
Living Planet Index
De Nederlandse Living Planet Index (LPI) laat over de afgelopen decennia een licht positieve trend zien. De toename is vooral toe te schrijven aan zoogdieren, reptielen en libellen. De meeste amfibieën gaan ook vooruit, terwijl vlinders gemiddeld juist een afname vertonen. Een deel van de toename komt door geherintroduceerde soorten zoals de bever en de otter en door diersoorten uit het zuiden die vanwege klimaatverandering steeds noordelijker voorkomen. Verder is de kwaliteit van zoete wateren verbeterd waardoor populaties van veel aquatische soorten weer vooruitgaan.
Living Planet Index (Index (2000=100)) | |
---|---|
2000 | 100 |
2001 | 100,95 |
2002 | 101,9 |
2003 | 102,85 |
2004 | 103,8 |
2005 | 104,75 |
2006 | 105,7 |
2007 | 105,7 |
2008 | 106,65 |
2009 | 106,65 |
2010 | 106,65 |
2011 | 106,65 |
2012 | 106,65 |
2013 | 106,65 |
2014 | 106,65 |
Bron: NEM, CBS |
Kader
De LPI geeft de gemiddelde trend weer van inheemse soorten broedvogels, reptielen, amfibieën, vlinders en libellen, zoetwatervissen, zeevissen en zoogdieren. Het idee is dat hoe meer en hoe sterker deze soorten achteruitgaan dan wel vooruitgaan, des te slechter of beter het gaat met de natuur. Internationaal wordt de LPI veelvuldig gebruikt om te rapporteren over veranderingen in de biodiversiteit.
Analyse
De LPI is de gemiddelde trend van alle soorten waarvan data beschikbaar zijn of van een bepaalde selectie daarvan.
Behalve de trend in soortgroepen kan de LPI ook gebruikt worden om veranderingen in de kwaliteit van ecosystemen te signaleren. Die kwaliteit wordt gemeten aan het voorkomen van soorten die kenmerkend zijn voor het ecosysteem. Als de LPI aldus wordt opgedeeld naar ecosystemen, blijkt dat de toename in de Nederlandse LPI vooral plaats vond in zoet water en moeras. In agrarische gebieden (zie ook de boerenlandvogel-indicator) en in open natuurgebieden (hei, duin en half-natuurlijk grasland samen) is juist sprake van afname. In bossen bleef de LPI min of meer gelijk.
De Nederlandse LPI beschrijft de trend in Nederland als geheel, inclusief het mariene gebied. In 2017 is de mariene LPI uitgebreid met trends in zeevogels en bodemfauna en met trends in het Waddengebied, Deltagebied en de Noordzee kustzone. Deze gebiedstrends zijn echter nog niet in de LPI van Nederland als geheel opgenomen.
Internationale vergelijking
In de mondiale LPI van het Wereld Natuur Fonds (WNF) zijn de trends van meer dan 3 duizend gewervelde diersoorten gemiddeld: de soortgroepen zoogdieren, broedvogels, vissen, reptielen en amfibieën. Vanaf 1970 is deze LPI met 52 procent afgenomen (WNF 2014, 2016). Ook in de recente jaren is de trend nog neerwaarts. De licht toenemende Nederlandse trend staat dus haaks op de mondiale trend.
Uitgesplitst naar inkomensniveau van landen, volgens Wereldbank-criteria, blijkt de LPI echter vooral achteruit gegaan in lage- en midden-inkomenslanden (WNF, 2014). In hoge inkomenslanden is deze juist gestegen en komt de trend overeen met de Nederlandse LPI. Volgens WNF wijst deze toename op herstel na de zware verliezen in biodiversiteit die al voor 1970 optraden en is het herstel van dierpopulaties mogelijk doordat in rijke landen tegenwoordig meer financiële middelen worden aangewend voor natuurherstel. Verder worden vaak goederen en grondstoffen geïmporteerd uit lage-inkomenslanden, waarbij veelal de negatieve effecten van de productie van die goederen op de biodiversiteit plaatsvinden in lage-inkomenslanden. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de grootschalige omzetting van (tropisch) bos naar landbouwgrond voor de productie van hout en voedergewassen voor de export.
Hoge-inkomenslanden (Index (1970=100)) | Midden-inkomenslanden (Index (1970=100)) | Lage-inkomenslanden (Index (1970=100)) | |
---|---|---|---|
1970 | 100 | 100 | 100 |
1971 | 100 | 103 | 94 |
1972 | 100 | 104 | 94 |
1973 | 101 | 107 | 92 |
1974 | 102 | 107 | 89 |
1975 | 103 | 108 | 85 |
1976 | 103 | 107 | 81 |
1977 | 104 | 107 | 78 |
1978 | 103 | 107 | 76 |
1979 | 103 | 107 | 75 |
1980 | 103 | 108 | 75 |
1981 | 104 | 107 | 74 |
1982 | 103 | 106 | 72 |
1983 | 103 | 104 | 72 |
1984 | 103 | 101 | 70 |
1985 | 103 | 98 | 67 |
1986 | 104 | 96 | 65 |
1987 | 103 | 95 | 64 |
1988 | 103 | 95 | 61 |
1989 | 105 | 95 | 59 |
1990 | 107 | 95 | 56 |
1991 | 108 | 95 | 51 |
1992 | 108 | 95 | 49 |
1993 | 110 | 92 | 47 |
1994 | 110 | 90 | 46 |
1995 | 110 | 91 | 46 |
1996 | 110 | 91 | 42 |
1997 | 111 | 89 | 45 |
1998 | 111 | 87 | 44 |
1999 | 109 | 87 | 43 |
2000 | 108 | 86 | 46 |
2001 | 107 | 86 | 47 |
2002 | 106 | 88 | 50 |
2003 | 106 | 89 | 51 |
2004 | 105 | 91 | 51 |
2005 | 105 | 91 | 50 |
2006 | 105 | 91 | 49 |
2007 | 107 | 88 | 49 |
2008 | 108 | 84 | 46 |
2009 | 108 | 83 | 45 |
2010 | 110 | 82 | 42 |
Bron: WWF, ZSL |