Lopende transacties; sectoren, nationale rekeningen
Institutionele sectoren | Niet-geconsolideerd/geconsolideerd | Perioden | Bestedingen Consumptieve bestedingen Collectieve consumptieve bestedingen (mln euro) |
---|---|---|---|
Totale binnenlandse sectoren | Niet-geconsolideerd | 2023* | 84.466 |
Totale binnenlandse sectoren | Geconsolideerd | 2023* | 84.466 |
Niet-financiële vennootschappen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Niet-financiële vennootschappen | Geconsolideerd | 2023* | |
Financiële instellingen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Financiële instellingen | Geconsolideerd | 2023* | |
Monetaire financiële instellingen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Monetaire financiële instellingen | Geconsolideerd | 2023* | |
Centrale bank | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Centrale bank | Geconsolideerd | 2023* | |
Ov. deposito-instellingen en GMF's | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Ov. deposito-instellingen en GMF's | Geconsolideerd | 2023* | |
Overige financiële instellingen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Overige financiële instellingen | Geconsolideerd | 2023* | |
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Beleggingsfondsen m.u.v geldmarktfondsen | Geconsolideerd | 2023* | |
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Ov. fin. inst. excl. beleggingsfondsen | Geconsolideerd | 2023* | |
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Ov. fin. intermediairs en hulpbedrijven | Geconsolideerd | 2023* | |
Fin. instellingen binnen concernverband | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Fin. instellingen binnen concernverband | Geconsolideerd | 2023* | |
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Verzekeringsinstel. en pensioenfondsen | Geconsolideerd | 2023* | |
Verzekeringsinstellingen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Verzekeringsinstellingen | Geconsolideerd | 2023* | |
Pensioenfondsen | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Pensioenfondsen | Geconsolideerd | 2023* | |
Overheid | Niet-geconsolideerd | 2023* | 84.466 |
Overheid | Geconsolideerd | 2023* | 84.466 |
Centrale overheid | Niet-geconsolideerd | 2023* | 51.682 |
Centrale overheid | Geconsolideerd | 2023* | 51.682 |
Lokale overheid | Niet-geconsolideerd | 2023* | 32.784 |
Lokale overheid | Geconsolideerd | 2023* | 32.784 |
Socialezekerheidsfondsen | Niet-geconsolideerd | 2023* | 0 |
Socialezekerheidsfondsen | Geconsolideerd | 2023* | 0 |
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Huishoudens incl. IZW's t.b.v. huish. | Geconsolideerd | 2023* | |
Huishoudens | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Huishoudens | Geconsolideerd | 2023* | |
IZW's t.b.v. huishoudens | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
IZW's t.b.v. huishoudens | Geconsolideerd | 2023* | |
Buitenland | Niet-geconsolideerd | 2023* | |
Buitenland | Geconsolideerd | 2023* | |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft een overzicht van de niet-financiële transacties van de institutionele sectoren van de Nederlandse economie. Niet-financiële transacties bestaan uit lopende transacties en transacties van de kapitaalrekening. De transacties worden ingedeeld naar middelen en bestedingen. Daarnaast worden ook de saldi van de sectoren weergegeven.
Niet-financiële transacties worden geraamd voor de hoofdsectoren van de economie: niet-financiële vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en het buitenland. De sectoren financiële instellingen en overheid zijn bovendien nog naar subsectoren uitgesplitst. Sectoren worden zowel geconsolideerd als niet-geconsolideerd gepresenteerd.
Gegevens beschikbaar vanaf:
Jaargegevens vanaf 1995.
Kwartaalgegevens vanaf het eerste kwartaal 1999.
Status van de cijfers:
De gegevens van 1995 tot en met 2020 zijn definitief. Gegevens van 2021, 2022 en 2023 hebben de status voorlopig.
Wijzigingen per 25 maart 2024:
Cijfers over het vierde kwartaal van 2023 en het jaar 2023 zijn beschikbaar.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Jaarcijfers:
De eerste jaarcijfers komen beschikbaar 85 dagen na afloop van het verslagjaar als som van de cijfers van de vier kwartalen van het betreffende jaar. Vervolgens worden na 6 en 18 maanden respectievelijk de voorlopige en definitieve jaarramingen gepubliceerd. Hiernaast worden bij de sectorrekeningen de financiële rekeningen en balansen voor alle verslagperioden jaarlijks gereviseerd. De cijfers komen jaarlijks in juni beschikbaar op StatLine, de elektronische database van het CBS. Daarnaast worden de cijfers jaarlijks in juli in ‘de Nationale rekeningen tabellenset' gepubliceerd.
Kwartaalcijfers:
85 dagen na afloop van een verslagkwartaal komt de eerste kwartaalraming beschikbaar. Mocht daarna nog nieuwe kwartaalinformatie beschikbaar komen, dan kan in september het eerste, en in december het tweede kwartaal nog worden herzien. In maart kunnen de eerste drie kwartalen nog worden bijgesteld. Als in juni nieuwe jaarcijfers beschikbaar komen, dan worden de kwartaalcijfers opnieuw herzien zodat ze aansluiten op die jaarcijfers.
Hiernaast kunnen er tussentijdse actualisaties plaatsvinden om eind maart en eind september de meest actuele gegevens over de overheid aan de Europese Commissie te verstrekken. De gegevens over de kwartalen worden aangesloten op de bijgestelde jaarcijfers.
Toelichting onderwerpen
- Bestedingen
- Bestedingen bestaan uit transacties die de economische waarde van sectoren verminderen (oftewel de uitgaven door sectoren).
- Consumptieve bestedingen
- Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens, izw's t.b.v. huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, izw's t.b.v. huishoudens en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de (overheids-)consumptie. Het heet dat de overheid 'haar eigen productie consumeert'. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
- Collectieve consumptieve bestedingen
- Uitgaven voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van collectieve behoeften of wensten van leden van de gemeenschap. Collectieve consumptieve bestedingen vinden plaats bij de overheid
en betreft met name uitgaven voor diensten op het gebied van:
- openbaar bestuur, beveiliging en defensie;
- ordehandhaving, wet- en regelgeving;
- milieubescherming;
- speur- en ontwikkelingswerk;
- infrastructuur en economische ontwikkeling.