Energiereserves

© ANP

De resterende aardgasreserves in de Nederlandse bodem zijn sinds 2000 met bijna 54 procent gedaald. In de afgelopen jaren zijn slechts kleine nieuwe aardgasreserves ontdekt die voor minder dan 1 procent bijdragen aan de resterende 846 miljard Sm3 aardgas in 2016. De voortgaande uitputting van de bestaande aardgasreserves werd nog versterkt doordat —bovenop de jaarlijkse winning— een neerwaartse herwaardering plaatsvond van de bestaande reserves; meer dan 60 miljard Sm3 in de afgelopen vijf jaar. Naast aardgas heeft Nederland ook een aantal kleinere olievelden op zowel land als op de Noordzee. Deze aardoliereserves zijn goed voor 4 procent van de resterende fossiele energiereserves. De oliereserves zijn sinds 2000 ondanks de jaarlijkse onttrekkingen gelijk gebleven, dat komt door de opwaartse bijstellingen (her-evaluatie) van de bestaande oliereserves in de ondergrond. Bijstellingen vloeien voort uit beslissingen om nieuwe winningstechnologie toe te passen op bepaalde olievelden. In dit geval betrof het olievelden die werden heropend en waaruit opnieuw olie gewonnen wordt nadat ze langer dan een decennium gesloten waren geweest.

Energiereserves
 Energiereserves (mld Sm3)
20001777
20011738
20021689
20031615
20041572
20051510
20061439
20071390
20081364
20091390
20101304
20111230
20121130
20131044
2014932
2015940
2016846

Kader

Nederland beschikt nog steeds over aanzienlijke hoeveelheden aardgas, hoewel minder dan 20 procent van de oorspronkelijke reserve in de bodem resteert. Daarnaast resteren nog wat kleinere oliereserves. Met groene groei streeft men ernaar de afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen te verminderen en niet-duurzame druk op de natuurlijke activa te voorkomen. Er zijn daarbij verschillende definities van duurzaamheid. Volgens de ‘zwakke’ definitie is een aanpak of beleid duurzaam als het de totale waarde van alle bezittingen vergroot—ook al nemen fysieke reserves in omvang en waarde af—omdat het mogelijkheden biedt voor substitutie tussen natuurlijke en niet-natuurlijke kapitaalvormen of bezittingen. Groene groei heeft meer gemeen met de ‘sterke’ definitie van duurzaamheid waar de nadruk ligt op het gebruik van fysieke indicatoren om te monitoren of bepaalde uitputbare natuurlijke hulpbronnen een kritisch niveau kunnen bereiken of zelfs beneden een bepaalde kritische drempel kunnen uitkomen. Ook hier geldt dat vervanging van deze fossiele energiebronnen, zoals met verschillende hernieuwbare energievormen, kan voorkomen dat dergelijke kritieke, lage niveaus al op korte termijn worden bereikt.

Analyse

Sinds de ontdekking van de aardgas- en oliereserves in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw zijn de velden geëxploiteerd. De aardgaswinning levert nog steeds een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse schatkist en de economische groei. Maar deze natuurlijke hulpbronnen zijn niet onuitputtelijk. Steeds minder vaak worden nieuwe reserves gevonden en wat jaarlijks wordt gevonden is steeds kleiner. Uitgaande van de nu bekende reserves verwacht men dat meer dan 80 procent van de oorspronkelijke en winbare gasreserves al is gewonnen.

De bekende aardgasreserve die eind 2016 resteerde, gaat naar verwachting nog zestien jaar mee. Deze berekening is gebaseerd op de netto aardgasonttrekking (productie) in 2016, die aanzienlijk lager is uitgekomen ten opzichte van het gemiddelde van de afgelopen 25 jaar. Dat de totale reserve daalt, is een indicatie van niet-duurzaam gedrag, aangezien de voorraden niet-hernieuwbare fossiele energie (de verwachte reserves) waarschijnlijk binnen enkele decennia uitgeput zullen zijn. De combinatie van jaarlijkse onttrekking, neerwaartse herwaardering van de reserves—wat de afgelopen jaren steeds vaker voorkwam—en de afwezigheid van substantiële nieuwe ontdekkingen, resulteerde in relatief snel dalende reserves.

Na een reeks kleine aardbevingen in het noorden van het land, die vaak in verband worden gebracht met de gaswinning aldaar, heeft de overheid besloten de gaswinning uit het Groningenveld te beperken.

Internationale vergelijking

Om de internationale vergelijking mogelijk te maken, zijn de resterende energiereserves van de lidstaten van de Europese Unie omgezet in vergelijkbare energiegrootheden per capita. Uit deze vergelijking blijkt dat Nederland nog over substantiële energiereserves beschikt. Slechts 13 van de 27 lidstaten van de Europese Unie beschikken over aanzienlijke olie-, aardgas- en kolenreserves in de bodem. Zes van deze landen hebben grotere reserves dan Nederland per hoofd van de bevolking. Polen heeft de grootste energievoorraad per hoofd, voornamelijk (antraciet en bitumineuze) steenkool. Daarna volgen Tsjechië, Duitsland, Bulgarije, Hongarije en Griekenland (hoofdzakelijk bruinkool). De energievoorraden van de EU-lidstaten zijn sinds 2000 gemiddeld met ongeveer 15 procent afgenomen. Voor Nederland zijn de reserves in genoemde periode meer dan gehalveerd. Nederland heeft nog steeds aanzienlijke energiereserves, maar de bovengemiddelde energiewinning per hoofd van de bevolking in de afgelopen 16 jaar ten opzichte van andere Europese OESO-landen, heeft gezorgd voor een relatief snelle afname van de resterende reserve.

Energiereserves, 2016
 Energiereserves (terajoules per inwoner)
Polen15,76
Tsjechië6,28
Duitsland6,1
Hongarije4,51
Griekenland3,72
Nederland1,29
Spanje0,61
Denemarken0,5
Verenigd Koninkrijk0,34
Italië0,07
Frankrijk0
Bron: BP, Eurostat