De Nederlandse sporteconomie 2019

Bijlage I De Nederlandse satellietrekening sport: theorie en methodebeschrijving

I.1 Theorie

Het systeem van nationale rekeningen geeft een cijfermatige beschrijving van het economische proces binnen een land en de economische relaties met het buitenland. De classificaties en definities die gebruikt worden in de nationale rekeningen zijn vastgelegd in internationale handboeken waardoor de cijfers vergelijkbaar zijn tussen landen. Bekende macro-economische kengetallen uit de nationale rekeningen zijn het bruto binnenlands product (bbp), de consumptieve bestedingen, het aantal werkzame personen en het aantal gewerkte arbeidsjaren (arbeidsvolume).
Aan het systeem van nationale rekeningen kunnen satellietrekeningen toegevoegd worden. Deze bieden de mogelijkheid het systeem van nationale rekeningen uit te breiden vanuit een specifieke (sociaal-)economische invalshoek. In de satellietrekeningen kunnen daartoe alternatieve of complementaire concepten en classificaties gebruikt worden. Op dit moment publiceert het CBS op reguliere basis vier satellietrekeningen, namelijk de Milieurekening (NAMEA), de groeirekeningen, de regionale rekeningen en de Satellietrekening toerisme (SRT). Daarnaast is op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inmiddels tweemaal een satellietrekening cultuur en media samengesteld (CBS 2019; CBS 2021). Omdat deze satellietrekeningen gedestilleerd zijn uit de nationale rekeningen, zijn de uitkomsten vergelijkbaar met die van de gehele economie; de bijdrage van het beschreven fenomeen aan de belangrijkste macro-economische grootheden kan dus goed beschreven worden.

Voor het samenstellen van de satellietrekening sport zijn nog geen internationale handboeken voorhanden. In het kader van de eerste oplevering van de satellietrekening sport over het verslagjaar 2006 (CBS/HAN 2012b) heeft het CBS met medewerking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) een methodologisch handboek opgesteld (CBS/HAN 2012a). Dit methodologisch handboek volgt zoveel mogelijk de (summiere) richtlijnen die de Europese werkgroep voor sport en economie (EU working group Sport and Economics) heeft opgesteld. Een tweede belangrijke leidraad voor de satellietrekening sport is het internationale handboek voor de SRT: Tourism Satellite Account: Recommended Methodological Framework (TSA:RMF).

I.2 De Vilniusdefinitie van sport

De Europese werkgroep voor sport en economie heeft een definitie opgesteld die beter bekend staat als de Vilniusdefinitie van sport. Binnen deze definitie wordt een drietal afbakeningen gegeven van de sporteconomie. De zogeheten kerndefinitie van de sport is beperkt tot de sport- en fitnessdiensten (CPA 93.1). Deze klasse bevat voornamelijk de diensten geleverd door sportclubs, sportverenigingen, fitnesscentra, sportcomplexen en overkoepelende sportorganisaties. De meer omvangrijke smalle definitie van de sport wordt ingegeven door het idee dat de sporteconomie ook alle goederen en diensten bevat die nodig zijn voor de beoefening van sport. De sporteconomie bevat volgens deze afbakening bijvoorbeeld ook sportkleding en sportartikelen. In de meest brede afbakening van de Vilniusdefinitie bevat de sporteconomie daarbovenop datgene wat voortvloeit uit het bestaan van sport in de samenleving. Denk hierbij aan sportbijlagen in kranten, sportuitzendingen op televisie, zorg gerelateerd aan sportblessures, of uitgaven van bezoekers tijdens sportevenementen. Deze brede definitie van sport vormt internationaal gezien het uitgangspunt voor de satellietrekening sport.

I.2.1 Schematisch overzicht van de Vilniusdefinitie van sport Sport- en fitnessdiensten (CPA 93.1)  Smalle definitie: Sport- en fitnessdiensten + datgene wat sport mogelijk maakt Brede definitie: smalle definitie + datgene wat voortkomt uit het bestaan van sport in de samenleving I.2.1 Schematisch overzicht van de Vilniusdefinitie van sportSport- en fitnessdiensten (CPA 93.1) Smalle definitie: Sport- en fitnessdiensten + datgene wat sport mogelijk maaktBrede definitie: smalle definitie + datgene wat voortkomt uit het bestaan van sport in de samenleving

In de Vilniusdefinitie is vastgelegd welke goederen en diensten behoren tot sport of daar aan gerelateerd zijn. Dit bevordert de vergelijkbaarheid van de satellietrekening sport die de verschillende Europese landen periodiek opstellen. Omdat de sport niet in alle landen op dezelfde manier georganiseerd is, of omdat culturele verschillen leiden tot uiteenlopende opvattingen over wat sport is, bestaat de mogelijkheid om bij wijze van uitzondering af te wijken van de Vilniusdefinitie. Wanneer hier sprake van is, zal dit expliciet worden aangegeven.
De aan sport gerelateerde finale bestedingen staan centraal in de satellietrekening sport. Aan sport gerelateerde finale bestedingen zijn uitgaven van huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk en overheden aan sportgoederen en -diensten. Ook investeringen, voorraadvorming en uitvoer ten behoeve van finale consumptie vallen onder de finale bestedingen. Kapitaalgoederen die voor meer zaken dan sport alleen gebruikt kunnen worden, worden niet meegenomen in de satellietrekening sport. Zo worden het tv-toestel waarop naar de sportuitzending gekeken wordt, of de auto waarin men naar het sportveld gaat, niet gerekend tot de sporteconomie. Bij wijze van uitzondering worden investeringen in de sportinfrastructuur, dus speciaal aangelegd voor sportdoeleinden, daarentegen wel meegenomen. Sportproducten kunnen ook uitgevoerd worden om vervolgens in het buitenland geconsumeerd te worden. Om de aan sport gerelateerde finale bestedingen alsook het totale aanbod van sportgoederen en -diensten correct te kunnen bepalen, worden de aan sport gerelateerde in- en uitvoer ook in kaart gebracht in de satellietrekening.

Sportkarakteristieke en niet-sportkarakteristieke goederen en diensten

De meeste goederen en diensten die vallen onder de Vilniusdefinitie bevatten slechts ten dele sportgoederen en -diensten. Zo bevat de productgroep ‘schoenen’ niet uitsluitend sportschoenen. Daarom moet voor deze productgroep – en zo ook voor de meeste andere productgroepen – bepaald worden wat het deel is dat aan sport gerelateerd is. Het kan in dit verband handig zijn een onderscheid te maken tussen sportkarakteristieke en niet-sportkarakteristieke producten. Sportkarakteristieke producten zijn die producten waarvan aangenomen mag worden dat, als sport zou ophouden te bestaan in de samenleving, ze ook op zouden houden te bestaan. Denk bijvoorbeeld aan voetbalschoenen of de voetbaltoto. Voor sportkarakteristieke producten zoals voetbalschoenen doet het er niet toe of ze ook gebruikt worden of niet. Alle sportkarakteristieke producten moeten gerekend worden tot de sporteconomie.
Niet-sportkarakteristieke producten zijn producten die soms in een sportrelevante context gebruikt worden, maar soms ook niet. Voorbeelden zijn T-shirts die gebruikt worden om in te sporten (ook al zijn ze niet specifiek voor dit doel gemaakt) of het treinvervoer waarvan gebruik gemaakt wordt om naar een sportevenement te gaan, maar meestal voor niet-sportrelevante doeleinden gebruikt wordt. Niet-sportkarakteristieke producten moeten slechts gedeeltelijk opgenomen worden, namelijk in zoverre ze gebruikt worden in een sportrelevante context.
Een voorbeeld kan verhelderen op welke manier het onderscheid tussen sportkarakteristieke en niet-sportkarakteristieke producten uitkomst kan bieden. Stel dat we willen weten wat het sportrelevante deel is in de productgroep ‘kleding’. Uiteraard moeten we alle sportkleding meenemen: tennisshirts, trainingsbroeken en judopakken zouden immers praktisch ophouden te bestaan wanneer sport niet langer zou bestaan. Alle uitgaven aan andere kleding voor zover die voor sportdoeleinden gebruikt wordt, willen we eveneens meenemen in de satellietrekening sport, net zoals we ook de benzine voor racewagens, of de maaltijden van bezoekers tijdens een sportevenement moeten meenemen in de satellietrekening sport volgens de Vilniusdefinitie. We moeten dus bepalen hoeveel kleding, naast de sportkleding, gebruikt wordt voor sportdoeleinden.
Tot slot zijn er producten die vallen binnen de meest smalle definitie, de kerndefinitie van sport. Voor zover deze producten geconsumeerd worden door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk of overheden moeten ze zonder meer opgenomen worden.

Nederlandse aanpassingen aan internationale definitie

Bij het berekenen van de omvang van de Nederlandse sporteconomie hebben we bij sommige productgroepen de Vilniusdefinitie wat vrijer geïnterpreteerd. Hiervan is in de volgende vier gevallen sprake:

  1. We hebben de kledingstukken sokken, truien en vesten toegevoegd aan de sporteconomie. Over deze kledingstukken wordt binnen de Vilniusdefinitie echter niet gesproken.
  2. In plaats van ‘Radio en Televisie’ hebben we ons gericht op de productgroep ‘Telecommunicatie’. Een tv-abonnement wordt in Nederland namelijk via aanbieders uit deze bedrijfstak verkocht.
  3. Voor de productgroep speelgoed is het moeilijk om goede broninformatie te vinden. In plaats van deze productgroep hebben we de online spellen uitgewerkt. Dit is in het Nederlandse systeem een aparte productgroep. Door deze aanpassing meten we dus wel een FIFA computerspel, maar niet een speelgoed variant van een biljarttafel.
  4. De Vilniusdefinitie geeft een zeer uitgebreide lijst van verzekeringen die mogelijk tot de sporteconomie behoren. In Nederland beschikken we niet over zulke detailinformatie. We hebben ons beperkt tot de schadeverzekering.

Er zijn ook voorbeelden van goederen die we graag hadden willen meenemen maar waarvoor we vooralsnog geen informatie hebben kunnen vinden. Voorbeelden hiervan zijn golfkarretjes, GPS horloges en foto’s van amateursporters die na afloop van het betreffende evenement gekocht zijn. 
De schatting van de bijdrage van sport aan de Nederlandse economie voor zover op dit moment te maken, vormt dus een ondergrens van deze bijdrage.

Toepassing van de Vilniusdefinitie

De Vilniusdefinitie geeft geen sluitende definities van de begrippen ‘sport’ of ‘sporter’ en daarmee ook niet van de sport. Daarmee wordt er ruimte gelaten aan landen om een eigen invulling van deze begrippen te hanteren. Voor het samenstellen van de Nederlandse satellietrekening sport worden de volgende vuistregels gehanteerd:

  1. Wanneer het onduidelijk is of een bepaalde activiteit gerekend moet worden tot sport wordt de familiegelijkenis toets gebruikt. De toets is een hulpmiddel dat helpt te beslissen hoe ‘ver’ een activiteit verwijderd staat van de ‘kern’ van Olympische sporten, en daarmee of een activiteit gezien moet worden als sport of niet. Fysieke inspanning, competitie en spel vormen de drie criteria waarvan tenminste aan twee voldaan moet zijn om te kunnen spreken van een sportieve activiteit. Een voorbeeld kan dit verhelderen: men kan zich bijvoorbeeld afvragen of recreatief badmintonnen op de camping nog iets met sport te maken heeft. Volgens de familiegelijkenis toets is dit het geval. Bij het badmintonnen op een camping ontbreekt misschien het competitieve element, maar het spelelement en het element van fysieke inspanning zijn duidelijk herkenbaar.28) Merk op dat dit ertoe leidt dat veel recreatieve activiteiten op deze manier aangemerkt kunnen worden als een sportieve activiteit. De onder de punten 2 en 3 genoemde activiteiten voldoen aan de familiegelijkenis, maar zijn belangrijk genoeg om expliciet te noemen.
  2. Denksporten zoals schaken, dammen en bridge worden meegenomen in de satellietrekening sport. Ondanks dat het fysieke element bijna geheel ontbreekt bij dit soort denksporten, is er een duidelijk competitief element aanwijsbaar (er is een schaakfederatie en er zijn internationaal georganiseerde wedstrijden) en bezit het schaken een duidelijk spelelement.
  3. Recreatieve activiteiten worden vaak aangemerkt als sportactiviteit binnen de satellietrekening sport. Te denken valt aan wandelen, recreatief fietsen en recreatief zwemmen. Deze activiteiten voldoen aan de criteria van fysieke inspanning en spel volgens de familiegelijkenis toets. Merk op dat volgens de familiegelijkenis toets veel recreatieve activiteiten sport-gerelateerd genoemd kunnen worden.
  4. Opkomende sporten die zich in de toekomst mogelijk gaan ontwikkelen tot volwaardige (Olympische) sport worden in principe gerekend tot de sportactiviteiten. Denk bijvoorbeeld aan downhill ice skating. Op deze manier is de satellietrekening sport toekomstbestendig.
  5. Producten die hun oorsprong vinden in de sport, maar tot een modeartikel zijn geworden, worden niet tot de satellietrekening sport gerekend. Het gaat hier om producten die hun relatie tot sport (vrijwel) geheel hebben verloren, zoals sneakers.

Een overzicht van alle goederen en diensten die in het kader van deze satellietrekening (deels) tot sport worden gerekend, is bijgevoegd.

I.3 Methodebeschrijving

Indicatoren satellietrekening sport

De satellietrekening sport levert een aantal macro-economische indicatoren voor de sporteconomie in Nederland op. Deze zijn opgenomen in tabel 1 en 2 van de tabellenset behorend bij deze publicatie. De berekening van enkele van deze indicatoren behoeft wellicht een nadere toelichting.
De toegevoegde waarde (in basisprijzen29)) van een sector is gelijk aan de totale productie minus het intermediair verbruik. De aan sport gerelateerde toegevoegde waarde van een bedrijfstak maakt echter slechts een deel uit van de totale toegevoegde waarde van een bedrijfstak. Niet alle productie van een bedrijfstak is namelijk bestemd voor aan sport gerelateerde bestedingen. Denk bijvoorbeeld aan de kledingindustrie: deze industrie produceert niet alleen kleding ten behoeve van de sport, maar ook werk- en vrijetijdskleding.
Sportrelevante toegevoegde waarde is er ook in bedrijfstakken die niet direct worden geassocieerd met sport. Als een sporter bijvoorbeeld een blessure oploopt en zich laat behandelen in het ziekenhuis zal een stukje toegevoegde waarde van de gezondheids- en welzijnszorg als relevant voor de sporteconomie worden aangemerkt. En als deze persoon de trein neemt naar een sportevenement kan een gedeelte van de toegevoegde waarde van het vervoersbedrijf worden toegeschreven aan de sporteconomie.
De aan sport gerelateerde toegevoegde waarde wordt voor elke bedrijfstak bepaald op basis van de verhouding tussen de aan sport gerelateerde en de niet-aan sport gerelateerde productie. Ditzelfde principe wordt gehanteerd voor de berekening van het aantal werkzame personen en het arbeidsvolume in de sporteconomie. Nadat de aan sport gerelateerde toegevoegde waarde (in basisprijzen) is bepaald, wordt het aan sport gerelateerde bbp (in marktprijzen) berekend door bij de toegevoegde waarde het saldo van de productgebonden belastingen waaronder de btw en subsidies, op te tellen.

Methodebeschrijving samenstellen satellietrekening sport

Het samenstellen van de Nederlandse satellietrekening sport gebeurt met een vergelijkbare methode als het samenstellen van de nationale rekeningen. Er zijn twee fasen te onderscheiden. In de eerste fase worden de bronnen bewerkt. Daarna volgt een integratiefase waaruit een consistente set van cijfers voortvloeit.
In de eerste fase worden de gegevens in lijn gebracht met de concepten van de nationale rekeningen. Sport-economische basisgegevens worden bijvoorbeeld omgezet naar de goederengroepindeling van de nationale rekeningen. Hiervoor wordt de meest gedetailleerde goederengroepenindeling van de nationale rekeningen gebruikt. Voor sommige bronnen moeten ook andere bewerkingen, zoals correcties voor btw, op de brongegevens worden uitgevoerd.
De belangrijkste CBS-bronnen voor de satellietrekening sport zijn: de sportstatistieken (accommodaties, sportclubs e.d.), de statistiek Internationale Handel, de Productiestatistieken en de Overheidsstatistieken. Er worden echter ook andere bronnen van binnen en buiten het CBS gebruikt om inschattingen te kunnen maken van het sportrelevante deel van het brede scala aan goederen en diensten dat deel uitmaakt van de Vilniusdefinitie van sport. De volledige lijst van gebruikte bronnen is bijgevoegd.

Nadat alle bronnen zijn bewerkt, begint de integratiefase. Deze fase kent meerdere dimensies:

  1. Integratie bronmateriaal: soms geven twee of meer bronnen elk een andere schatting voor hetzelfde fenomeen. In dat geval wordt gekozen voor de meest betrouwbare schatting.
  2. Consistentie met cijfers uit de nationale rekeningen: de gegevens worden getoetst op consistentie met de nationale rekeningen. Zo kunnen de aan sport gerelateerde bestedingen aan een bepaalde dienst bijvoorbeeld niet hoger zijn dan het totale aanbod van deze dienst zoals geregistreerd in de nationale rekeningen.

In de integratiefase worden over- en onderschattingen of andere problemen in de basisgegevens geïdentificeerd. Het aanbod van aan sport gerelateerde goederen en diensten wordt per product ingepast en consistent gemaakt met de aan sport gerelateerde bestedingen. Het aanbod van een product wordt vervolgens toegewezen aan een of meer bedrijfstakken en aan de invoer vanuit het buitenland. Tot slot worden de aan sport gerelateerde toegevoegde waarde en werkgelegenheid op basis van de ingepaste aanbodtabel berekend, zoals eerder beschreven onder het kopje indicatoren satellietrekening sport.

28) Meer informatie over de familiegelijkenis toets is te vinden in het methodologisch handboek van de satellietrekening sport (zie CBS/HAN 2012a).
29) Meer informatie over de waardering in basisprijzen en marktprijzen is te vinden in het methodologisch handboek van de satellietrekening sport (zie CBS/HAN 2012a) en in de bijlage Gehanteerde begrippen in deze publicatie.