SDG 15 Leven op het land

SDG 15 betreft bescherming, herstel en duurzaam beheer van alle vormen van leven op het land. Natuur en gezonde ecosystemen zijn onmisbaar voor de brede welvaart en de leefbaarheid op aarde. Als ecosystemen en biodiversiteit eenmaal verwoest zijn, kan de schade onherstelbaar zijn.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 15 Leven op het land
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • Bij vier van de dertien indicatoren wijst de middellangetermijntrend (2015-2022) op een dalende brede welvaart: een indicator voor ruimte (oppervlakte per persoon) en drie voor biodiversiteit (de Rode Lijst-indicator, vogels van het boerenland, fauna van het land).
  • Twee indicatoren ontwikkelen zich trendmatig in de richting die wordt geassocieerd met vergroting van de brede welvaart: het areaal landnatuur beheerd in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en het stikstofoverschot.
  • Bij vier van de acht indicatoren waarvoor een vergelijking met EU-landen mogelijk is, staat Nederland in het laatste kwadrant (de achterhoede), bij twee in het bovenste kwadrant (de voorhoede).
  • Voor ongeveer de helft van de EU-landen zijn cijfers over fosfor- en stikstofoverschot beschikbaar. Nederland staat onderin de ranglijst.
  • De uitgaven aan milieu en de overheidsuitgaven aan milieubescherming als percentage van het bbp, zijn in vergelijking met andere EU-landen hoog.

Het dashboard en de indicatoren

SDG 15 betreft bescherming, herstel en duurzaam beheer van alle vormen van leven op het land. Bescherming en herstel van ecosystemen en biodiversiteit versterken de weerbaarheid tegen toenemende bevolkingsdruk, intensivering van landgebruik en klimaatverandering. Gezonde ecosystemen staan aan de basis van processen die grote invloed hebben op de brede welvaart, zoals de beschikbaarheid van schoon water en schone lucht, de aanwezigheid van insecten voor bestuiving en de mogelijkheden voor ontspanning, recreatie en educatie. Natuur heeft een intrinsieke waarde voor de brede welvaart ‘hier en nu’ en voor toekomstige generaties. Het is tegelijkertijd een kritieke factor: als ecosystemen eenmaal verwoest zijn, kan de schade onherstelbaar blijken.

In het Klimaatakkoord staan doelen voor broeikasgasreductie voor landbouw en landgebruik. Deze doelen raken ook SDG 13 Klimaatactie. Het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL) stelt dat in 2030 alle Nederlandse landbouwgrond duurzaam moet worden beheerd, zodat de bodem optimaal kan functioneren en de kwaliteit zo hoog mogelijk is en blijft voor volgende generaties. Duurzaam beheerde bodems zijn ook van belang voor SDG 2 Geen honger.

Het beeld bij dit dashboard is minder florissant: bij indicatoren voor de beschikbare ruimte per inwoner en de biodiversiteit wijzen de middellangetermijntrends (2015-2022) op afnemende brede welvaart. Waar vergeleken kan worden met andere EU-landen staat Nederland in de helft van de gevallen in de achterhoede. Wel zijn de uitgaven voor milieu en milieubescherming als percentage van het bbp hoog in vergelijking met andere EU-landen.

SDG 15 Leven op het land  

Middelen en mogelijkheden

1,4%
3e
2,6%
5e
2 362
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
26e
904,4
14,9%
26e

Gebruik

20,7%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
3
15e
146
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
16e

Uitkomsten

62,4%
60,8%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
57,4
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
6e
90
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart

Beleving

13,8%
18e

Middelen en mogelijkheden betreffen de omvang van de natuurlijke ruimte en de middelen voor herstel en bescherming. In 2021 waren de overheidsuitgaven aan milieubescherming 1,4 procent van het bbp. Dit is veel vergeleken met andere EU-landen. Ook de totale milieu-uitgaven (milieukosten en investeringen van overheden en bedrijfsleven) zijn relatief hoog vergeleken met die in de andere EU-landen.

De bevolking groeit door. De oppervlakte die per persoon gemiddeld beschikbaar is, neemt daardoor steeds verder af. De trend is rood. Nederland is een van de dichtstbevolkte landen van Europa, binnen de EU hebben alleen de inwoners van Malta per persoon minder oppervlakte land en water ter beschikking. Er zijn niet genoeg data voor de periode 2015-2022 om een trend te kunnen bepalen bij het aandeel natuur en bos (exclusief de natuurwateren en natuurgraslanden). Het CBS werkt aan verbetering van de statistieken van het bodemgebruik (de digitale kaart van Nederland, waarin per gebied het dominante bodemgebruik op maaiveldniveau weergegeven wordt). Door inzet van nieuwe bronnen en verbetering van de verwerkingsmethoden, zullen de cijfers actueler worden en zal ook de aansluiting met de Natuurlijk kapitaalrekeningen (NKR) verbeteren.

Een indicator uit de NKR is het oppervlak aan ‘groen-blauwe’ ruimte per inwoner, exclusief reguliere landbouw. In 2021 was dit ruim 904 vierkante meter, de middellangetermijntrend is stabiel. Steeds meer boeren passen een vorm van natuurbeheer toe op hun akkers en graslanden, maar deze groei maskeert de afname van landschapselementen als heggen, bomenrijen, hagen, en ook bos in Nederland. Om de focus op natuur te houden is de reguliere landbouw, waarin dus geen vorm van natuurbeheer wordt toegepast, bij de berekening niet meegenomen. De indicator groen-blauwe ruimte is ook exclusief de Noordzee omdat deze door het grote oppervlak zo zou domineren dat de ontwikkeling bij alle andere landschapseenheden niet meer zichtbaar zou zijn. Het zou ook niet representatief zijn voor de beschikbare ruimte per inwoner om het gehele Nederlandse deel van de Noordzee mee te rekenen. Het oppervlak van de Waddenzee en het IJsselmeer is wel meegeteld, wat het relatief hoge aantal vierkante meters per inwoner verklaart.

Gebruik betreft de bescherming en benutting van de natuurlijke ruimte en haar ecosystemen en de druk op het natuurlijke systeem door menselijke activiteiten. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) omvat het Nederlandse areaal van bestaande en nieuw in te richten natuurgebieden op het land. In 2021 besloeg het beheerde NNN-areaal 20,7 procent van het landoppervlak. Het areaal neemt trendmatig toe. Dit is in lijn met de afspraak tussen Rijk en provincies om in de periode van 2011 tot eind 2027 minimaal 80 000 hectare nieuwe natuur ingericht te hebben. Van deze opgave is tot en met 2021 45.568 hectare (57 procent) gerealiseerd. Om de condities voor (kwetsbare) flora en fauna verder te verbeteren, resteert de komende jaren dus nog een forse inspanning.

Een teveel aan fosfor en stikstof, vooral afkomstig uit de landbouw, heeft negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en ecosystemen zoals heide, bos en duinen. Deze cijfers zijn slechts voor de helft van de EU-landen beschikbaar, maar daar behoorde Nederland (in 2019) zowel bij het fosfor- als bij het stikstofoverschot tot de hekkensluiters van de EU. Hoopgevend is de trendomslag bij het overschot aan stikstof per hectare cultuurgrond uit de mineralenbalans van de landbouw: de middellangetermijntrend is nu dalend (groen). Het kleinere stikstofoverschot hangt mede samen met lagere stikstofgehaltes in gras en met een afnemende veestapel. Bovendien stuwde de oorlog in Oekraïne de prijs van kunstmest, en was voor sommige soorten kunstmest ook de beschikbaarheid een probleem voor boeren.

Uitkomsten hebben betrekking op de kwaliteit van ecosystemen en biodiversiteit. Een teveel aan stikstof in de bodem zorgt voor achteruitgang van zeldzame planten en diersoorten. Ammoniak - voornamelijk afkomstig uit de landbouw - draagt hier sterk aan bij, maar ook stikstofoxiden uit onder andere verkeer en industrie. De kans dat kwetsbare plantensoorten verdwijnen is groter wanneer de stikstof die neerslaat het kritisch depositieniveau overschrijdt. Hoe hoger de overschrijding en hoe langer deze duurt, hoe groter de effecten. Omdat stikstof doorgaans niet ver van de bron van uitstoot neerkomt, lijkt met reductie van de uitstoot in de nabijheid van natuurgebieden het meeste effect te behalen. Vooral ecosystemen die nutriëntarme condities vereisen, zijn gevoelig voor milieudruk door stikstofdepositie.

Het RIVM heeft nieuwe tijdreeksen met depositiecijfers berekend, waarbij recente jaren wat zijn bijgesteld. Uit de nieuwe cijfers blijkt dat het areaal landnatuur waar de depositie de kritische depositiewaarden voor stikstof overschrijdt, de laatste vijfentwintig jaar afnam, van driekwart naar minder dan twee derde. Ondanks de daling op deze lange termijn blijft de milieudruk door stikstofdepositie groot. Het cijfer van 2020, waarin bij 62,4 procent van alle landnatuur de kritische depositiewaarde werd overschreden, is bovendien gunstig beïnvloed door warm en droog zomerweer. Minder neerslag zorgt namelijk voor minder ‘natte’ depositie. Al met al is de middellangetermijntrend stabiel. Het areaal landnatuur met goede condities blijft beperkt tot 16 procent.

De conditie van de ecosystemen is zorgelijk, maar ook met de biodiversiteit gaat het niet goed, afgemeten aan drie dalende middellangetermijntrends (2015-2022) in het dashboard. De boerenlandvogelindicator is de nationale variant van de ‘Farmland Bird Indicator’ (FBI) van de Europese Unie. Voor de Nederlandse versie wordt de stand gevolgd van 27 soorten weide-, akker- en erfvogels die in Nederland voorkomen, dit als maatstaf voor de kwaliteit van het agrarische gebied. De trendmatige daling duidt op sterk verslechterde leefomstandigheden voor deze soorten: de index met basisjaar 1995 stond in 2021 op 57,4. Wat wel floreert is de ganzenpopulatie. Deze vogels hebben echter een veel bredere verspreiding en worden niet gezien als typische boerenlandvogels.

De tweede maatstaf in de monitor voor de ontwikkeling van de biodiversiteit is de Rode Lijst-indicator. Ook daar is (een kleine) achteruitgang. In 2021 werd 60,8 procent van de soorten (verdeeld over zeven soortgroepen dieren en hogere planten) in Nederland niet bedreigd. De trend is ook hier rood want het aandeel van de wel bedreigde soorten is dus licht toegenomen. Ten slotte kleurt ook de trend in het populatieaantal of de verspreiding (afhankelijk van de soort) van Nederlandse landfauna rood. Het gaat om inheemse soorten zoogdieren (26), broedvogels (130), reptielen (7) en vlinders (51) die kenmerkend zijn voor bos, hei, duin en extensief beheerde graslanden.

Beleving gaat over de beleving van de kwaliteit van de natuurlijke ruimte en zorgen over vervuiling en de verdwijning van soorten. In 2022 ervoer 13,8 procent van de volwassen bevolking hinder van afval, verontreiniging of andere milieuproblemen. De trend is neutraal, maar de overlast was duidelijk minder dan in 2021 (15,9 procent). Binnen Europa neemt Nederland een middenpositie in.

Meer informatie

Dossier Milieu en economie
Meetprogramma’s voor flora en fauna – kwaliteitsrapportage NEM over 2021
Natuurlijk Kapitaal
Compendium voor de Leefomgeving