Auteur: Sebastian Alejandro Perez, Martijn Souren
Module Arbeid, Zorg en Kinderopvang 2021

3. Kortdurende zorgsituaties en gebruik/behoefte aan verlof

In dit hoofdstuk worden de resultaten met betrekking het gebruik en de behoefte aan verlof binnen kortdurende zorgsituaties besproken. In dit geval heeft men te maken gehad met een kortdurende (of incidentele) zorgsituatie wanneer het eigen kind, de partner, een ouder, een ander familielid, een vriend of een bekende in de afgelopen twaalf  maanden onverwacht korter dan twee weken zorg nodig had vanwege een plotselinge ziekte, een ongeval of ziekenhuisopname.

In figuur 3.1 wordt het absolute aantal kortdurende zorgsituaties en het zorggedrag binnen deze zorgsituaties afgebeeld. Net als bij langdurende zorgsituaties werd er door de meerderheid van de werknemers die met een zorgsituatie te maken kregen zelf zorg verleend. In figuur 3.2 is ook het verschil tussen de 12-uursgrens definitie en de ILO-definitie van de beroepsbevolking gevisualiseerd. Het aantal mensen dat gezorgd heeft bij een kortdurende zorgsituatie steeg tot en met 2019, maar daalde in 2021 weer, samen met het totale aantal kortdurende zorgsituaties (waarvan in figuur 3.1 al bleek dat dit is gedaald).

3.1 Werknemers die te maken kregen met een kortdurende zorgsituatie
 Gezorgd (x 1 000)Niet gezorgd (x 1 000)
2015496332
2017520283
2019543285
2021420254

3.2 Werknemers die zorg hebben verleend binnen een kortdurende zorgsituatie
 12-uursgrens (x 1 000)Uitbreiding door ILO-definitie (x 1 000)
2005459
2007456
2009502
2011403
2013430
201546927
201749624
201951528
202140119

Zorgvragers

Vanaf 2017 wordt ook uitgevraagd voor welke persoon kortdurende zorg nodig was. Indien men met meerdere kortdurende zorgsituaties te maken kreeg, wordt hier uitgegaan van de laatste keer. Ook hier wordt een onderverdeling gemaakt in zorg voor het kind, de partner, een ouder, een overig familielid, een vriend of een bekende. Net als in het geval van langdurende zorgsituaties waren er in absolute aantallen de meeste zorgenden die voor een kortdurend zieke ouder zorgden (zie figuur 3.3). In 2021 lag dit aantal lager dan in de voorgaande jaren, net als het totale aantal kortdurende zorgsituaties. Het grootste deel van deze zorgenden nam hier geen verlof voor op en had daar ook geen behoefte aan. In het geval van kortdurende zorg voor het kind of de partner wordt door zorgenden naar verhouding vaker verlof opgenomen. Bij zorgenden die kortdurend voor een overig familielid, een vriend of een bekende zorgden was de behoefte aan verlof naar verhouding het kleinst. Net als in het geval van langdurende zorg wordt er binnen kortdurende zorgsituaties het vaakst gebruik gemaakt van ADV/vakantieverlof en kortdurend zorgverlof.

3.3 Werknemers naar de persoon voor wie zij kortdurend hebben gezorgd en wat het verlofgebruik en de behoefte daarbij was
   Verlof opgenomen om te kunnen zorgen (x 1 000)Geen verlof, wel behoefte (x 1 000)Geen verlof, geen behoefte (x 1 000)Gebruik en behoefte verlof onbekend (x 1 000)
2017Kind459501
2017Partner5116671
2017Ouder38161191
2017Overige familie, vriend of bekende2111851
2019Kind379551
2019Partner4914752
2019Ouder43151261
2019Overige familie, vriend of bekende2510960
2021Kind2612480
2021Partner2714580
2021Ouder33101070
2021Overige familie, vriend of bekende147750

Willen zorgen

Een deel van de personen die niet gezorgd hebben toen zich een kortdurende zorgsituatie voordeed, had wel zorg willen verlenen (zie figuur 3.4). Net als bij langdurende zorgsituaties waren de meest genoemde redenen om niet te kunnen zorgen dat iemand anders de zorg al verleende of dat het werk het niet toeliet. In deze figuur is ook te zien dat vanaf 2017 de groep “Onbekend of werknemer wel had willen zorgen” zichtbaar is. Dit heeft te maken met een de wijziging in de vraagstelling om ook te achterhalen voor wie er gezorgd is in combinatie met de vraag of de respondent zelf of de partner is ingesprongen in deze zorgsituatie. In tegenstelling tot 2015 en eerder krijgt men deze vervolgvraag ook wanneer men aan heeft gegeven zelf zorg nodig te hebben, maar wel een partner heeft. Immers kan deze partner voor de respondent hebben gezorgd en dan wordt dit ook geteld als een kortdurende zorgsituatie binnen het betreffende huishouden. Deze specifieke groep (kortdurend zorgbehoevende respondenten) is tot en met 2015 niet meegeteld bij de kortdurende zorgsituaties. Vanaf 2017 worden deze bij de categorie “Onbekend of werknemer wilde zorgen” meegeteld. In 2021 was deze groep naar verhouding groter dan in 2019 en 2017.

3.4 Werknemers die niet hebben gezorgd toen zich een kortdurende zorgsituatie voordeed
 Had wel willen zorgen (x 1 000)Wilde niet zorgen (x 1 000)Onbekend of werknemer wel had willen zorgen (x 1 000)
20151132190
201710815323
201910114638
20218611751