De Nederlandse sporteconomie 2019

3. De kern van de sporteconomie

In 2019 gaven Nederlandse huishoudens 3,6 miljard euro uit aan sport- en fitnessdiensten. Dit is 15 procent meer dan in 2015. De investeringen in sportaccommodaties door de overheid en de sportsector zelf zijn in 2019 ten opzichte van 2015 praktisch gelijk gebleven. Dit komt onder andere tot uiting in een stagnerend aandeel van de bouwnijverheid in de sporteconomie.

3.1 Bestedingen aan sport- en fitnessdiensten

De diensten geleverd door de sportverenigingen voor binnen- en buitensport, sportaccommodaties, fitnesscentra en overkoepelende sportorganen vormen de kern van de sporteconomie. Deze diensten worden praktisch volledig geconsumeerd door huishoudens (97 procent in 2019). De uitgaven van huishoudens aan deze sport- en fitnessdiensten zijn gestegen van 3,1 miljard euro in 2015 naar 3,6 miljard euro in 2019. Dit is een toename van 15 procent. In 2019 komt dit gemiddeld neer op 450 euro per huishouden (410 euro in 2015). De diensten bestaan uit trainingen, het faciliteren van toegang tot sportfaciliteiten, maar ook uit het bieden van startplaatsen tijdens een wedstrijd of toeschouwers de toegang geven tot het bijwonen van een wedstrijd. Deze diensten worden voor het grootste deel bekostigd via contributies, les- en entreegelden. Ook het gokken op (uitslagen van) sportwedstrijden wordt tot deze goederengroep gerekend.
De toename van de uitgaven aan sport- en fitnessdiensten bleef overigens achter bij de toename van de totale consumptie van huishoudens aan sportgoederen en -diensten (+ 29 procent).

3.1.1 Consumptie van diensten t.b.v. sport, fitness en recreatie
 Huishoudens (incl. izw's) (mln euro)Overheid (mln euro)
20153131110
20193604125
 

Lichte toename actieve sportparticipatie; passieve sportparticipatie stabiel

Zoals in hoofdstuk 1 reeds gememoreerd deed in 2020 54,7 procent van de bevolking van 4 jaar en ouder wekelijks aan sport. Dit is een lichte toename ten opzichte van 2016 (52,3 procent). Van de personen van zes jaar en ouder was in 2020 29 procent lid van een sportvereniging (31 procent in 2015). Het belang van de georganiseerde sport in het sporten van mensen lijkt langzaam maar zeker af te nemen. Jongeren zijn vaak nog wel lid van een sportvereniging. Volwassenen hebben vaker een abonnement bij een commerciële sportaanbieder zoals een fitnesscentrum of sporten alleen en/of in ongeorganiseerd verband.8) Actief sporten in verenigingsverband en via commerciële sportaanbieders komt tot uiting in de uitgaven aan sport- en fitnessdiensten. Het zelf en/of in informeel verband sporten, komt hierin minder tot uiting; immers de sporter betaalt geen lidmaatschaps- of abonnementsgeld. Het zelf en/of in informeel verband sporten komt wel weer tot uiting in de uitgaven aan bijvoorbeeld sportkleding.
Ook de passieve sportparticipatie – het bezoeken van sportwedstrijden en -evenementen – behoort tot deze goederengroep. In 2018 bezocht 21 procent van de mensen van 12 jaar en ouder minstens eenmaal per maand een sportwedstrijd of -evenement (20 procent in 2016). In 2020 – het eerste coronajaar – was dit teruggelopen tot 11 procent, maar dit komt in deze satelliet die over 2019 gaat, nog niet tot uiting. Achter dit totaalbeeld kunnen overigens nog wel allerlei verschuivingen hebben plaatsgevonden zoals mensen die een dure sport inruilen voor een goedkopere, een tweede sport laten vallen of mensen die in plaats van eenmaal per week tweemaal per week gaan sporten. Dit wordt echter niet allemaal zichtbaar in de hier gehanteerde kernindicatoren. Ten slotte, omdat het hier vaak gaat over het percentage personen dat sport of sportevenementen bezoekt, is het goed op te merken dat de Nederlandse bevolking tussen 2015 en 2019 toenam van 16,9 naar 17,3 miljoen personen. Met andere woorden: ook bij een gelijkblijvend percentage gaat het om meer personen.

Alle bestedingen aan het sporten in georganiseerd verband bij sportverenigingen, sport- en fitnessclubs in de vorm van contributies, les- en cursusgelden of abonnementen, dragen bij aan de uiteindelijke omvang van de sporteconomie. Hetzelfde geldt voor de entreegelden die mensen betalen voor het bijwonen van een sportevenement. Verder tellen bijdragen van de (lokale) overheid mee aan sport- en fitnessdiensten, bijvoorbeeld via de bekostiging van combinatiefunctionarissen9) en buurtsportcoaches. Dit wordt gezien als uit collectieve middelen geproduceerde sportdiensten die de overheid namens de huishoudens consumeert (zie ook hoofdstuk 7).

3.2 Toegevoegde waarde sport en recreatie

Het overgrote deel van de sport- en fitnessdiensten wordt geproduceerd binnen de bedrijfstak sport en recreatie (85 procent). De aan sport gerelateerde toegevoegde waarde in deze bedrijfstak groeide van 1,2 miljard euro in 2015 tot 1,4 miljard euro in 2019. Dit is een toename van 12 procent. Deze toename blijft achter bij de toename van de totale toegevoegde waarde van de sporteconomie (+ 23 procent). Het aandeel dat de bedrijfstak sport en recreatie hiermee inneemt binnen de totale sporteconomie nam dan ook af van 20 procent in 2015 tot 18 procent in 2019 (zie ook hoofdstuk 2). Desalniettemin draagt alleen de bedrijfstak onderwijs met een aandeel van 22 procent, meer bij aan de totale sporteconomie (zie ook hoofdstuk 9).

3.2.1 Toegevoegde waarde bedrijfstak sport en recreatie binnen sporteconomie
 x (mln euro)
20151227
20191379

3.3 Investeringen in sportaccommodaties

Zowel de overheid als bedrijven (bijvoorbeeld fitnesscentra) investeren in sportaccommodaties binnen de bedrijfstak sport. De investeringen die in deze cijfers zijn meegenomen worden met name gedaan door gemeenten, maar kunnen ook direct door sportverenigingen of door commerciële bedrijven zoals fitnesscentra, gedaan worden.10) 
Om de investeringen in sportaccommodaties in kaart te brengen, is informatie gebruikt over de investeringen binnen de bedrijfstak sport en recreatie door overheid en bedrijven. De beschikbare overheidsdata beschrijven het totaal aan investeringen (dus zowel in gebouwen als in andere investeringsgoederen) in zowel sport als recreatie. Op basis van meer gedetailleerde gegevens uit de bedrijvendata is een schatting gemaakt voor de investeringen specifiek in sportaccommodaties door de overheid.

Investeringen in sportaccommodaties stagneren

De geschatte gezamenlijke investeringen in sportaccommodaties vanuit gemeenten, sportverenigingen en commerciële sportaanbieders bedroegen in 2019 230 miljoen euro. Dit is vijf procent meer dan in 2015 (220 miljoen euro). Deze investeringen blijven hiermee achter bij de toename van andere macro-economische grootheden van de sporteconomie in diezelfde periode. Zoals hiervoor al gememoreerd nam de consumptie van huishoudens binnen de sporteconomie met 29 procent toe. De toegevoegde waarde van de gehele sporteconomie nam in diezelfde periode met 23 procent toe.

3.3.1 Investeringen in sportaccommodaties en toegevoegde waarde bedrijfstak bouwnijverheid binnen sporteconomie
 Investeringen sportaccomodaties (mln euro)Toegevoegde waarde bedrijfstak bouwnijverheid (mln euro)
201521956
201923158

Afnemende investeringen in sportaccommodaties en het effect op de bouw

Het bouwen van sportaccommodaties of het levensduur verlengende groot onderhoud, wordt in de regel uitgevoerd door bedrijven uit de bouwnijverheid. De toegevoegde waarde die dat oplevert is onderdeel van de sporteconomie. De omvang van de aan sport gerelateerde toegevoegde waarde van de bouwnijverheid is dus sterk afhankelijk van de omvang van deze investeringen. Net als de investeringen in sportaccommodaties bleef deze toegevoegde waarde dan ook praktisch gelijk (60 miljoen euro). Afgerond bedroeg de bijdrage van de bouwnijverheid aan de toegevoegde waarde van de sporteconomie zowel in 2015 als in 2019, één procent.

8) Zie: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren.
9) Een combinatiefunctionaris is een persoon die een combinatiefunctie vervult waarbij de combinatie van verschillende sectoren een hoofdrol speelt. In de praktijk zijn combinatiefunctionarissen veelal in dienst bij een gemeente en vormen ze de verbinding tussen onderwijs en sport of onderwijs en cultuur.
10) In de huidige satellietrekening sport komen alleen investeringen in sportaccommodaties voor. Dit komt enerzijds doordat er maar weinig investeringsgoederen in de Vilniusdefinitie voorkomen. Anderzijds zijn de overige investeringsgoederen waaraan gedacht kan worden binnen de Vilniusdefinitie (bijvoorbeeld specifieke voertuigen zoals golfkarretjes, paardentrailers, of ijsdweilmachines aangeschaft door sportclubs) wegens gebrek aan informatie niet goed meetbaar. Bovendien worden alleen investeringen vanuit de bedrijfstak sport- en recreatie meegeteld. Als een hotel bijvoorbeeld investeert in de aanleg van een tennisbaan of zwembad, dan is dat wegens gebrek aan gegevens niet opgenomen in de satellietrekening sport.