2. Langdurende zorgsituaties en gebruik/behoefte aan verlof
In dit hoofdstuk worden de resultaten met betrekking tot langdurende zorgsituaties en het gebruik en de behoefte aan verlof binnen dergelijke situaties besproken. Deze cijfers hebben betrekking op mensen die te maken hebben gehad met een langdurende (of structurele) zorgsituatie voor het eigen kind, de partner of een ouder in de afgelopen twaalf maanden die langer dan twee weken ernstig ziek of hulpbehoevend was en zorg nodig had. Verderop in dit hoofdstuk wordt daarbovenop ook gekeken naar zorg voor familie, vrienden of overige bekenden. Onder zorg wordt niet verstaan financiële steun, vrijwilligerswerk namens een instelling of organisatie of in het kader van een betaalde baan.
2.1 Langdurende zorgsituaties voor kind, partner of ouder
Figuur 2.1 geeft het aantal werknemers van 15 tot 75 jaar dat te maken had met een langdurende zorgsituatie, waarbij de zorg voor overige familie, vrienden of bekenden niet is meegeteld. Daarnaast is het zorggedrag af te lezen. De meerderheid van de werknemers die te maken krijgen met een langdurende zorgsituatie verleent zelf de zorg. Tussen 2015 en 2019 is een stijgende trend zichtbaar in het aantal zorg verlenende 15- tot 75-jarige werknemers. In 2021 is weer een daling te zien in het aantal zorgsituaties. Ook het percentage dat zorg heeft verleend toen deze situaties zich voordeden is licht gedaald ten opzichte van 2019 en 2017. De afname in het aantal zorgsituaties die zich in 2021 voordoet is ook terug te zien in de hierop volgende tabellen over langdurende zorgsituaties. Het is niet duidelijk of dit met de beperkingen in de benaderstrategie als gevolg van de coronamaatregelen te maken had of dat de coronamaatregelen ook direct impact hadden op het aantal zorgsituaties en de mogelijkheid tot zorgen.
Gezorgd (x 1 000) | Niet gezorgd (x 1 000) | |
---|---|---|
2015 | 546 | 295 |
2017 | 600 | 281 |
2019 | 641 | 291 |
2021 | 512 | 246 |
Willen zorgen
Ten opzichte van 2015 is in 2017 het aantal mensen dat een zorgsituatie had maar niet zorgde iets afgenomen. In 2019 nam dit aantal weer iets toe, om daarna in 2021 weer af te nemen. Het merendeel van de mensen die niet zorgden wilde ook niet zorgen. Van de personen die geen zorg verleenden toen zich een langdurende zorgsituatie voordeed, maar wel wilden zorgen (zie figuur 2.2) zijn ook de redenen uitgevraagd. De meest genoemde reden om toch niet te zorgen was dat iemand anders de zorg al verleende. Een andere reden die naar verhouding vaak werd genoemd was dat het werk het niet toeliet. Andere redenen, zoals dat de zorg te zwaar was, dat het niet financieel haalbaar was om de zorg te verlenen, dat men niet bekend was met de verlofregelingen of dat men te weinig verlofdagen had werden minder vaak genoemd dan deze twee redenen.
Had wel willen zorgen (x 1 000) | Wilde niet zorgen (x 1 000) | Onbekend (x 1 000) | |
---|---|---|---|
2015 | 117 | 177 | 0 |
2017 | 104 | 176 | 1 |
2019 | 111 | 179 | 0 |
2021 | 88 | 159 | 0 |
Verlof opnemen
Een deel van de 15- tot 75-jarige werknemers die zorg verleenden binnen een langdurende zorgsituatie (exclusief zorg voor overige familie, vrienden en bekenden) nam hiervoor enige vorm van verlof op (zie figuur 2.3) en dit aantal nam toe met de totale toename van het aantal zorgers. De meest gebruikte verlofsoorten binnen langdurende zorgsituaties waren het kortdurende zorgverlof en ADV/vakantieverlof. Het grootste deel van de zorgenden binnen een langdurende zorgsituatie nam geen verlof op en had hier geen behoefte aan. Een kleiner deel nam geen verlof op terwijl daar wel behoefte aan was. De meest genoemde reden hiervoor was dat het werk het niet toeliet. Andere redenen die genoemd werden waren dat het financieel niet haalbaar was om verlof op te nemen, dat men niet bekend was met de verlofregelingen of dat men te weinig verlofdagen had.
Verlof opgenomen om te kunnen zorgen (x 1 000) | Geen verlof, wel behoefte (x 1 000) | Geen verlof, geen behoefte (x 1 000) | Gebruik en behoefte verlof onbekend (x 1 000) | |
---|---|---|---|---|
2015 | 85 | 96 | 361 | 4 |
2017 | 109 | 104 | 384 | 3 |
2019 | 115 | 107 | 415 | 4 |
2021 | 81 | 73 | 356 | 2 |
2.2 Langdurende zorgsituaties inclusief zorg voor overige familie, vrienden en bekenden
De langdurende zorg voor overige familie, vrienden of bekenden is sinds de module van 2015 toegevoegd. Wordt deze groep meegeteld, dan komt het aantal zorgenden vanzelfsprekend hoger te liggen (zie figuur 2.4).
12-uursgrens (x 1 000) | Uitbreiding door ILO-definitie (x 1 000) | ||
---|---|---|---|
2015 | Zorg voor kind, partner of ouder | 510 | 36 |
2015 | Zorg incl. overige familie, vrienden en bekenden | 661 | 51 |
2017 | Zorg voor kind, partner of ouder | 561 | 39 |
2017 | Zorg incl. overige familie, vrienden en bekenden | 712 | 55 |
2019 | Zorg voor kind, partner of ouder | 604 | 37 |
2019 | Zorg incl. overige familie, vrienden en bekenden | 763 | 52 |
2021 | Zorg voor kind, partner of ouder | 485 | 27 |
2021 | Zorg incl. overige familie, vrienden en bekenden | 595 | 44 |
Zorgvragers
Binnen de verschillende soorten zorgsituaties (kind, partner, ouder en overig familielid, vriend of bekende) loopt het zorggedrag uiteen (zie figuur 2.5). Zo werd er in het geval dat het eigen kind of de partner langdurend ziek was, vaker gezorgd dan wanneer het een ouder of een overig familielid of bekende betrof. Voor een zieke partner werd naar verhouding het vaakst gezorgd. Hier speelt ook mee dat personen met een partner in de andere zorgsituaties zorgtaken over zouden kunnen laten aan de partner (bijvoorbeeld in het geval van een ziek kind). Vanzelfsprekend is dit niet mogelijk wanneer juist de partner de hulpbehoevende is. In vergelijking met eerdere jaren ligt het aantal zorgsituaties waarin het een zieke ouder betrof in 2019 hoger. Hierbij is de groep die ook zorg heeft verleend iets sterker gegroeid dan de groep die geen zorg heeft verleend. In 2021 daalde met het totale aantal zorgsituaties vooral het aantal zorgsituaties waarbij het de zieke ouder of een ziek overig familielid of bekende betrof.
Gezorgd (x 1 000) | Niet gezorgd (x 1 000) | ||
---|---|---|---|
2015 | Kind | 57 | 9 |
2015 | Partner | 92 | 14 |
2015 | Ouder | 407 | 275 |
2015 | Overig familielid, vriend of bekende | 184 | 258 |
2017 | Kind | 77 | 13 |
2017 | Partner | 110 | 16 |
2017 | Ouder | 425 | 259 |
2017 | Overig familielid, vriend of bekende | 194 | 241 |
2019 | Kind | 62 | 12 |
2019 | Partner | 119 | 16 |
2019 | Ouder | 472 | 268 |
2019 | Overig familielid, vriend of bekende | 196 | 227 |
2021 | Kind | 59 | 10 |
2021 | Partner | 90 | 13 |
2021 | Ouder | 376 | 230 |
2021 | Overig familielid, vriend of bekende | 142 | 193 |
Verlof opnemen naar zorgsituatie
Er zijn verschillen in het gebruik van en de behoefte aan verlof binnen de verschillende langdurende zorgsituaties. Zo wordt er in het geval van een langdurend zieke partner vaker verlof opgenomen dan bij de andere langdurende zorgsituaties (zie figuur 2.6). Bovendien komt het bij een langdurend zieke partner of eigen kind naar verhouding vaker voor dat men geen verlof opnam terwijl daar wel behoefte aan was dan in het geval van een zieke ouder of een overig familielid of bekende. Bij deze laatste twee groepen komt het dan weer vaker voor dat men geen verlof opnam en hier ook geen behoefte aan had.
Verlof opgenomen om te kunnen zorgen (x 1 000) | Geen verlof,wel behoefte (x 1 000) | Geen verlof, geen behoefte (x 1 000) | Gebruik en behoefte zorgverlof onbekend (x 1 000) | |
---|---|---|---|---|
Kind | 9 | 11 | 38 | 1 |
Partner | 23 | 16 | 51 | 1 |
Ouder | 51 | 51 | 273 | 1 |
Overig familielid, vriend of bekende | 13 | 14 | 114 | 0 |