De Nederlandse sporteconomie 2019

5. Horeca, vervoer en sporttoerisme

Dat de economische activiteit rondom sport- en fitnessdiensten bij sportclubs, fitnesscentra en overige sportorganisaties tot de sporteconomie gerekend worden is evident. Ook in het geval van bestedingen aan sportbenodigdheden, zoals sportartikelen en sportkleding, is er sprake van een direct en duidelijk verband met sport. Bij zaken als accommodatie, vervoer, verzekering en horecagebruik van sporters en toeschouwers is de relatie met sport minder duidelijk, maar zeker niet minder relevant. Zo staan de horecadiensten qua economische omvang, na sport- en fitnessdiensten, op de tweede plaats binnen de sporteconomie.

5.1 Bestedingen aan horeca, vervoer en sporttoerisme

In 2019 werd in Nederland 4,0 miljard euro uitgegeven aan logies en accommodaties, vervoer, reisbemiddeling en -verzekering en horecagebruik van sporters, toeschouwers en sporttoeristen. Dit is gemiddeld 500 euro per huishouden. Dit is een grote toename ten opzichte van 2015 toen de uitgaven aan deze goederengroepen 2,6 miljard euro bedroegen (+ 55 procent). Het gros van deze uitgaven betreft horecadiensten. Het gaat dan vooral om eten en drinken, maar bijvoorbeeld ook om uitgaven aan logiesaccommodaties voor overnachtingen van sporters, toeschouwers en als onderdeel van sportieve vakanties. Daarnaast speelt vervoer een belangrijke rol. Voor zover er kosten worden gemaakt om sporters en toeschouwers te vervoeren naar een sportactiviteit of sportevenement, worden uitgaven aan brandstof voor eigen vervoer, reizen per taxi en openbaar vervoer gerekend tot de sporteconomie. Ten slotte worden er ook uitgaven gedaan aan reisbemiddeling en -verzekering door mensen die actieve/sportieve reizen ondernemen met name in het buitenland (sporttoerisme).

Horeca grootste uitgavenpost

In 2019 werd door sporters en toeschouwers van sportwedstrijden en -evenementen in totaal ruim 2,7 miljard euro besteed aan eten, drinken en accommodaties tijdens een sportactiviteit of bezoek aan een sportevenement (1,6 miljard euro in 2015). Dit soort consumptieve uitgaven in de horeca vindt op allerlei manieren en bij tal van gelegenheden plaats, variërend van een ‘derde helft’ na het wekelijkse avondje zaalvoetbal tot een overnachting in een hotel bij bezoek aan een groot sportevenement. Het is bekend dat speciale, grote evenementen een relatief grote impact kunnen hebben op de (lokale) economie. De (lokale) horeca profiteert sterk van dit soort grote evenementen. Binnen deze groep uitgaven die aangeduid zou kunnen worden als uitgaven voortvloeiend dan wel samenhangend met het bestaan van sport in een samenleving, zijn de horeca-uitgaven verreweg het grootste. Horecadiensten worden overigens overwegend, maar niet uitsluitend verleend door de bedrijfstak horeca. Een deel van de horecadiensten wordt geleverd door de bedrijfstak sport en recreatie zelf (70 miljoen euro). Dit is de omzet van de kantine dan wel de bij de sportaccommodatie behorende (commerciële) horeca-uitbater. Daarnaast worden er ook overnachtingen aangeboden via verhuur van particuliere woningen (denk hierbij aan Airbnb; 310 miljoen euro). Deze overnachtingen vallen onder de bedrijfstak overige dienstverlening.
Acht procent van de totale uitgaven van huishoudens aan horecadiensten was in 2019 gerelateerd aan sport. Deze uitgaven bestonden voor ongeveer de helft uit eten en drinken en voor de andere helft uit logies en accommodaties. De resultaten over aan sport gerelateerde horeca-uitgaven zijn onder andere afgeleid uit informatie over bestedingen tijdens aan sport gerelateerde dagrecreatie en meerdaagse vakanties, uit het ContinuVrijeTijdsOnderzoek (CVTO).

5.1.1 Consumptie huishoudens (incl. izw's) horeca, vervoer en reizen
 Horecadiensten (mln euro)Reisbemiddeling en -verzekeringen (mln euro)Motorbrandstoffen (mln euro)Openbaar vervoer (mln euro)
20151642463330121
20192749538536142

Vervoer en sporttoerisme

Met uitzondering van thuis sporten of sport volgen op televisie of radio, is er met sport vrijwel altijd vervoer gemoeid. Dit varieert van het fietsen of brommen van en naar het sportveld tot een treinreis naar een groot sportevenement. In termen van economische bijdrage zijn niet alle vervoersbewegingen relevant. Zo leidt een fietsrit naar het voetbalveld bijvoorbeeld niet direct tot extra bestedingen. Wel is dat het geval bij een auto-, of brommerrit naar een sportactiviteit. Daarvoor moet de brandstoftank immers worden bijgevuld. Ook in het geval van een taxi- of treinrit naar een sportevenement, is sprake van uitgaven die direct gekoppeld kunnen worden aan het evenement.
Voor de satellietrekening sport is een schatting gemaakt van de brandstofuitgaven voor eigen vervoer, de uitgaven aan taxivervoer en de uitgaven aan openbaar vervoer die nodig zijn om bij een sportactiviteit te geraken en weer thuis te komen. Op basis van het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN), het CVTO en het onderzoek Dagrecreatie van het CBS, is voor verschillende typen vervoer, een schatting gemaakt van het aantal afgelegde kilometers met sport als motief. Deze resultaten zijn gecombineerd met het gemiddelde brandstofverbruik. Uit deze berekening blijkt dat er in 2019 540 miljoen euro werd afgerekend aan de pomp om te gaan sporten of sport te bekijken. Hiermee was in 2019 vijf procent van alle uitgaven van huishoudens aan motorbrandstoffen sport-gerelateerd.
Ook voor het openbaar vervoer is een berekening gemaakt van het aantal verplaatste kilometers met sport als motief. Zo berekend werd er in 2019 140 miljoen euro uitgegeven aan openbaar vervoer dat gerelateerd was aan sport(evenementen). Dit is twee procent van de totale uitgaven van huishoudens aan het openbaar vervoer.
Bij grote meerdaagse sportevenementen en sportvakanties (sporttoerisme) wordt, naast de sportactiviteit zelf, vaak ook geld uitgegeven aan accommodatie, reisbemiddeling en reisverzekering. Denk bijvoorbeeld aan de Nijmeegse Vierdaagse. Dit grote, meerdaagse evenement trekt jaarlijks honderdduizenden toeristen uit binnen- en buitenland. Een deel van de bezoekers overnacht in de regio van Nijmegen. Dit creëert toegevoegde waarde voor de lokale economie. Een andere belangrijke vorm van Nederlands sporttoerisme is wintersport. Jaarlijks reizen zo’n 1,5 miljoen Nederlanders af naar een wintersportgebied voor een korte of lange skivakantie. Veel van deze toeristen boeken een arrangement bij een Nederlandse reisbemiddelaar en sluiten een bijbehorende reisverzekering af.15)
Om een waarde toe te kennen aan de bestedingen aan reisbemiddeling en reisverzekering die te maken hebben met sportieve en actieve vakanties, is op basis van Continu Vakantie Onderzoek berekend welk deel van de vakanties van de inwoners van Nederland een sportief of actief motief had. Vervolgens is dit gerelateerd aan de totale bestedingen in Nederland aan reisbemiddeling en –verzekering.16) Uiteindelijk resulteert dit in 540 miljoen euro aan uitgaven voor reisbemiddeling- en verzekering in 2019. Dit is 16 procent meer dan in 2015. Van de totale uitgaven van huishoudens aan reisbemiddeling en -verzekering in 2019 was twee procent gerelateerd aan sport.

5.2 Toegevoegde waarde horeca, overige dienstverlening en vervoer en opslag

Tegenover de sport-gerelateerde bestedingen van huishoudens aan horeca, vervoer en reisbemiddeling en -verzekering staat de productie en toegevoegde waarde van de bedrijven die deze diensten aanbieden. Het gaat hier in het bijzonder om de bedrijfstakken horeca, vervoer en opslag en overige dienstverlening waar de reisbemiddeling en -verzekering en de verhuur van particuliere woningen in zitten.17) De toegevoegde waarde van de horeca binnen de sporteconomie is van 2019 op 2015 met 68 procent toegenomen. De bijdrage van de horeca aan de sporteconomie nam dan ook toe van 11 procent in 2015 tot 15 procent in 2019. Omgekeerd nam het belang van sport voor de bedrijfstak horeca toe van zes procent in 2015 tot acht procent in 2019. Dit is na de bedrijfstak sport en recreatie zelf, het grootste aandeel (zie ook hoofdstuk 2). De toegevoegde waarde van de bedrijfstakken overige dienstverlening en vervoer en opslag zijn vele malen kleiner. Ook het belang van de sport-gerelateerde goederen en diensten is voor deze bedrijfstakken zelf niet zo groot.

5.2.1 Toegevoegde waarde bedrijfstakken horeca, overige dienstverlening en vervoer en opslag binnen sporteconomie
 2015 (mln euro)2019 (mln euro)
Horeca6931161
Overige dienstverlening181294
Vervoer en opslag6174

15) Horeca-uitgaven van Nederlandse toeristen tijdens sportvakanties of sportevenementen in het buitenland zijn niet meegeteld.
16) Binnen de categorie verzekeringen is hier ook een bedrag opgenomen voor de bestedingen aan verzekering van zeilboten, sportfietsen en paarden. Om deze bestedingen te schatten zijn uiteenlopende bronnen gebruikt die terug te vinden zijn in de bijlage. Tezamen hebben deze uitgaven een omvang van enkele tientallen miljoen euro.
17) De bestedingen aan brandstof voor vervoer van en naar sportactiviteiten vallen binnen de bedrijfstak industrie. Omdat de industrie binnen de sporteconomie voornamelijk sportbenodigdheden produceert, is deze bedrijfstak in hoofdstuk 4 besproken.