SDG 17 Partnerschap om doelstellingen te bereiken

SDG 17 heeft een ander karakter dan de andere SDG’s. Voor het bereiken van de SDG’s is samenwerking tussen landen, overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties enorm belangrijk. Het is moeilijk om die samenwerking (statistisch) te meten.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 17 Partnerschap om doelstellingen te bereiken
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • Nederland staat hoog op de EU-ranglijst bij ontwikkelingshulp en overdrachten (de lonen en salarissen van niet-ingezetenen als percentage van het bbp).
  • De totale invoer uit de minst ontwikkelde landen (LDC’s) stijgt trendmatig en Nederland staat in de bovenste groep van de EU-ranglijst. Mede als gevolg van de sancties tegen Rusland in 2022 zijn meer fossiele brandstoffen ingevoerd.
  • Er komen na een dip in coronatijd weer meer studenten uit landen buiten de Europese Economische Ruimte in Nederland studeren.

Het dashboard en de indicatoren

De zeventiende en laatste SDG heeft een wat ander karakter dan de overige zestien. De focus ligt hier op de vorming en het behoud van partnerschappen, om zo de andere doelstellingen te helpen bereiken. (Internationale) samenwerking is onmisbaar om de capaciteit en middelen vrij te maken om de duurzame-ontwikkelingsagenda uit te voeren. Dit vereist samenhangend beleid, een coöperatieve omgeving en de bereidheid tot het aangaan van nieuwe mondiale partnerschappen. Het gaat er bij SDG 17 om welk effect ontwikkelingen in Nederland op andere landen hebben; op basis hiervan worden de kleuren groen, grijs en rood in het dashboard toegekend.

Helaas zijn voor de meeste subdoelen van SDG 17 geen goed meetbare indicatoren voorhanden. Zo is een aantal doelen gericht op de ontwikkeling van beleidsinstrumenten om de duurzame ontwikkeling in andere landen te ondersteunen. Voor deze doelen worden geen statistische indicatoren gebruikt, maar moeten landen aangegeven of deze beleidsinstrumenten in hun land bestaan. Overal ter wereld worstelen statistische bureaus met de vraag hoe SDG 17 beter meetbaar te maken.

Voor deze SDG berekent het CBS momenteel dus slechts weinig indicatoren, en voor maar een klein aantal subdoelen. Daardoor is er niet, zoals bij de andere SDG’s, een indeling naar middelen en mogelijkheden, gebruik, uitkomsten en beleving, en kan ook geen algemeen beeld gegeven worden van de richting van deze SDG. De beschrijving van trends en posities betreft zodoende alleen de belangrijkste uitkomsten van de individuele indicatoren. Het CBS is met het ministerie van Buitenlandse Zaken in gesprek om te kijken hoe we deze SDG voor Nederland met aanvullende indicatoren beter in kaart kunnen brengen. In dit kader zijn in deze editie zogeheten voetafdrukken (land- en grondstoffengebruik, broeikasgassen) aan het dashboard toegevoegd.

SDG 17 Partnerschap om doelstellingen te bereiken  

Algemeen

0,5%
5e
1,6%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
4e
€ 490
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
2e
15,1%
8,2
0,6
15,9

Bij ontwikkelingshulp en overdrachten (de lonen en salarissen van niet-ingezetenen als percentage van het bbp) staat Nederland vrij hoog op de EU-ranglijst: 0,5 procent van het Nederlandse bni ging naar ontwikkelingshulp in 2021. De overdrachten hadden een waarde van 1,6 procent van het bbp, en stijgen trendmatig. Beide indicatoren worden hier in de context van de SDG-agenda gepresenteerd. Meer uitgaven wordt vanuit dit perspectief geïnterpreteerd als basis voor stijgende welvaart in de landen die de hulp of overdrachten ontvangen.

De OECD-landen spannen zich sinds 1970 in om 0,7 procent van hun bruto nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingshulp. Nederland haalt in 2021 zijn toezegging dus niet om 0,7 procent van zijn bruto nationaal inkomen (bni) aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) te geven. Bij het percentage van de overdrachten (geld dat migranten overmaken aan familie in hun thuisland) past een kanttekening in verband met een aantal meetproblemen. In hoeverre deze de uitkomsten beïnvloeden is niet duidelijk, omdat het betaalverkeer per land sterk verschilt.

Bij de totale waarde van de invoer uit de LDC’s is de trend stijgend. Nederland staat bovenin de EU-ranglijst. Mede als gevolg van de sancties in 2022 tegen Rusland en de gestegen prijzen is de waarde van de ingevoerde fossiele brandstoffen fors toegenomen. Met zijn grote zeehavens onderhoudt Nederland traditioneel intensieve handelsrelaties met de allerarmste landen. De betekenis van de handelsstromen voor Nederland zelf kan overigens overschat zijn doordat de cijfers ook wederuitvoer omvatten. Bij wederuitvoer gaat het om goederen die hier worden ingevoerd en vervolgens in (vrijwel) onbewerkte staat weer worden uitgevoerd. Ook hier verdient Nederland echter aan. Het is technisch lastig deze wederuitvoerstromen uit de totale invoercijfers te halen.

Er komen na een dip in coronatijd weer meer studenten uit landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER, oftewel de 27 EU-lidstaten plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) in Nederland studeren. Van de op 1 oktober voor het eerst ingeschreven studenten die een universitaire bachelor- of masteropleiding volgen, was in 2022 15,1 procent afkomstig uit niet-EER-landen. In 2020, in het eerste jaar van de coronapandemie, was er een duidelijke terugval (12,6 procent). Uitgaande van kennisoverdracht aan andere landen worden de toename van Engelstalige studieprogramma’s en het aantal internationale studenten beschouwd als gunstig voor de brede welvaart elders in de wereld. De brede welvaartseffecten kunnen daarnaast ook voor Nederland positief zijn: hoogopgeleide buitenlandse studenten die in Nederland blijven en werken, zullen bijdragen aan de Nederlandse economie. Vooral bij gewilde studierichtingen kunnen Nederlandse studenten in het gedrang komen door deze concurrentie. Dit is bezien vanuit het perspectief van SDG 17 echter een ‘tweede-orde-effect’.

Aan het dashboard van SDG 17 zijn enkele voetafdrukindicatoren toegevoegd, als maatstaf voor de impact van de consumptie op het natuurlijk kapitaal. Hierbij wordt over de nationale grenzen heen gekeken: het gaat om de gevolgen voor het buitenland van de consumptie in Nederland. Het CBS werkt momenteel samen met onder meer het PBL aan verdere verbetering en standaardisering van methoden om voetafdrukken te kunnen meten.

De landvoetafdruk van het PBL is een maatstaf voor het landgebruik ten behoeve van de consumptie: hoeveel land in de wereld is nodig om te voorzien in de consumptie door burgers en overheid? Bij een groeiende bevolking en toenemende welvaart kan bijvoorbeeld de vraag naar biobrandstoffen toenemen. Of er zullen meer natuurlijke gebieden worden ontgonnen, als bestaande landbouwgrond onbruikbaar wordt door erosie, verzilting, verstedelijking of woestijnvorming. Dit alles heeft achteruitgang van ecosystemen en biodiversiteit tot gevolg. 2019 is het meest recente jaar waarvoor de Nederlandse landvoetafdruk berekend is: 0,62 hectare per inwoner. Door de grote rol van import van grondstoffen voor onze consumptie ligt het landbeslag voor ruim 80 procent in het buitenland. Hoewel de indicator door definitieverschillen moeilijk vergelijkbaar is met de uitkomsten voor andere landen, gaat het PBL uit van een mondiaal gemiddelde van circa 0,65 hectare per persoon (2018). Europeanen leggen naar schatting beslag op 0,9 hectare land. Hiermee vergeleken is de Nederlandse landvoetafdruk vrij bescheiden.

De grondstofvoetafdruk reflecteert het mondiale verbruik van grondstoffen als gevolg van de binnenlandse vraag van een land. Het gaat om de som van de grondstofvoetafdruk voor biomassa, fossiele brandstoffen, metaalertsen en niet-metaalertsen. Om te voorzien in de Nederlandse consumptiebehoefte werd in 2020 gemiddeld 8,2 ton per inwoner aan grondstoffen gewonnen. Dit cijfer is indicatief. Voor het in kaart brengen van het buitenlandse deel van de voetafdruk wordt gebruik gemaakt van buiten het CBS ontwikkelde methoden.

De broeikasgasvoetafdruk weerspiegelt de uitstoot van broeikasgassen ten behoeve van de Nederlandse consumptie: emissies van koolstofdioxide, methaan en distikstofoxide veroorzaakt door de Nederlandse economie, vermeerderd met emissies in het buitenland bij productie van in Nederland ingevoerde producten, verminderd met emissies in Nederland bij productie van producten die uitgevoerd worden.

De trend van de broeikasgasvoetafdruk en de grondstofvoetafdruk stijgt of daalt niet significant. Voor de landvoetafdruk kan geen trend berekend worden omdat er niet genoeg datapunten zijn in de periode 2015-2022.

Meer informatie

Voetafdrukken van een geharmoniseerde Exiobase
Een nieuwe methode voor voetafdrukberekeningen
Broeikasgassen- en grondstofvoetafdrukken