Inkomensverdeling van huishoudens; nationale rekeningen
Huishoudenskenmerken | Perioden | Totaal bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Totaal (mln euro) | Totaal bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op inkomen (mln euro) | Totaal bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op vermogen (mln euro) | Gemiddeld bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Totaal (1 000 euro) | Gemiddeld bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op inkomen (1 000 euro) | Gemiddeld bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op vermogen (1 000 euro) | Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Totaal (1 000 euro) | Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op inkomen (1 000 euro) | Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op vermogen (1 000 euro) | Aandeel van het alt. beschikbaar inkomen Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Totaal (%) | Aandeel van het alt. beschikbaar inkomen Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op inkomen (%) | Aandeel van het alt. beschikbaar inkomen Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen Belastingen op vermogen (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2021* | 80.103 | 71.994 | 8.109 | 9,6 | 8,6 | 1,0 | 6,5 | 5,8 | 0,7 | 13,4 | 12,0 | 1,4 |
Beschikbaar inkomen 1e 20%-groep | 2021* | 4.733 | 3.480 | 1.253 | 2,8 | 2,1 | 0,7 | 2,3 | 1,7 | 0,6 | 8,5 | 6,2 | 2,2 |
Beschikbaar inkomen 2e 20%-groep | 2021* | 4.003 | 2.503 | 1.500 | 2,4 | 1,5 | 0,9 | 1,7 | 1,1 | 0,6 | 4,6 | 2,9 | 1,7 |
Beschikbaar inkomen 3e 20%-groep | 2021* | 8.095 | 6.403 | 1.692 | 4,8 | 3,8 | 1,0 | 3,1 | 2,5 | 0,7 | 7,3 | 5,8 | 1,5 |
Beschikbaar inkomen 4e 20%-groep | 2021* | 15.314 | 13.514 | 1.800 | 9,2 | 8,1 | 1,1 | 5,7 | 5,0 | 0,7 | 11,3 | 9,9 | 1,3 |
Beschikbaar inkomen 5e 20%-groep | 2021* | 47.958 | 46.094 | 1.864 | 28,7 | 27,6 | 1,1 | 17,7 | 17,0 | 0,7 | 23,1 | 22,2 | 0,9 |
Type: Alleenstaande man | 2021* | 8.469 | 7.470 | 999 | 5,6 | 5,0 | 0,7 | 5,7 | 5,0 | 0,7 | 14,3 | 12,6 | 1,7 |
Type: Alleenstaande vrouw | 2021* | 5.637 | 4.725 | 912 | 3,6 | 3,0 | 0,6 | 3,6 | 3,0 | 0,6 | 8,9 | 7,4 | 1,4 |
Type: Eenoudergezin | 2021* | 3.463 | 2.935 | 528 | 6,1 | 5,2 | 0,9 | 3,8 | 3,2 | 0,6 | 8,7 | 7,3 | 1,3 |
Type: Paar, met kind(eren) | 2021* | 35.056 | 32.379 | 2.677 | 18,0 | 16,6 | 1,4 | 8,1 | 7,5 | 0,6 | 14,9 | 13,8 | 1,1 |
Type: Paar, zonder kind | 2021* | 24.872 | 22.218 | 2.654 | 11,1 | 9,9 | 1,2 | 7,4 | 6,6 | 0,8 | 14,7 | 13,1 | 1,6 |
Overige huishoudens | 2021* | 2.606 | 2.267 | 339 | 5,0 | 4,4 | 0,7 | 3,5 | 3,1 | 0,5 | 8,4 | 7,3 | 1,1 |
Inkomensbron: gemengd inkomen | 2021* | 15.512 | 14.669 | 843 | 18,7 | 17,7 | 1,0 | 11,6 | 11,0 | 0,6 | 16,9 | 16,0 | 0,9 |
Inkomensbron: beloning van werknemers | 2021* | 53.618 | 49.099 | 4.519 | 12,6 | 11,6 | 1,1 | 7,7 | 7,1 | 0,7 | 15,6 | 14,3 | 1,3 |
Inkomensbron: uitkering i.v.m. ouderdom | 2021* | 8.734 | 6.853 | 1.881 | 4,0 | 3,2 | 0,9 | 3,3 | 2,6 | 0,7 | 7,1 | 5,6 | 1,5 |
Inkomensbron: overige | 2021* | 2.239 | 1.373 | 866 | 2,0 | 1,2 | 0,8 | 1,6 | 1,0 | 0,6 | 5,4 | 3,3 | 2,1 |
Hoofdkostwinner: tot 35 jaar | 2021* | 9.444 | 7.957 | 1.487 | 5,4 | 4,6 | 0,9 | 4,1 | 3,5 | 0,6 | 10,2 | 8,6 | 1,6 |
Hoofdkostwinner: 35 tot 50 jaar | 2021* | 25.245 | 23.162 | 2.083 | 12,9 | 11,8 | 1,1 | 7,4 | 6,8 | 0,6 | 14,8 | 13,5 | 1,2 |
Hoofdkostwinner: 50 tot 65 jaar | 2021* | 32.221 | 29.781 | 2.440 | 14,0 | 13,0 | 1,1 | 8,7 | 8,1 | 0,7 | 16,8 | 15,5 | 1,3 |
Hoofdkostwinner: 65 jaar of ouder | 2021* | 13.193 | 11.094 | 2.099 | 5,6 | 4,7 | 0,9 | 4,4 | 3,7 | 0,7 | 9,2 | 7,8 | 1,5 |
Woningbezit: eigen woning | 2021* | 65.712 | 60.741 | 4.971 | 14,7 | 13,6 | 1,1 | 8,9 | 8,2 | 0,7 | 16,0 | 14,8 | 1,2 |
Woningbezit: huurwoning met huurtoeslag | 2021* | 1.979 | 823 | 1.156 | 1,4 | 0,6 | 0,8 | 1,1 | 0,4 | 0,6 | 3,2 | 1,3 | 1,9 |
Woningbezit: huurwoning geen huurtoeslag | 2021* | 11.713 | 9.892 | 1.821 | 5,6 | 4,8 | 0,9 | 4,3 | 3,6 | 0,7 | 10,5 | 8,9 | 1,6 |
Woningbezit: overig | 2021* | 699 | 538 | 161 | 1,9 | 1,5 | 0,4 | 1,8 | 1,4 | 0,4 | 5,3 | 4,1 | 1,2 |
Vermogenssaldo 1e 20%-groep | 2021* | 4.022 | 2.812 | 1.210 | 2,4 | 1,7 | 0,7 | 2,0 | 1,4 | 0,6 | 6,0 | 4,2 | 1,8 |
Vermogenssaldo 2e 20%-groep | 2021* | 5.926 | 4.503 | 1.423 | 3,5 | 2,7 | 0,9 | 2,7 | 2,0 | 0,6 | 6,9 | 5,2 | 1,7 |
Vermogenssaldo 3e 20%-groep | 2021* | 10.527 | 8.831 | 1.696 | 6,3 | 5,3 | 1,0 | 4,1 | 3,5 | 0,7 | 9,1 | 7,7 | 1,5 |
Vermogenssaldo 4e 20%-groep | 2021* | 16.179 | 14.341 | 1.838 | 9,7 | 8,6 | 1,1 | 5,9 | 5,2 | 0,7 | 11,5 | 10,2 | 1,3 |
Vermogenssaldo 5e 20%-groep | 2021* | 43.449 | 41.507 | 1.942 | 26,0 | 24,8 | 1,2 | 15,3 | 14,6 | 0,7 | 22,9 | 21,9 | 1,0 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft een beschrijving van de inkomensverdeling van de sector huishoudens in de nationale rekeningen naar verschillende huishoudensgroepen. De huishoudens worden onderscheiden naar de voornaamste bron van inkomen, woonsituatie, samenstelling van het huishouden, leeftijdsklasse van de hoofdkostwinner, 20%-inkomensgroepen en 20%-vermogensgroepen.
Gegevens beschikbaar vanaf: 2015.
Status van de cijfers:
Alle gegevens zijn voorlopig.
Wijzigingen per 19 oktober 2023:
De cijfers voor 2015-2020 zijn bijgesteld, als gevolg van de bijstellingenbeleid van het CBS. De uitkomsten voor 2021 zijn toegevoegd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De nieuwe cijfers komen in oktober 2024.
Toelichting onderwerpen
- Totaal bedrag
- Bestedingen
- Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
- Belastingen op inkomen en vermogen
- Alle verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die regelmatig door de overheid en door het buitenland over het inkomen en het vermogen van institutionele eenheden worden geheven.
Bij vennootschappen omvatten de belastingen op inkomen en vermogen met name de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Deze belastingen hebben als grondslag de winst van vennootschappen.
Bij huishoudens worden als belastingen op inkomen en vermogen alle belastingen beschouwd, die periodiek worden geheven op het inkomen of het vermogen, zoals inkomstenbelasting, loonbelasting en vermogensbelasting. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, zijn als kapitaaloverdrachten aangemerkt.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo is de motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen.
De behandeling van de dividendbelasting vloeit voort uit de bruto registratie van dividend, dat wil zeggen inclusief dividendbelasting. Dit betekent dat de dividendbelasting geboekt dient te worden bij de sector die het dividend ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat er ook dividendbelasting aan het buitenland wordt betaald en uit het buitenland wordt ontvangen.- Totaal
- Belastingen op inkomen
- Belasting die wordt geheven op inkomen. Hieronder vallen: de vennootschapsbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting en eenmalige ontvangsten in verband met de liquidatie van houdstermaatschappijen.
- Belastingen op vermogen
- Belasting die wordt geheven op vermogen (zoals bank- en spaartegoeden en beleggingen). Het te betalen bedrag is afhankelijk van de omvang van het vermogen.
- Gemiddeld bedrag
- Bedrag per huishouden.
- Bestedingen
- Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
- Belastingen op inkomen en vermogen
- Alle verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die regelmatig door de overheid en door het buitenland over het inkomen en het vermogen van institutionele eenheden worden geheven.
Bij vennootschappen omvatten de belastingen op inkomen en vermogen met name de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Deze belastingen hebben als grondslag de winst van vennootschappen.
Bij huishoudens worden als belastingen op inkomen en vermogen alle belastingen beschouwd, die periodiek worden geheven op het inkomen of het vermogen, zoals inkomstenbelasting, loonbelasting en vermogensbelasting. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, zijn als kapitaaloverdrachten aangemerkt.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo is de motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen.
De behandeling van de dividendbelasting vloeit voort uit de bruto registratie van dividend, dat wil zeggen inclusief dividendbelasting. Dit betekent dat de dividendbelasting geboekt dient te worden bij de sector die het dividend ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat er ook dividendbelasting aan het buitenland wordt betaald en uit het buitenland wordt ontvangen.- Totaal
- Belastingen op inkomen
- Belasting die wordt geheven op inkomen. Hieronder vallen: de vennootschapsbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting en eenmalige ontvangsten in verband met de liquidatie van houdstermaatschappijen.
- Belastingen op vermogen
- Belasting die wordt geheven op vermogen (zoals bank- en spaartegoeden en beleggingen). Het te betalen bedrag is afhankelijk van de omvang van het vermogen.
- Gestandaardiseerd bedrag
- Bedrag per huishouden omgerekend naar eenpersoonshuishouden.
- Bestedingen
- Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
- Belastingen op inkomen en vermogen
- Alle verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die regelmatig door de overheid en door het buitenland over het inkomen en het vermogen van institutionele eenheden worden geheven.
Bij vennootschappen omvatten de belastingen op inkomen en vermogen met name de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Deze belastingen hebben als grondslag de winst van vennootschappen.
Bij huishoudens worden als belastingen op inkomen en vermogen alle belastingen beschouwd, die periodiek worden geheven op het inkomen of het vermogen, zoals inkomstenbelasting, loonbelasting en vermogensbelasting. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, zijn als kapitaaloverdrachten aangemerkt.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo is de motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen.
De behandeling van de dividendbelasting vloeit voort uit de bruto registratie van dividend, dat wil zeggen inclusief dividendbelasting. Dit betekent dat de dividendbelasting geboekt dient te worden bij de sector die het dividend ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat er ook dividendbelasting aan het buitenland wordt betaald en uit het buitenland wordt ontvangen.- Totaal
- Belastingen op inkomen
- Belasting die wordt geheven op inkomen. Hieronder vallen: de vennootschapsbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting en eenmalige ontvangsten in verband met de liquidatie van houdstermaatschappijen.
- Belastingen op vermogen
- Belasting die wordt geheven op vermogen (zoals bank- en spaartegoeden en beleggingen). Het te betalen bedrag is afhankelijk van de omvang van het vermogen.
- Aandeel van het alt. beschikbaar inkomen
- Procentuele aandeel van het bruto alternatief beschikbaar inkomen.
- Bestedingen
- Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
- Belastingen op inkomen en vermogen
- Alle verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die regelmatig door de overheid en door het buitenland over het inkomen en het vermogen van institutionele eenheden worden geheven.
Bij vennootschappen omvatten de belastingen op inkomen en vermogen met name de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Deze belastingen hebben als grondslag de winst van vennootschappen.
Bij huishoudens worden als belastingen op inkomen en vermogen alle belastingen beschouwd, die periodiek worden geheven op het inkomen of het vermogen, zoals inkomstenbelasting, loonbelasting en vermogensbelasting. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, zijn als kapitaaloverdrachten aangemerkt.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo is de motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen.
De behandeling van de dividendbelasting vloeit voort uit de bruto registratie van dividend, dat wil zeggen inclusief dividendbelasting. Dit betekent dat de dividendbelasting geboekt dient te worden bij de sector die het dividend ontvangt. Dit heeft tot gevolg dat er ook dividendbelasting aan het buitenland wordt betaald en uit het buitenland wordt ontvangen.- Totaal
- Belastingen op inkomen
- Belasting die wordt geheven op inkomen. Hieronder vallen: de vennootschapsbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting, dividendbelasting, kansspelbelasting en eenmalige ontvangsten in verband met de liquidatie van houdstermaatschappijen.
- Belastingen op vermogen
- Belasting die wordt geheven op vermogen (zoals bank- en spaartegoeden en beleggingen). Het te betalen bedrag is afhankelijk van de omvang van het vermogen.