveau, 1997

Beroepsbevolking naar opleidingsniveau, 1997

Accent op dienstverlening

De deelnemers aan deze regelingen werken voornamelijk in de gezondheids- en welzijnszorg, het openbaar bestuur en overheidsdiensten en in het onderwijs. Bij elkaar is meer dan de helft te vinden in de niet-commerciële dienstverlening.

Beroepsbevolking naar beroepsgroep, 1997

Beroepsbevolking naar beroepsgroep, 1997

Veertien procent heeft een elementair beroep als glazenwasser, interieurverzorger, keukenknecht of medewerker huishoudelijke dienst. Een nagenoeg even groot percentage heeft een lager technisch beroep, bijvoorbeeld conciërge of huisbewaarder. De grootste groep - een kwart van de deelnemers - werkt op middelbaar niveau, bijvoorbeeld als administratief medewerker, crècheleidster of maatschappelijk of sociaal-cultureel werker. Slechts elf procent heeft een hoger of wetenschappelijk beroep.

J. van Cruchten en S. de Vries

Bron: Sociaal-economische maandstatistiek, augustus 1998