SDG 9.1 Infrastructuur en mobiliteit

In het eerste deel van SDG 9 gaat het om de voorzieningen om personen te vervoeren (infrastructuur) en het gebruik daarvan (mobiliteit). Mobiliteit stelt mensen in staat om te werken, sociale contacten te onderhouden en hun vrije tijd in te vullen. Mobiliteit heeft ook nadelen, zoals tijdverlies door files, onveiligheid in het verkeer en druk op het milieu.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 9.1 Infrastructuur en mobiliteit
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • In zijn algemeenheid is het lastig bij deze SDG de trends te duiden: de tijdreeksen zijn relatief kort en de coronaperiode had veel impact.
  • Het beeld is gemengd. Negen indicatoren hebben een stabiele middellangetermijntrend (gebaseerd op beschikbare datapunten in de periode 2015-2022). Bij drie indicatoren wijst de trend in de richting van afnemende brede welvaart, bij vier op een stijging.
  • Het is bij de meeste indicatoren in dit dashboard niet mogelijk de positie van Nederland binnen de EU te bepalen.
  • Bij de CO2-uitstoot van de nationale luchtvaartmaatschappijen is de middellangetermijntrend over de periode 2015-2022 stabiel, terwijl deze over de trendperiode 2014-2021 daalde. De uitstoot, in kilo per inwoner, is voor Nederland groter dan voor de meeste andere EU-landen.
  • De CO2-uitstoot van voertuigen voor het personenverkeer, in kilo per inwoner, daalt trendmatig. De CO2-uitstoot van bedrijfsvoertuigen heeft daarentegen een stijgende trend.
  • De ervaren verkeersoverlast is in de periode 2015-2022 toegenomen.
  • De investeringen in grond-, weg- en waterbouw, die belangrijk zijn voor toekomstige brede welvaart, dalen trendmatig als percentage van het bbp.

Het dashboard en de indicatoren

Deze veelomvattende SDG bevat drie hoofdcomponenten: infrastructuur en mobiliteit, industrie en duurzame bedrijvigheid, en kennis en innovatie. Hier bespreken we de eerste component: een toegankelijke infrastructuur en mobiliteit voor iedereen. De tweede en derde component komen aan bod in SDG 9.2 Duurzame bedrijvigheid en SDG 9.3 Kennis en innovatie.

Naast de fysieke infrastructuur – die al sterk ontwikkeld is in Nederland – gaat dashboard 9.1 ook over de mobiliteit van personen, goederenvervoer en de impact op het milieu. Mobiliteit en infrastructuur stellen mensen in staat zich te verplaatsen, bijvoorbeeld van en naar het werk, goederen te vervoeren, contacten te onderhouden en hun vrije tijd in te vullen. Dit alles heeft echter ook nadelige effecten voor samenleving en milieu: mensen staan soms lang in de file, de verkeersveiligheid neemt af en de druk op het milieu wordt groter.

Tal van maatregelen die zijn genomen om de gevolgen van de coronapandemie te beperken hadden van begin 2020 tot begin 2022 grote gevolgen voor de mobiliteit. Lang was het advies om zoveel mogelijk thuis te werken, in de eigen omgeving te blijven en weinig bezoek te ontvangen. In een deel van 2021 gold ook een avondklok. In deze periode namen de files en de luchtvervuiling af. De indicatoren van het mobiliteitsdashboard bij SDG 9 laten een wat gemengd beeld zien. Drie indicatoren ontwikkelen zich trendmatig in de richting die geassocieerd wordt met een verminderde brede welvaart (investeringen in grond- weg- en waterbouw, CO2-uitstoot van bedrijfsvoertuigen en ervaren verkeersoverlast), terwijl vier indicatoren juist wijzen op een verbetering (het aandeel elektrische personenauto’s, emissieloos verkeer met personenauto’s, CO2-uitstoot van voertuigen voor personenvervoer en de fijnstofuitstoot van mobiele bronnen). Bij één indicator slaat de trend om: bij de CO2-uitstoot van nationale luchtvaartmaatschappijen is de trend stabiel, waar deze voorheen dalend was. De positie van Nederland ten opzichte van andere EU-landen is bij de indicatoren in dit dashboard moeilijk te bepalen, er zijn namelijk weinig vergelijkbare databronnen.

SDG 9 Industrie, innovatie en infrastructuur: infrastructuur en mobiliteit  

Middelen en mogelijkheden

2,2%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
11,2%
13e
62,2%
10,7%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart

Gebruik

38,0%
3,6%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
6 990
806
979

Uitkomsten

1,53
3,3
6e
891,5
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
613,9
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
0,47
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
455,4
25e

Beleving

31,3%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart

Bij dit dashboard is de selectie van indicatoren aangepast, in overleg met interne en externe experts. Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) ligt nu ten grondslag aan de indicatoren over reizigerskilometers die zijn afgelegd per fiets, auto en het openbaar vervoer (OV). Waar bij voorgaande edities alleen naar de trein is gekeken, zijn nu alle vormen van OV (trein, bus, tram en metro) meegenomen. Ook wordt meer gekeken naar milieuaspecten van personenmobiliteit. In zijn algemeenheid is het lastig bij deze SDG de trends te duiden: de tijdreeksen zijn relatief kort en de coronaperiode had veel impact.

De reeksen over het motorvoertuigenpark zijn gewijzigd in verband met een verbeterde selectiemethode. Dit werkt ook door in de cijfers over voertuigkilometers, zie: Methoderapport motorvoertuigenpark, 2019-2022. Op het totaalniveau, waarnaar in deze monitor gekeken wordt, is de trendbreuk beperkt: 2 procent minder voertuigen en 1 procent minder kilometers.

Middelen en mogelijkheden gaan over de beschikbare middelen voor onderhoud en ontwikkeling van de infrastructuur en de mogelijkheden die deze bieden voor mobiliteit van personen en goederen. De investeringen in grond-, weg- en waterbouw bedroegen in 2022 2,2 procent van het bbp. De trend is neerwaarts (rood). Een vitale schakel voor bereikbaarheid is de aanwezigheid van goed en toegankelijk OV, maar hiervoor is nog geen betekenisvolle landelijke indicator beschikbaar. Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft in het onderzoek Toegang voor iedereen? wel aan dat de bereikbaarheid van voorzieningen en werk met het OV, buiten stadskernen vaak beperkter is dan met de auto.

Van de totale consumptieve bestedingen van huishoudens ging in 2021 iets meer dan 11 procent op aan vervoer. Privévoordeel van een auto van de zaak is daarbij ook meegerekend. 62,2 procent van de personen beschikt over een autorijbewijs en heeft ook een auto in het huishouden. Dit percentage is vergelijkbaar met 2018. Het wagenpark verduurzaamt: het aandeel hybride- en elektrische auto’s is toegenomen naar 10,7 procent op 1 januari 2023. Op elektriciteit of op waterstof rijden is zuiniger en schoner dan rijden met een conventionele auto. De trend kleurt groen. De kanttekening hierbij is dat bij de productie van dit soort auto’s beslag gelegd wordt op zeldzame grondstoffen als lithium en kobalt, die niet altijd onder goede werkomstandigheden gewonnen worden.

Gebruik beschrijft de vervoersbewegingen met verschillende vervoermiddelen. Door de maatregelen die de regering nam om schadelijke gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de bevolking en de gezondheidszorg zo veel mogelijk te beperken, waren 2020, 2021 en ook 2022 hier uitzonderlijke jaren. Veel van de maatregelen hadden hun weerslag op het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking. In de lucht, op het spoor en op de weg was het tijdens de pandemie dan ook relatief rustig: veel mensen volgden de richtlijn om thuis te werken en het bezoek aan anderen te beperken.

Voor hun verplaatsingen maakten mensen in de coronaperiode verhoudingsgewijs vaker gebruik van de auto, de fiets en lopen, en minder van het openbaar vervoer. Waar het aantal reizigerskilometers met de auto (bestuurder plus passagier) en met de fiets in 2021 respectievelijk 77 en 85 procent was van dat in 2018, het beginjaar van de tijdreeks, was dit voor het OV slechts 45 procent.

Met de auto worden gemiddeld de meeste reizigerskilometers afgelegd. Als bestuurder of passagier gaat het in 2021 gemiddeld om bijna 7 duizend kilometer per persoon. Dit was significant minder dan in 2018, toen het aantal reizigerskilometers rond de 9 duizend lag. Daarnaast zijn er in 2021 gemiddeld per persoon bijna duizend reizigerskilometers afgelegd per fiets (al dan niet elektrisch), 15 procent minder dan in 2018. Het openbaar vervoer volgde op afstand: gemiddeld iets meer dan 800 reizigerskilometer per persoon. Dit was in 2021 vergelijkbaar met 2020, maar ruim de helft minder dan in 2018.

Bij 38 procent van het totaal aantal verplaatsingen in 2021 was vrije tijd de achterliggende reden. Dit percentage was hoger dan in 2018. Het betreft op visite gaan, sport of hobby, bezoek aan horeca of uitgaan, culturele en religieuze activiteiten of toeren en wandelen. De resterende verplaatsingen waren vooral van en naar het werk, voor andere zakelijke en beroepsmatige activiteiten, of voor boodschappen doen en winkelen.

Van het totaal aantal voertuigkilometers dat met Nederlandse personenauto’s is gereden is in 2021 een bescheiden, maar toenemend, deel afgelegd met elektrische en door waterstof aangedreven personenauto’s (3,6 procent). Volledig elektrische personenauto’s en auto’s met waterstof als brandstof worden als emissieloze voertuigen beschouwd, omdat hierbij geen uitstoot uit de uitlaat komt. Er is overigens wel enige fijnstofuitstoot, maar dan vanwege bandenslijtage en niet door verbranding in de motor.

Uitkomsten betreffen de effecten van verkeer en vervoer, zoals files en vertragingen, ongelukken, vervuiling en geluidshinder. Mobiliteit gaat gepaard met schadelijke luchtemissies. Fijnstof dringt diep door in de longen. Gunstig is dan ook de dalende trend bij de fijnstofuitstoot in kilo per inwoner van transportmiddelen en mobiele werktuigen met een verbrandingsmotor. Hier wordt gekeken naar deeltjes met een doorsnede van kleiner dan 10 micrometer. Eveneens positief is de dalende trend bij de CO2-uitstoot van de voertuigen voor personenverkeer (personenauto’s, bussen, motorfietsen en bromfietsen), berekend in kilo per inwoner. De CO2-uitstoot van bedrijfsvoertuigen stijgt nog trendmatig. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hebben een relatief grote CO2-uitstoot per inwoner vergeleken met die van nationale maatschappijen van andere EU-landen. De trend is niet langer dalend maar stabiel.

De ontwikkeling van het verkeer op de weg stond in 2021 in het teken van de corona-pandemie. Met voertuigen zijn weliswaar meer kilometers afgelegd dan in 2020, maar nog altijd fors minder dan in 2019. Samen met het aantrekkende goederenvervoer zorgde de toename in 2021 op de hoofdwegen voor meer reistijdverlies dan in 2020. Het gemiddeld aantal voertuigverliesuren per inwoner liep in 2021 op naar 1,53 (nog steeds 63 procent minder dan in 2019, voor de uitbraak van COVID-19). De tijd die verloren gaat door rijden in files (tot 50 km/uur) of bij vertraagde verkeersafwikkeling (tussen 50 en 100 km/uur) wordt hier afgezet tegen een referentiesnelheid van 100 km/uur (als maat voor de gemiddelde snelheid die gehaald kan worden bij vrije afwikkeling van het verkeer).

Het aantal verkeersdoden fluctueert van jaar tot jaar. Het verkeersaanbod verminderde in de coronaperiode. In 2021 kwamen in Nederland 582 weggebruikers om het leven door een verkeersongeval; het aantal is na 2014 niet meer zo laag geweest. Omgerekend kwam dit in 2021 uit op 3,3 doden per 100 000 inwoners, relatief weinig vergeleken met andere EU-landen. Het aantal mensen dat verongelukte op de motor of de brommer nam in 2021 toe, terwijl het aantal dodelijke slachtoffers op de fiets of met de auto verminderde.

Beleving betreft de ervaren verkeersoverlast. Van de bevolking ervoer 31,3 procent in 2021 veel overlast van parkeerproblemen (zowel fout geparkeerde voertuigen als te weinig plaatsen), te hard rijden en/of agressief verkeersgedrag. De middellangetermijntrend, gebaseerd op de beschikbare datapunten in de periode 2015-2022, is stijgend.

Meer informatie

Verkeer en vervoer
OV-Monitor CBS & Translink
Nieuwsbrief verkeer en mobiliteit
www.pbl.nl/publicaties/toegang-voor-iedereen