Aanvullende onderzoeksbeschrijving Statistiek nalatenschappen

3. Onderzoeksopzet

3.1 Gebruikte gegevens

Cijfers over nalatenschappen zijn afkomstig uit de aangifte erfbelasting van de belastingdienst, de bevolkingsstatistieken en de integrale inkomens- en vermogensstatistiek (IIV) van het CBS.

3.2 Tijd, populatie

De populatie betreft overledenen uit de Nederlandse bevolking op 1 januari van het statistiekjaar. Dit is exclusief personen met bezittingen in Nederland, die bij overlijden in het buitenland wonen en/of die na 1 januari zijn geboren of in Nederland zijn komen wonen.

Cijfers over nalatenschappen zijn beschikbaar vanaf 2007.

Standaard zijn alle geldbedragen in lopende prijzen, oftewel de statistiek wordt niet gecorrigeerd voor inflatie.

3.3 Voorlopige en definitieve cijfers

In het laatste kwartaal twee jaar na afloop van het onderzoeksjaar komen voorlopige cijfers beschikbaar. Twee jaar later worden deze vervangen door definitieve cijfers. Het duurt een aantal jaren voordat de aangiftes erfbelasting verwerkt en vastgesteld zijn door de belastingdienst, hierdoor hebben de cijfers voor een langere periode een voorlopig karakter.

3.4 Totstandkoming van de cijfers

De gegevens over het nagelaten vermogen van overledenen zijn samengesteld met behulp van verschillende bronnen.

De basis wordt gevormd door de overledenen uit de bevolkingsstatistiek van het CBS. Het betreft alle overledenen in een jaar die behoorden tot de Nederlandse bevolking per 1 januari van dat jaar.

Voor ongeveer 35 procent van de overledenen zijn gegevens beschikbaar uit de aangifte erfbelasting van de belastingdienst. Het betreft degenen waarbij het nagelaten vermogen boven de vrijstellingsgrens ligt. Zie Belastingdienst. In de aangifte staat de waarde van het vermogen op het moment van overlijden. Het vermogen bestaat uit alle bezittingen en schulden. De verschillende onderdelen van het vermogen (eigen woning, bankrekening, etc.) worden apart opgegeven. In de aangifte wordt zowel het gemeenschappelijk als privévermogen van de overledene opgegeven. In geval van gemeenschappelijk vermogen is ervan uit gegaan dat de overledene voor de helft eigenaar was van dit vermogen.

Voor het overige deel van de overledenen worden de vermogensgegevens uit het Integraal inkomens- en vermogensonderzoek (IIV) overgenomen. Dit betreft vooral de kleinere vermogens die niet aan de criteria voldoen voor het heffen van erfbelasting.  Het IIV geeft een beeld van de samentelling van het inkomen en vermogen van de Nederlandse bevolking. Het merendeel van de gegevens is gebaseerd op de inkomstenbelasting (IB). In het IIV wordt gekeken naar het vermogen van het huishouden van de overledene op 1 januari van het jaar van overlijden. Voor overledenen met een partner is ervan uit gegaan dat de overledene voor de helft eigenaar was van de vermogensbestanddelen uit de huwelijksgoederengemeenschap.

Er zijn verschillen tussen het nagelaten vermogen uit de aangifte erfbelasting en de vermogensgegevens uit het IIV.

  • De inhoud van de vermogensposten verschilt op enkele punten.
    Roerende zaken: Voor overledenen met aangifte erfbelasting is de vermogenspost ‘overige bezittingen’ inclusief roerende zaken zoals auto’s, boten, inboedels, kunst, etcetera. Voor overledenen zonder aangifte worden roerende zaken niet waargenomen.
    Contant geld: In de erfbelasting valt contant geld onder de ‘bank- en spaartegoeden’, bij vermogen onder ‘overige bezittingen’.
    Hypotheekschuld overig onroerend goed: Voor overledenen met aangifte zijn de hypotheekschulden voor overig onroerend goed opgenomen onder de vermogenspost ‘hypotheekschuld eigen woning’. In de erfbelasting wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen een hypotheekschuld ten aanzien van de eigen woning of ander onroerend goed. Voor overledenen zonder aangifte behoort de hypotheekschuld voor overig onroerend goed tot de vermogenspost ‘overige schulden’.
  • Er is een verschil in peilmoment van de vermogensgegevens. Zo hebben de aangiftegegevens uit de erfbelasting betrekking op de waarde van het vermogen van de overledene op de dag van overlijden. De vermogensgegevens uit het IIV hebben betrekking op de stand per 1 januari van het jaar van overlijden.

Gegevens over nalatenschappen worden gecombineerd met gegevens over inkomen, vermogen en andere karakteristieken van de overledene.

3.5 Relatie nalatenschappen en verkrijgingen

Cijfers over verkrijgingen uit een nalatenschap hebben enkel betrekking op de gegevens uit de erfbelasting, daardoor is voor ongeveer 65 procent van de overledenen (ca 5 miljard euro in 2018) onbekend wie de nalatenschap ontvangen heeft. Dat betekent dat deze nalatenschappen niet in de statistiek over verkrijgingen voorkomen.

Relatie nalatenschappen en verkrijgingen (2018)Relatie nalatenschappen en verkrijgingen (2018) Nalatenschappen # overledenen: 152,6 duizend nagelaten vermogen: 18,7 mln euro Overledenen # overledenen: 152,6 duizend Boven vrijstellingsgrens: aangifte erfbelasting # overledenen: 56,4 duizend nagelaten vermogen: 13,6 mln euro Onder vrijstellingsgrens: imputatie o.b.v. IIV # overledenen: 96,2 duizend nagelaten vermogen: 5,1 mln euro Verkrijgingen # overledenen: 56,4 duizend # verkrijgers: 202,9 duizend bruto verkrijging: 13,6 mln euro Geen informatie over wie erfenis heeft ontvangenRelatie nalatenschappen en verkrijgingen (2018)Nalatenschappen# overledenen: 152,6 duizendnagelaten vermogen: 18,7 mln euroOverledenen# overledenen: 152,6 duizendBoven vrijstellingsgrens:aangifte erfbelasting# overledenen: 56,4 duizendnagelaten vermogen: 13,6 mln euroOnder vrijstellingsgrens:imputatie o.b.v. IIV# overledenen: 96,2 duizendnagelaten vermogen: 5,1 mln euroVerkrijgingen# overledenen: 56,4 duizend# verkrijgers: 202,9 duizendbruto verkrijging: 13,6 mln euroGeen informatieover wie erfenisheeft ontvangen
 

3.6 Kwaliteit van de data

Bij het gebruik van de cijfers moet met een aantal zaken rekening worden gehouden:

  • Het duurt een aantal jaren voordat de aangiftes erfbelasting verwerkt en vastgesteld zijn bij de belastingdienst. Daarom worden gegevens pas twee jaar na afloop van het fiscaal jaar voor het eerst gepubliceerd.
  • Statistieken over nalatenschappen worden alleen geregistreerd over nalatenschappen boven de aangiftedrempel, maar van de ontbrekende nalatenschappen wordt het vermogen op 1 januari in het jaar van overlijden gebruikt als proxy voor het nagelaten vermogen. Tussen 1 januari en het moment van overlijden kunnen mutaties in de hoogte van het vermogen plaatsvinden door inkomen, opbouw van vermogen of uitgaven en investeringen. Hierdoor wordt de hoogte van het nagelaten vermogen mogelijk over- of onderschat in deze gevallen.
  • Wegens verschillen in de aanleverwijze van de brongegevens van de belastingdienst, zijn de cijfers t/m 2016 niet geheel vergelijkbaar met de uitkomsten van latere jaren.