Aanvullende onderzoeksbeschrijving Statistiek nalatenschappen

2. Achtergrond

2.1 Materiële welvaart

De statistiek over vermogensoverdrachten maakt deel uit van de statistieken over inkomen, vermogen en bestedingen.

Welvaart is de mate waarin materiële behoeften met beschikbare middelen kunnen worden bevredigd. In het algemeen zijn de behoeften groter dan de middelen. Hoe de ‘schaarse’ welvaart verdeeld is over groepen is daarom een belangrijk maatschappelijk thema.

De hoekstenen van welvaart worden gevormd door de samenhangende concepten van inkomen, bestedingen, en vermogen. Besparingen zijn gedefinieerd als het inkomen minus de bestedingen, en vormen de link tussen deze drie concepten. Als het netto-inkomen hoger is dan de bestedingen is er sprake van besparing, oftewel een positieve bijdrage aan het vermogen. En als de bestedingen groter zijn dan het inkomen is er sprake van ontsparing, en wordt er ingeteerd op de financiële reserves.

Het vermogen kan ook groeien of slinken door overdrachten (denk aan erfenissen, schenkingen, en loterij-winsten) en door waardeontwikkeling van de bezittingen (met name de fluctuatie van huizenprijzen en aandelenkoersen).

2.2 Begrippen

Een nalatenschap is het vermogen bestaande uit bezittingen en schulden dat nagelaten is door een overledene. De bezittingen bestaan uit bank- en spaartegoeden, effecten, onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en overige bezittingen. De schulden betreffen onder meer de hypotheek voor de eigen woning, en andere schulden zoals voor consumptieve doeleinden.

De indeling van de vermogensbestanddelen die wordt onderscheiden is afgestemd op de indeling die wordt gebruikt voor de vermogensstatistiek. Hieronder worden de vermogensbestanddelen omschreven.

Vermogen: saldo van bezittingen en schulden.

Bezittingen: som van de bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, en de overige bezittingen.

Financiële bezittingen: som van de bank- en spaartegoeden en effecten.

Bank- en spaartegoeden: alle tegoeden op rekeningen bij (spaar)banken, inclusief buitenlandse tegoeden.

Effecten: som van obligaties en aandelen. Obligaties betreft de beurswaarde van waardepapieren in de vorm van een schuldbekentenis tegen een vaste rente. Aandelen betreft de beurswaarde van aandelen en opties alsmede deelname in beleggingen.

Onroerend goed: som van de waarde van de eigen woning en overig onroerend goed.

Eigen woning: woning in eigendom en in gebruik als hoofdverblijf.

Overig onroerend goed: dit betreft bijvoorbeeld een tweede woning, een vakantiewoning, beleggingspanden, een los perceel (zoals een weiland) en dergelijke.

Ondernemingsvermogen: dit is inclusief aanmerkelijk belang. Ondernemingsvermogen is het saldo van bezittingen en schulden behorend tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van zelfstandig ondernemers. Aanmerkelijk belang is het bedrijfsvermogen van aanmerkelijkbelanghouders. Aanmerkelijkbelanghouders hebben een bezit van ten minste 5 procent in het geplaatste aandelenkapitaal van een vennootschap.

Overige bezittingen: dit betreft onder meer contant geld, roerende zaken verhuurd of in gebruik als belegging, trustvermogen, aandeel in onverdeelde boedel, vermogen belast met vruchtgebruik of beperkt eigendom.

Schulden: som van hypotheekschuld en overige schulden.

Hypotheekschuld eigen woning: de stand van de schuld waarover rente is verschuldigd. Opgebouwde tegoeden via kapitaalverzekeringen eigen woning zijn deels in mindering gebracht.

Overige schulden: schulden voor onder andere consumptiedoeleinden, de financiering van aandelen, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen, de financiering van de tweede woning of andere onroerend goederen, studieschulden, negatief saldo op een bankrekening, zorgschulden, belasting- en toeslagschulden.