SDG 4 Kwaliteitsonderwijs

Goed en toegankelijk onderwijs is voor iedereen belangrijk, in alle leeftijden en alle levensfasen, van kinderopvang en basisschool tot ‘leven lang leren’. SDG 4 draait om de zorg dat mensen de kennis en vaardigheden hebben om te kunnen werken en om mee te doen in de maatschappij.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 4 Kwaliteitsonderwijs
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • De meeste trends wijzen op een stabiele of stijgende brede welvaart.
  • Nederland staat aan de bovenkant of in het midden van de EU-ranglijst.
  • Bij digitale vaardigheden en het aantal voortijdige schoolverlaters wijzen de trends op stijgende brede welvaart en staat Nederland hoog op de EU-ranglijst.
  • De trend in overheidsuitgaven aan onderwijs is veranderd van dalend naar stabiel. Meer uitgaven wordt gezien als gunstig voor de brede welvaart. Bij leven lang ontwikkelen is de trend omgeslagen van stijgend naar stabiel.

Het dashboard en de indicatoren

Het doel van SDG 4 is dat iedereen toegang heeft tot goed onderwijs. Passende en toegankelijke scholing is voor alle leeftijdsgroepen en in alle levensfasen van belang, van kleuter- en basisonderwijs tot beroeps- en hoger onderwijs, en daarna via ‘leven lang ontwikkelen’. Vaardigheden van leerlingen en de bevolking als geheel worden voor een groot deel bepaald door de kwaliteit van het genoten onderwijs. Bovendien zorgt onderwijs er voor dat de bevolking nu en in de toekomst over de goede vaardigheden beschikt om te functioneren in een kennisintensieve omgeving en volwaardig mee te draaien in de maatschappij.

In Nederland is het beleid gericht op het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het scheppen van kansen voor jongeren via onderwijs, training of werk. Er zijn ook maatregelen genomen op het gebied van ‘leven lang ontwikkelen’ (eerder ook wel ‘leven lang leren’ genoemd). Het ministerie van OCW is verantwoordelijk voor het meeste beleid op het gebied van SDG 4, maar SZW, BZK en VWS hebben ook beleidsvoornemens geformuleerd (CBS, 2021).

De trends in het dashboard wijzen merendeels op een stabiele of stijgende brede welvaart. Waar genoeg datapunten beschikbaar zijn om een trend te bepalen voor de periode 2014-2021, is deze bij vier indicatoren gunstig en bij één ongunstig. Op de EU-ranglijst heeft Nederland bij zeven indicatoren een positie in de kopgroep. Er zijn drie trendomslagen: twee verbeteringen en één verslechtering vanuit de optiek van de SDG-agenda.

SDG 4   Kwaliteitsonderwijs  

Middelen en mogelijkheden

5,3%
11e
43,8
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
18e

Gebruik

97,2%
7e
7,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
7e
18,8%
4e

Uitkomsten

37,9%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
20e
35,5%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
9e
47,1%
2e
77,9%
13e
284,0
2e
280,3
3e
79,0%
1e

Beleving

84,8%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
14e

Middelen en mogelijkheden betreffen de omvang en betaalbaarheid van onderwijs. Bij de overheidsuitgaven aan onderwijs als percentage van het bbp (5,3 procent in 2020) was er een positieve trendomslag: van dalend naar neutraal. Dit is positief voor de brede welvaart van de mensen die onderwijs krijgen, en Nederland neemt hiermee binnen de EU een middenpositie in. Eveneens gunstig vanuit het oogpunt van brede welvaart en het behalen van de SDG’s is de stijgende trend bij gewerkte uren in het onderwijs: tot bijna 44 uur per inwoner in 2021. Ook hier neemt Nederland binnen de EU een middenpositie in.

Gebruik heeft betrekking op de deelname aan het onderwijs. In 2019 nam 97,2 procent van de kinderen in de leeftijdsgroep vanaf vier jaar tot het begin van de leerplicht deel aan onderwijs (vroegschoolse educatie). Dit percentage is hoog en de voorheen dalende trend is nu stabiel, Nederland neemt binnen de EU-27 een zevende plek in. Bij het voorkomen dat kinderen voortijdig met school stoppen verkeert Nederland ook in de voorste groep van de EU, bovendien is de trend hier gunstig (dalend). In 2020 verliet 7,0 procent van de jongeren van 18-24 jaar het onderwijs voortijdig, dus zonder startkwalificatie (ten minste havo, vwo, of mbo niveau 2). Het betreft de totale groep voortijdig schoolverlaters van 18-24 jaar, en deelname aan zowel het door de overheid bekostigde als het niet-bekostigde onderwijs. Wat deelname aan ‘leven lang ontwikkelen’ betreft, is er een omslag van een stijgende trend naar een neutrale. De coronamaatregelen kunnen de mogelijkheden voor mensen om zich te blijven ontwikkelen geremd hebben. Ook hier heeft Nederland binnen de EU een hoge positie.

Uitkomsten betreffen het hoogst behaalde onderwijsniveau en het niveau van specifieke vaardigheden. Van de bevolking van 15-74 jaar was in 2021 35,5 procent hoogopgeleid, en de trend is opwaarts. Dit kan zorgen voor krapte op de arbeidsmarkt, als functies waar een beroeps- of vakopleiding vereist is moeilijk te vervullen zijn. De tegenhanger is dan ook het teruglopende aandeel van middelbaar opgeleiden, de enige indicator met een rode trend. Binnen Europa neemt Nederland met het onderwijsniveau een middenpositie in. Hierbij past wel een kanttekening: hoewel alle EU-landen rapporteren volgens dezelfde internationale classificatie (ISCED), verschillen de onderwijssystemen sterk van land tot land. Bij de interpretatie van de uitkomsten moet dan ook rekening gehouden worden met verschil in beleid en organisatie.

Het is moeilijk een goed beeld te krijgen van de vaardigheden van leerlingen en van de bevolking in het algemeen. Omdat steeds andere toetsen worden afgenomen was het bijvoorbeeld lang lastig zicht te krijgen op de taal- en rekenvaardigheid van leerlingen in groep 8. De Inspectie van het Onderwijs publiceerde daarom over schooljaar 2018/’19 een nulmeting om onder meer te zien of leerlingen aan het eind van hun basisschooltijd goed genoeg kunnen lezen en rekenen. Hierbij werd voor het eerst naar de resultaten van alle vijf eindtoetsen gekeken. Als gevolg van de coronacrisis werd in 2020 echter geen eindtoets afgenomen. Scholen waren tijdens de coronapandemie geregeld gesloten en thuisonderwijs was de norm. Het is moeilijk de impact van het wegvallen van fysiek onderwijs op de leerresultaten te meten. De nulmeting heeft daarom nog geen vervolg gekregen. Om de internationale positie te kunnen bepalen voor lees- en rekenvaardigheid maakt de Monitor gebruik van het driejaarlijkse PISA-onderzoek onder 15 jarigen in de OESO-landen. De wiskundevaardigheden van 15-jarigen zijn groot vergeleken met leerlingen in andere EU-landen.

Het is ook lastig zicht te krijgen op de vaardigheden van de volwassen bevolking. Om deze te toetsen houdt de OESO eens in de tien jaar het PIAAC-onderzoek. In 2018 is een nieuwe ronde gestart; de resultaten daarvan worden op zijn vroegst in 2023 verwacht. De PIAAC-indicator wordt in het dashboard getoond, maar is dus niet recent (2012). Ten tijde van de laatste meting waren de Nederlandse scores met betrekking tot taal- en rekenvaardigheid van volwassenen hoog, met een tweede en derde plaats van 16 EU-landen. Digitale vaardigheden tot slot zijn in een kennisintensieve economie onmisbaar; op dit punt voert Nederland in 2019 de Europese ranglijst aan.

Beleving heeft betrekking op hoe mensen onderwijs en opleidingskansen ervaren. De tevredenheid met de opleidingskansen was niet eerder zo groot als in 2021. Bijna 85 procent van de volwassen bevolking was hier content over, en de trend is stijgend. Mogelijk speelt de huidige krapte op de arbeidsmarkt hierbij ook een rol, en zorgen werkgevers voor extra scholingsfaciliteiten voor hun werknemers.

Meer informatie

Jaarlijkse Monitor Onderwijsachterstandenindicator, 2017-2021

Landelijke Jeugdmonitor 2021