Financieel risico hypotheekschuld; eigenwoningbezitters, 2006-2015

Financieel risico hypotheekschuld; eigenwoningbezitters, 2006-2015

Huishoudenskenmerken Perioden Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Hypotheekschuld eigen woning (1 000 euro) Eigenaar-bewoner, totaal Waarde eigen woning (1 000 euro) Eigenaar-bewoner, totaal Bruto-inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner, totaal Besteedbaar inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner, totaal Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / woningwaarde (%) Eigenaar-bewoner, totaal Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / bruto-inkomen (%) Eigenaar-bewoner, totaal Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen (%) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / woningwaarde Geen schuld (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / woningwaarde 0 tot 0,25 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / woningwaarde 0,25 tot 0,75 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / woningwaarde 0,75 tot 1,00 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / woningwaarde 1 of hoger (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen Geen schuld (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen 0 tot 2 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen 2 tot 4 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen 4 of hoger (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen Geen schuld (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen 0 tot 3,5 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen 3,5 tot 7 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen 7 of hoger (x 1 000)
Totaal particuliere huishoudens 2015 4.345 154 249 77,9 44,0 0,62 2,0 3,5 815 385 1.141 625 1.379 815 1.384 1.542 604 815 1.366 1.595 569
Totaal eenpersoonshuishouden 2015 970 102 211 45,7 26,4 0,48 2,2 3,9 287 86 215 127 255 287 180 306 196 287 180 291 211
Alleenstaande man 2015 492 125 205 51,5 28,2 0,61 2,4 4,4 108 33 103 79 169 108 92 178 115 108 83 165 136
Alleenstaande man, onder AOW-lft 2015 384 147 190 54,8 28,2 0,77 2,7 5,2 50 16 80 73 166 50 71 162 102 50 57 149 129
Alleenstaande man, vanaf AOW-lft 2015 108 50 258 39,8 28,2 0,19 1,3 1,8 58 18 23 6 3 58 21 16 13 58 26 16 8
Alleenstaande vrouw 2015 478 78 217 39,8 24,6 0,36 2,0 3,2 179 53 112 47 86 179 88 129 82 179 97 127 75
Alleenstaande vrouw, onder AOW-lft 2015 232 122 187 47,8 24,8 0,65 2,6 4,9 38 13 59 38 83 38 45 93 56 38 38 93 63
Alleenstaande vrouw, vanaf AOW-lft 2015 246 37 245 32,2 24,3 0,15 1,1 1,5 141 40 53 9 3 141 44 35 26 141 59 34 12
Totaal meerpersoonshuishouden 2015 3.375 169 260 87,2 49,1 0,65 1,9 3,4 528 298 926 499 1.124 528 1.203 1.236 408 528 1.186 1.304 358
Totaal paar 2015 3.085 170 259 88,7 49,8 0,66 1,9 3,4 478 276 844 449 1.038 478 1.126 1.137 345 478 1.102 1.203 302
Paar, zonder kinderen 2015 1.481 124 258 75,5 44,0 0,48 1,6 2,8 359 191 445 166 322 359 548 430 145 359 562 446 114
Paar, zonder kinderen, onder AOW-lft 2015 857 162 243 90,1 47,4 0,67 1,8 3,4 107 71 250 130 298 107 352 314 84 107 318 347 85
Paar, zonder kinderen, vanaf AOW-lft 2015 624 72 279 55,4 39,4 0,26 1,3 1,8 251 120 194 35 24 251 196 117 61 251 244 99 30
Paar, alleen kinderen <18jr 2015 1.074 238 254 96,5 52,3 0,94 2,5 4,6 49 24 194 198 608 49 279 578 168 49 247 621 157
Paar, minstens één kind>=18jr 2015 530 160 275 109,6 60,8 0,58 1,5 2,6 70 61 206 85 108 70 298 129 33 70 293 137 31
Totaal eenouderhuishouden 2015 214 146 237 59,7 35,0 0,62 2,4 4,2 37 16 61 38 62 37 49 75 53 37 52 78 46
Eenoudergezin, alleen kinderen < 18 jr 2015 102 173 228 51,5 30,1 0,76 3,4 5,7 13 4 25 21 39 13 13 39 38 13 14 43 33
Eenoudergezin, minstens één kind >=18 jr 2015 112 122 246 67,1 39,5 0,50 1,8 3,1 24 11 36 17 23 24 36 36 15 24 39 35 14
Overig meerpersoonshuishouden 2015 76 199 332 103,9 61,5 0,60 1,9 3,2 13 7 21 11 24 13 29 23 10 13 31 22 9
Leeftijd hoofdkostwinner tot 25 jaar 2015 22 141 150 45,6 27,1 0,94 3,1 5,2 2 0 2 5 14 2 2 12 6 2 2 13 5
Leeftijd hoofdkostwinner 25 tot 30 jaar 2015 181 169 167 58,7 32,9 1,01 2,9 5,1 9 1 13 34 125 9 20 115 37 9 18 120 35
Leeftijd hoofdkostwinner 30 tot 35 jaar 2015 320 201 190 72,5 39,5 1,06 2,8 5,1 14 2 24 43 237 14 46 199 61 14 38 204 65
Leeftijd hoofdkostwinner 35 tot 40 jaar 2015 374 225 218 81,6 44,3 1,03 2,8 5,1 19 4 35 58 258 19 62 218 75 19 51 228 76
Leeftijd hoofdkostwinner 40 tot 45 jaar 2015 471 227 243 89,0 47,7 0,93 2,6 4,8 26 8 84 102 252 26 116 240 89 26 100 254 92
Leeftijd hoofdkostwinner 45 tot 50 jaar 2015 533 207 258 94,3 50,6 0,80 2,2 4,1 43 21 154 117 198 43 190 217 83 43 174 231 86
Leeftijd hoofdkostwinner 50 tot 55 jaar 2015 509 176 265 96,0 51,5 0,66 1,8 3,4 55 38 190 94 133 55 230 160 64 55 214 169 70
Leeftijd hoofdkostwinner 55 tot 60 jaar 2015 470 142 263 96,3 51,0 0,54 1,5 2,8 76 59 183 69 83 76 235 112 47 76 221 124 48
Leeftijd hoofdkostwinner 60 tot 65 jaar 2015 411 115 266 83,3 45,0 0,43 1,4 2,6 93 59 163 49 47 93 194 86 38 93 186 93 39
Leeftijd hoofdkostwinner 65 tot 70 jaar 2015 393 88 270 58,5 40,0 0,33 1,5 2,2 125 71 141 33 23 125 130 87 50 125 160 81 27
Leeftijd hoofdkostwinner 70 tot 75 jaar 2015 271 65 275 49,4 35,7 0,24 1,3 1,8 117 51 81 13 8 117 74 49 31 117 96 42 16
Leeftijd hoofdkostwinner 75 jr of ouder 2015 389 35 270 41,7 31,0 0,13 0,8 1,1 236 70 71 8 4 236 85 45 23 236 106 37 10
Migratieachtergrond: Nederland 2015 3.791 152 252 78,2 44,3 0,60 1,9 3,4 732 352 1.027 541 1.139 732 1.233 1.324 503 732 1.220 1.367 473
Migratieachtergrond: westers 2015 364 159 245 78,3 43,9 0,65 2,0 3,6 69 29 87 49 130 69 108 131 56 69 104 137 54
Migratieachtergrond: 1e gen westers 2015 140 150 235 75,4 42,3 0,64 2,0 3,5 28 11 32 18 52 28 40 49 23 28 41 50 21
Migratieachtergrond: 2e gen westers 2015 223 165 251 80,2 44,9 0,66 2,1 3,7 41 18 55 31 78 41 67 82 33 41 64 87 32
Migratieachtergrond: niet-westers 2015 190 186 199 70,5 39,6 0,93 2,6 4,7 15 4 26 35 110 15 43 87 45 15 41 91 43
Migratieachtergrond: 1e gen niet-west... 2015 142 180 199 70,4 39,8 0,90 2,6 4,5 11 4 22 28 77 11 36 62 33 11 35 66 30
Migratieachtergrond: 2e gen niet-west... 2015 48 202 200 70,7 38,9 1,01 2,9 5,2 3 1 4 7 33 3 7 24 12 3 6 25 13
1. Inkomen uit arbeid 2015 2.461 185 232 89,4 46,1 0,80 2,1 4,0 198 137 615 436 1.074 198 876 1.102 284 198 757 1.158 348
1.1 Loon werknemer 2015 1.955 178 223 87,7 45,2 0,80 2,0 3,9 154 109 478 345 869 154 690 892 219 154 599 937 265
1.2 Loon ambtenaar 2015 390 175 229 92,7 45,8 0,76 1,9 3,8 30 23 108 69 159 30 160 175 25 30 131 185 44
1.3 Overig inkomen uit arbeid 2015 116 335 397 106,2 60,7 0,84 3,2 5,5 14 5 29 22 47 14 26 35 41 14 27 36 38
2. Inkomen uit eigen onderneming 2015 728 189 300 91,5 57,1 0,63 2,1 3,3 145 48 188 114 234 145 195 222 166 145 226 236 122
3. Overdrachtsinkomen 2015 1.156 67 252 45,0 31,5 0,27 1,5 2,1 472 200 338 76 71 472 312 219 154 472 383 202 100
3.1 Uitkering inkomensverzekering 2015 1.134 66 253 45,4 31,8 0,26 1,5 2,1 465 198 332 73 66 465 309 216 144 465 380 198 92
3.1.1 Uitkering werkloosheid 2015 56 128 196 41,0 24,1 0,65 3,1 5,3 7 5 18 9 17 7 11 16 22 7 11 17 21
3.1.2 Uitkering ziekte/arbeidsongeschikt 2015 74 99 197 43,0 26,3 0,50 2,3 3,8 15 8 25 10 15 15 21 21 17 15 23 20 15
3.1.3 Uitkering ouderdom/nabestaanden 2015 1.005 61 260 45,8 32,6 0,23 1,3 1,9 443 184 289 54 35 443 277 179 106 443 345 160 57
3.2 Uitkering sociale voorzieningen 2015 16 . . . . . . . 5 2 4 2 4 5 2 2 8 5 2 3 6
3.2.1 Uitkering algemene bijstandswet 2015 8 . . . . . . . 2 1 1 1 3 2 1 1 5 2 1 1 4
3.2.2 Sociale voorzieningen, overig 2015 8 . . . . . . . 2 1 3 1 1 2 1 1 4 2 1 2 2
3.3 Overig overdrachtsinkomen 2015 6 . . . . . . . 2 0 2 1 0 2 1 1 2 2 1 1 1
Besteedbaar inkomen: 1e 25%-groep 2015 1.086 98 201 30,1 19,5 0,49 3,3 5,0 299 118 262 136 271 299 158 299 330 299 195 294 299
Besteedbaar inkomen: 2e 25%-groep 2015 1.086 126 217 53,8 32,6 0,58 2,3 3,9 208 107 273 147 351 208 273 455 150 208 289 457 133
Besteedbaar inkomen: 3e 25%-groep 2015 1.086 164 244 79,5 44,9 0,67 2,1 3,7 148 83 288 164 403 148 386 474 79 148 371 487 81
Besteedbaar inkomen: 4e 25%-groep 2015 1.086 227 334 148,2 79,2 0,68 1,5 2,9 160 77 318 177 354 160 567 314 45 160 512 357 57
Woningwaarde: 1e 25%-groep 2015 1.086 109 132 54,1 31,6 0,83 2,0 3,4 167 55 197 150 517 167 325 452 142 167 330 464 125
Woningwaarde: 2e 25%-groep 2015 1.086 132 186 67,7 38,6 0,71 1,9 3,4 177 80 281 171 377 177 355 418 137 177 350 439 121
Woningwaarde: 3e 25%-groep 2015 1.086 148 245 78,9 44,4 0,60 1,9 3,3 212 112 321 162 279 212 372 369 133 212 365 381 128
Woningwaarde: 4e 25%-groep 2015 1.086 227 432 110,9 61,6 0,53 2,0 3,7 258 138 341 142 206 258 332 304 192 258 321 310 196
Stedelijkheid: zeer sterk stedelijk 2015 687 176 246 83,2 44,8 0,72 2,1 3,9 107 36 152 111 281 107 202 267 111 107 183 284 113
Stedelijkheid: sterk stedelijk 2015 1.150 161 236 79,2 44,2 0,68 2,0 3,6 182 83 291 175 420 182 363 442 163 182 351 462 155
Stedelijkheid: matig stedelijk 2015 926 157 255 78,2 44,3 0,62 2,0 3,5 171 81 248 134 293 171 288 338 131 171 285 349 122
Stedelijkheid: weinig stedelijk 2015 1.074 145 262 76,3 44,1 0,55 1,9 3,3 226 124 312 140 273 226 362 346 141 226 371 349 128
Stedelijkheid: niet stedelijk 2015 507 122 241 70,8 41,9 0,51 1,7 2,9 129 62 138 64 114 129 170 149 59 129 175 152 51
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens over het financieel risico van eigenwoningbezitters door hypotheekschuld, gemiddelde woningwaarde en inkomen aan elkaar te relateren. Peildatum is 1 januari van het verslagjaar. Het inkomen heeft betrekking op het voorgaande verslagjaar.

De tabel bevat drie kengetallen voor het financieel risico van eigen woningbezit:
- hypotheekschuld / woningwaarde,
- hypotheekschuld / bruto-inkomen en
- hypotheekschuld / besteedbaar inkomen.

Het eerste verhoudingsgetal wordt ook wel Loan-To-Value (LTV) genoemd, terwijl de andere twee bekend zijn als Loan-to-Income ratio's (LTI).

Gegevens beschikbaar van 2006 t/m 2015.

Status van de cijfers
De cijfers over de jaren 2006 - 2015 zijn definitief.

Wijzigen per 10 april 2018
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Vanwege een herziening van de inkomensstatistiek wordt deze tabel vervangen. Nieuwe cijfers worden gepubliceerd onder het thema Inkomen en bestedingen, zie hieronder bij koppelingen.

Toelichting onderwerpen

Eigenaar-bewoner, totaal
Huishoudens die een eigen woning bezitten welke gebruikt wordt als hoofdverblijf.
Aantal huishoudens
Aantal particuliere huishoudens met een eigen woning op 1 januari van het verslagjaar.
Hypotheekschuld eigen woning
Gemiddelde hypotheekschuld in verband met de eigen woning, stand per 1 januari van het verslagjaar.
---
Dit betreft de stand van de schuld waarover rente is verschuldigd. Opgebouwde tegoeden voor de aflossing van de hypotheek via kapitaalsverzekeringen, spaar-, beleggingshypotheken en dergelijke kunnen niet worden waargenomen en zijn derhalve niet in mindering gebracht.
Waarde eigen woning
Gemiddelde waarde van de woning in eigendom en in gebruik als hoofdverblijf, stand per 1 januari van het verslagjaar.
Bruto-inkomen
Gemiddeld bruto-inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar.
---
Het bruto-inkomen bestaat uit het primair inkomen verhoogd met:
- uitkeringen inkomensverzekering zoals uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Ouderdomswet (AOW),
- uitkeringen sociale voorziening zoals de Bijstandsuitkering,
- gebonden overdrachten zoals huursubsidie en tegemoetkoming studiekosten, en
- ontvangen inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e).
Besteedbaar inkomen
Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar .
---
Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met
- betaalde inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e),
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden,
- premies ziektekostenverzekeringen, en
- belastingen op inkomen en vermogen.
Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit
Deze verhoudingsgetallen geven een indicatie van het financiële risico dat eigenaar-bewoners lopen door het hebben van een hypotheekschuld.
---
Drie kengetallen worden onderscheiden:
-hypotheekschuld / woningwaarde (LTV),
-hypotheekschuld / bruto-inkomen (LTI) en
-hypotheekschuld / besteedbaar inkomen (LTI).

Hypotheekschuld / woningwaarde
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddelde waarde van de eigen woning.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Value (LTV). Dit verhoudingsgetal hangt samen met het risico op restschuld na verkoop van de eigen woning.
---
Een LTV gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als de LTV gelijk is aan 1 dan is de hypotheekschuld precies gelijk aan de woningwaarde. Bij een LTV groter dan 1 is de hypotheekschuld groter dan de onderliggende woningwaarde. Er is dan een relatief groot risico op restschuld afhankelijk van de looptijd van de hypotheek.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Woningwaarde is 2,5 ton.
De LTV is dan gelijk aan 0,80.
Hypotheekschuld / bruto-inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld bruto inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'bruto-inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een relatief groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 4. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'bruto-inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en het bruto-inkomen is 60 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 3,3.
Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld besteedbaar inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'besteedbaar inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 7. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'besteedbaar inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het bruto inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Besteedbaar inkomen is 35 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 5,7.
Aantal huishoudens naar schuldrisico
Hypotheekschuld / woningwaarde
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddelde waarde van de eigen woning.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Value (LTV). Dit verhoudingsgetal hangt samen met het risico op restschuld na verkoop van de eigen woning.
---
Een LTV gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als de LTV gelijk is aan 1 dan is de hypotheekschuld precies gelijk aan de woningwaarde. Bij een LTV groter dan 1 is de hypotheekschuld groter dan de onderliggende woningwaarde. Er is dan een relatief groot risico op restschuld afhankelijk van de looptijd van de hypotheek.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Woningwaarde is 2,5 ton.
De LTV is dan gelijk aan 0,80.
Geen schuld
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Woningwaarde (Loan-To-Value (LTV)).
0 tot 0,25
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Woningwaarde (Loan-To-Value (LTV)).
0,25 tot 0,75
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Woningwaarde (Loan-To-Value (LTV)).
0,75 tot 1,00
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Woningwaarde (Loan-To-Value (LTV)).
1 of hoger
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Woningwaarde (Loan-To-Value (LTV)).
Hypotheekschuld / bruto-inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld bruto inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'bruto-inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een relatief groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 4. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'bruto-inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en het bruto-inkomen is 60 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 3,3.
Geen schuld
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
0 tot 2
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
2 tot 4
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
4 of hoger
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld besteedbaar inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'besteedbaar inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 7. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'besteedbaar inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het bruto inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Besteedbaar inkomen is 35 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 5,7.
Geen schuld
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
0 tot 3,5
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
3,5 tot 7
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
7 of hoger
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).