Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen

Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen

Institutionele sectoren Niet-geconsolideerd/geconsolideerd Perioden Middelen Output Output voor eigen finaal gebruik Investeringen in eigen beheer (mln euro) Bestedingen Investeringen Totaal (mln euro) Bestedingen Investeringen Investeringen in vaste activa (bruto) Totaal (mln euro) Bestedingen Investeringen Investeringen in vaste activa (bruto) Verbruik van vaste activa (mln euro) Bestedingen Investeringen Investeringen in vaste activa (bruto) Investeringen in vaste activa (netto) (mln euro)
Totale binnenlandse sectoren Niet-geconsolideerd 2023* 22.477 207.737 211.919 169.242 42.677
Totale binnenlandse sectoren Geconsolideerd 2023* 22.477 207.737 211.919 169.242 42.677
Niet-financiële vennootschappen Niet-geconsolideerd 2023* 12.183 99.884 104.311 90.597 13.714
Niet-financiële vennootschappen Geconsolideerd 2023* 12.183 99.884 104.311 90.597 13.714
Financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 1.906 5.454 5.454 6.249 -795
Financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 1.906 5.454 5.454 6.249 -795
Monetaire financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 1.502 3.163 3.163 2.788 375
Monetaire financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 1.502 3.163 3.163 2.788 375
Centrale bank Niet-geconsolideerd 2023* 0 64 64 42 22
Centrale bank Geconsolideerd 2023* 0 64 64 42 22
Ov. deposito-instellingen en GMF's Niet-geconsolideerd 2023* 1.502 3.099 3.099 2.746 353
Ov. deposito-instellingen en GMF's Geconsolideerd 2023* 1.502 3.099 3.099 2.746 353
Overige financiële instellingen Niet-geconsolideerd 2023* 99 1.541 1.541 1.900 -359
Overige financiële instellingen Geconsolideerd 2023* 99 1.541 1.541 1.900 -359
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Niet-geconsolideerd 2023* -1 619 619 716 -97
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen Geconsolideerd 2023* -1 619 619 716 -97
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 100 922 922 1.184 -262
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen Geconsolideerd 2023* 100 922 922 1.184 -262
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven Niet-geconsolideerd 2023* 100 922 922 1.184 -262
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven Geconsolideerd 2023* 100 922 922 1.184 -262
Fin. instellingen binnen concernverband Niet-geconsolideerd 2023* 0 0 0 0 0
Fin. instellingen binnen concernverband Geconsolideerd 2023* 0 0 0 0 0
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 305 750 750 1.561 -811
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen Geconsolideerd 2023* 305 750 750 1.561 -811
Verzekeringsinstellingen Niet-geconsolideerd 2023* 277 650 650 1.257 -607
Verzekeringsinstellingen Geconsolideerd 2023* 277 650 650 1.257 -607
Pensioenfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 28 100 100 304 -204
Pensioenfondsen Geconsolideerd 2023* 28 100 100 304 -204
Overheid Niet-geconsolideerd 2023* 7.278 32.257 32.076 29.897 2.179
Overheid Geconsolideerd 2023* 7.278 32.257 32.076 29.897 2.179
Centrale overheid Niet-geconsolideerd 2023* 5.867 15.460 15.291 14.289 1.002
Centrale overheid Geconsolideerd 2023* 5.867 15.460 15.291 14.289 1.002
Lokale overheid Niet-geconsolideerd 2023* 1.383 16.696 16.684 15.491 1.193
Lokale overheid Geconsolideerd 2023* 1.383 16.696 16.684 15.491 1.193
Socialezekerheidsfondsen Niet-geconsolideerd 2023* 28 101 101 117 -16
Socialezekerheidsfondsen Geconsolideerd 2023* 28 101 101 117 -16
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. Niet-geconsolideerd 2023* 1.110 70.142 70.078 42.499 27.579
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. Geconsolideerd 2023* 1.110 70.142 70.078 42.499 27.579
Huishoudens Niet-geconsolideerd 2023* 1.087 69.991 69.940 42.309 27.631
Huishoudens Geconsolideerd 2023* 1.087 69.991 69.940 42.309 27.631
IZW's t.b.v. huishoudens Niet-geconsolideerd 2023* 23 151 138 190 -52
IZW's t.b.v. huishoudens Geconsolideerd 2023* 23 151 138 190 -52
Buitenland Niet-geconsolideerd 2023*
Buitenland Geconsolideerd 2023*
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de niet-financiële transacties van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie. Niet-financiële transacties bestaan uit lopende transacties en transacties van de kapitaalrekening. De transacties worden ingedeeld naar middelen en bestedingen. Daarnaast worden ook de saldi van de sectoren weergegeven.
Niet-financiële transacties worden geraamd voor de hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland. De sectoren financiële instellingen en overheid zijn bovendien nog naar subsectoren uitgesplitst. Sectoren worden zowel geconsolideerd als niet-geconsolideerd gepresenteerd.

Gegevens beschikbaar vanaf:
Jaargegevens vanaf 1995.
Kwartaalgegevens vanaf het eerste kwartaal 1999.

Status van de cijfers:
De gegevens van 1995 tot en met 2020 zijn definitief. Gegevens van 2021, 2022 en 2023 hebben de status voorlopig.

Wijzigingen per 25 maart 2024:
Cijfers over het vierde kwartaal van 2023 en het jaar 2023 zijn beschikbaar.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Jaarcijfers:
De eerste jaarcijfers komen beschikbaar 85 dagen na afloop van het verslagjaar als som van de cijfers van de vier kwartalen van het betreffende jaar. Vervolgens worden na 6 en 18 maanden respectievelijk de voorlopige en definitieve jaarramingen gepubliceerd. Hiernaast worden bij de sectorrekeningen de financiële rekeningen en balansen voor alle verslagperioden jaarlijks gereviseerd. De cijfers komen jaarlijks in juni beschikbaar op StatLine, de elektronische database van het CBS. Daarnaast worden de cijfers jaarlijks in juli in ‘de Nationale rekeningen tabellenset' gepubliceerd.
Kwartaalcijfers:
85 dagen na afloop van een verslagkwartaal komt de eerste kwartaalraming beschikbaar. Mocht daarna nog nieuwe kwartaalinformatie beschikbaar komen, dan kan in september het eerste, en in december het tweede kwartaal nog worden herzien. In maart kunnen de eerste drie kwartalen nog worden bijgesteld. Als in juni nieuwe jaarcijfers beschikbaar komen, dan worden de kwartaalcijfers opnieuw herzien zodat ze aansluiten op die jaarcijfers.
Hiernaast kunnen er tussentijdse actualisaties plaatsvinden om eind maart en eind september de meest actuele gegevens over de overheid aan de Europese Commissie te verstrekken. De gegevens over de kwartalen worden aangesloten op de bijgestelde jaarcijfers.

Toelichting onderwerpen

Middelen
Middelen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verhogen (oftewel de inkomsten door sectoren).
Output
Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd. Ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is.
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde institutionele eenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd.
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.

De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er namelijk vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.

Inbegrepen is de productie van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
Output voor eigen finaal gebruik
Output voor eigen finaal gebruik bestaat uit de productie van goederen en diensten voor eigen consumptie of voor productie van investeringen in vaste activa door dezelfde institutionele eenheid.
Investeringen in eigen beheer
Producten die worden gebruikt voor eigen investeringen, kunnen door alle sectoren worden geproduceerd. Voorbeelden van dergelijke producten zijn:
a) gereedschapswerktuigen die door technische ondernemingen worden geproduceerd;
b) woningen, of uitbreidingen van woningen, die door huishoudens worden geproduceerd;
c) in eigen beheer geproduceerde bouwwerken, ook indien deze door groepen huishoudens gezamenlijk worden geproduceerd;
d) in eigen beheer geproduceerde computerprogrammatuur;
e) in eigen beheer uitgevoerd onderzoeks- en ontwikkelingswerk. Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling worden alleen als investeringen in vaste activa behandeld wanneer bij de ramingen in alle lidstaten een voldoende hoog niveau van betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid wordt bereikt.
Bestedingen
Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
Investeringen
Uitgaven aan productiemiddelen die langer dan één jaar worden ingezet tijdens een productieproces. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een gebouw, woning, vervoermiddel of een machine. Dit in tegenstelling tot goederen of diensten die tijdens het productieproces worden opgebruikt, zoals ijzererts, het intermediair verbruik. Vaste activa kunnen in de loop der jaren in waarde verminderen door slijtage of omdat bijvoorbeeld de techniek veroudert (economische veroudering). Dit wordt verbruik van vaste activa genoemd (ook wel afschrijvingen genoemd). Bij bruto-investeringen zijn deze niet afgehaald van de waarde van de investeringen, bij netto-investeringen is dit wel het geval.

De volgende investeringsgoederen worden onderscheiden: bouwwerken, vervoermiddelen, machines en installaties, telecommunicatieapparatuur , wapensystemen (inbegrepen bij machines), computers, software, onderzoek en ontwikkeling, in cultuur gebrachte activa (bv. vee en bomen), exploratie en evaluatie van minerale reserves, kosten van eigendomsoverdracht voor niet-geproduceerde activa en intellectuele-eigendommen.
Totaal
De investeringen in vaste activa plus de veranderingen in voorraden inclusief het saldo van aan- en verkopen van kostbaarheden.
Investeringen in vaste activa (bruto)
De aanschaf van productiemiddelen die kunnen worden ingezet tijdens een productieproces en hierbij niet direct worden opgebruikt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een gebouw of een machine zoals een hoogoven. Dit in tegenstelling tot goederen of diensten die tijdens het productieproces worden opgebruikt, zoals ijzererts, het 'intermediair verbruik'. Bij grensgevallen wordt volgens internationale afspraken van vaste activa gesproken wanneer zij tenminste één jaar bruikbaar zijn. Hoewel zij niet worden opgebruikt, kunnen vaste activa in de loop der jaren wel in waarde verminderen, door slijtage of omdat bijvoorbeeld de techniek veroudert ('economische veroudering'). Voor dit verouderingsproces moeten producenten afschrijvingen doen. Bij 'bruto-investeringen' zijn die afschrijvingen niet afgehaald van de waarde van de investeringen, bij 'netto-investeringen' is dit wel het geval.

De volgende investeringen worden onderscheiden: bouwwerken, machines, apparatuur, vervoermiddelen, wapensystemen, computers, software, onderzoek en ontwikkeling, in cultuur gebrachte biologische hulpbronnen, exploratie en evaluatie van minerale reserves, kosten van eigendomsoverdracht voor niet-geproduceerde activa en intellectuele-eigendomsrechten. Ook de veranderingen in voorraden en het saldo van de aan- en verkopen van kostbaarheden worden aan de investeringen aan de vaste activa toegekend. De precieze afbakening van de investeringen is te vinden in artikel 3.122 e.v. van het Europees Systeem van Rekeningen 2010. Ten opzichte van het vorige Europees Systeem van rekeningen (1995) zijn de investeringen uitgebreid met onderzoek en ontwikkeling, wapensystemen en in eigen beheer ontwikkelde software. Onder het oude ESR vielen deze posten onder het intermediair verbruik.
Totaal
Verbruik van vaste activa
De waardevermindering van vaste activa (productiemiddelen) in eigendom als gevolg van normale slijtage en economische veroudering. Ook wel afschrijvingen genoemd.

Bij het berekenen van het verbruik van vaste activa wordt gebruik gemaakt van de PIM methode (perpetual inventory method). Deze methode gaat uit van de waarde van de aan het begin van een jaar aanwezige kapitaalgoederenvoorraad, die op vervangingswaarde wordt gebracht door te corrigeren voor de prijsveranderingen van vergelijkbare kapitaalgoederen in het verslagjaar. Hieraan worden de investeringen in vaste activa van dat jaar toegevoegd en vervolgens wordt de waarde van de buiten gebruik gestelde activa erop in mindering gebracht. Aldus wordt de waarde van de kapitaalgoederenvoorraad aan het eind van het jaar verkregen. Vervolgens wordt via een afschrijvingspercentage de afschrijvingen bepaald. De als hierboven beschreven afschrijvingen behoeven niet overeen te stemmen met de bedrijfseconomische afschrijvingen die zijn vastgesteld op basis van historische kostprijs of fiscale levensduur.
Investeringen in vaste activa (netto)
De bruto-investeringen in vaste activa minus het verbruik van vaste activa (afschrijvingen).