3. Resultaten
Sociale en maatschappelijke participatie
Met sociale participatie wordt het contact met familie vrienden of buren bedoeld. Er zijn geen statistisch significante verschillen in sociale participatie tussen jongeren die bereid zijn en jongeren die niet bereid zijn tot deelname aan MDT. Vergelijkbare hoge percentages geven aan dat het merendeel minstens wekelijks sociaal contact heeft met familie, vrienden of buren (zie tabel 3.1.1)
| Minstens wekelijks sociaal contact met… | Bereid tot deelname aan MDT | Niet bereid tot deelname aan MDT |
|---|---|---|
| Familie | 79,3 | 81,4 |
| Vrienden | 91,7 | 91,5 |
| Buren | 40,3 | 42,3 |
Aan de respondenten is gevraagd hoe vaak zij contact hebben met anderen die 1) een andere herkomst hebben, 2) een ander opleidingsniveau hebben, en 3) minstens 5 jaar ouder of jonger zijn (en niet in hetzelfde huis wonen). De groepen verschillen niet in het percentage dat wekelijks contact heeft met mensen met een andere herkomst. In vergelijking met de groep die niet-bereid is tot MDT-deelname, heeft de groep die wel bereid is minder vaak wekelijks contact met mensen die een ander opleidingsniveau hebben, maar vaker wekelijks contact met anderen die minstens 5 jaar ouder of jonger zijn dan zijzelf (zie tabel 3.1.2).
| Minstens wekelijks contact met anderen die… | Bereid tot deelname aan MDT | Niet bereid tot deelname aan MDT |
|---|---|---|
| Een andere herkomst hebben | 76,7 | 74,2 |
| Een ander opleidingsniveau hebben | 87,0* | 91,4* |
| Minstens 5 jaar ouder of jonger zijn | 92,6* | 88,9* |
| * = p< 0.05 | ||
In tabel 3.1.3 is te zien dat van de groep bereid-tot-MDT-deelname een significant hoger percentage tenminste een keer vrijwilliger is geweest in het afgelopen jaar dan van de groep die niet bereid is (59 procent tegenover 43 procent). In de vraagstelling staat niet expliciet vermeld dat MDT niet moet worden meegenomen. Het zou kunnen dat respondenten die mee hebben gedaan aan MDT dit hebben meegeteld bij de vraag naar vrijwilligerswerk, en dat dit samenhangt met het verschil tussen de groepen. Met de huidige gegevens is dit helaas niet vast te stellen.
Er is geen verschil gevonden in het aandeel dat informele hulp geeft: ongeveer 1 op de 3 jongeren heeft aangegeven in de afgelopen 4 weken onbetaalde hulp te hebben geven aan anderen buiten hun eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden.
De groep bereid-tot-MDT-deelname is ook significant vaker lid van een vereniging dan de andere groep (57 procent tegenover 44 procent).
| Bereid tot deelname aan MDT | Niet bereid tot deelname aan MDT | |
|---|---|---|
| Vrijwilligerswerk | 58,6* | 42,6* |
| Informele hulp | 33,1 | 31,6 |
| Lid van een vereniging | 57,0* | 44,4* |
| * = p< 0.05 | ||
3.2 Vertrouwen
De groep bereid tot deelname aan MDT heeft significant vaker vertrouwen in de medemens dan de groep die niet bereid is tot deelname (zie tabel 3.2.1). Bij de eerste groep heeft 76 procent vertrouwen, bij de tweede groep ligt dat percentage op 62 procent.
| Bereid tot deelname aan MDT | Niet bereid tot deelname aan MDT | |
|---|---|---|
| Vertrouwen in medemens (%) | 76,1* | 62,0* |
| * = p< 0.05 | ||
3.3 Belang maatschappelijke inzet
In de SSW-enquête zijn ook vragen gesteld over de motivatie om zich in te zetten voor de maatschappij. Er werd aan respondenten gevraagd in hoeverre ze het belangrijk of onbelangrijk vinden om zich in te zetten voor een ander en voor de samenleving. In de groep bereid tot MDT-deelname vindt 90 procent het (heel) belangrijk om zich in te zetten voor een ander (zie tabel 3.3.1). Dit percentage is hoger dan in de groep die niet bereid is tot deelname, daarvan vindt 83 procent het belangrijk. Ook voor het inzetten voor de samenleving verschilt het percentage significant: de groep bereid tot MDT-deelname vindt vaker (75 procent) dan de andere groep (57 procent) dat het (heel) belangrijk is om je in te zetten voor de samenleving.
| Bereid tot deelname aan MDT | Niet bereid tot deelname aan MDT | |
|---|---|---|
| Inzet voor een ander | 90,4* | 82,6* |
| Inzet voor de samenleving | 74,5* | 56,7* |
| * = p< 0.05 | ||
3.4 Talentontwikkeling
Er zijn in de SSW-enquête vijf stellingen gepresenteerd over talentontwikkeling (zie Bijlage 6.1). Van deze vijf vragen is één samengestelde maat gemaakt. Indien respondenten 3 of meer vragen positief beantwoordden (eens of helemaal eens) werd dat gezien als sterke talentontwikkeling. Tabel 3.4.1 laat zien dat respondenten met bereidheid tot MDT-deelname vaker een sterke talentontwikkeling hebben dan respondenten die niet bereid zijn tot MDT-deelname, maar dit verschil is niet significant.
| Bereid tot deelname aan MDT | Niet bereid tot deelname aan MDT | |
|---|---|---|
| Sterke talentontwikkeling | 63,7 | 61,1 |