Onderwijsinstellingen; financiën 1998-2018

Onderwijsinstellingen; financiën 1998-2018

Onderwijssectoren Perioden Staat van Baten en lasten Baten Totaal baten (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Rijksbijdragen (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Overige overheidsbijdragen en -subsidies (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten College-, cursus-, les- en examengelden (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Baten werk in opdracht van derden (mln euro) Staat van Baten en lasten Baten Overige baten (mln euro) Staat van Baten en lasten Lasten Totaal lasten (mln euro) Staat van Baten en lasten Lasten Personeelslasten (mln euro) Staat van Baten en lasten Lasten Afschrijvingen (mln euro) Staat van Baten en lasten Lasten Huisvestingslasten (mln euro) Staat van Baten en lasten Lasten Overige lasten Totaal overige lasten (mln euro) Staat van Baten en lasten Saldo baten en lasten (1) (mln euro) Balans Activa Totaal Activa (mln euro) Balans Activa Vaste activa Totaal vaste activa (mln euro) Balans Activa Vlottende activa Totaal vlottende activa (mln euro) Balans Passiva Totaal Passiva (mln euro) Balans Passiva Eigen vermogen (mln euro) Balans Passiva Voorzieningen (mln euro) Balans Passiva Langlopende schulden (mln euro) Balans Passiva Kortlopende schulden (mln euro) Investeringen Totaal investeringen (mln euro) Kengetallen Solvabiliteit (%) Kengetallen Liquiditeit (%) Kengetallen Rentabiliteit (%)
Totaal bekostigd onderwijs 2018* 36.974,6 30.603,2 638,3 1.640,5 2.325,9 1.766,7 36.478,5 27.918,4 1.565,2 2.397,7 4.597,2 496,1 26.970,2 15.554,7 11.415,5 26.970,7 13.824,1 2.586,6 3.210,3 7.349,7 1.776,8 51,3 155,3 1,0
Primair bekostigd onderwijs 2018* 10.933,9 10.192,4 332,2 0,0 9,0 400,3 10.920,6 8.926,1 262,3 755,5 976,7 13,3 5.432,0 1.831,4 3.600,6 5.431,9 3.257,4 730,7 121,0 1.322,8 341,3 60,0 272,2 0,1
Secundair bekostigd onderwijs 2018* 14.297,4 13.129,6 252,1 71,6 193,3 650,8 14.050,2 10.858,7 612,6 900,4 1.678,5 247,2 10.015,1 6.219,2 3.795,9 10.015,3 5.061,3 1.099,3 1.558,5 2.296,2 684,3 50,5 165,3 1,4
Voortgezet onderwijs 2018* 9.180,1 8.507,2 160,2 15,3 36,7 460,7 9.055,7 7.118,6 312,0 564,9 1.060,2 124,4 5.204,0 2.666,6 2.537,4 5.204,2 2.446,2 768,1 629,4 1.360,5 371,7 47,0 186,5 1,2
Tertiair bekostigd onderwijs 2018* 11.743,3 7.281,2 54,0 1.568,9 2.123,6 715,6 11.507,7 8.133,6 690,3 741,8 1.942,0 235,6 11.523,1 7.504,1 4.019,0 11.523,5 5.505,4 756,6 1.530,8 3.730,7 751,2 47,8 107,7 1,4
Hoger beroepsonderwijs 2018* 4.455,6 3.160,2 53,3 877,8 198,8 165,5 4.317,5 3.308,6 245,8 230,4 532,7 138,1 3.865,5 2.583,0 1.282,5 3.865,7 1.744,6 271,6 768,6 1.080,9 292,8 45,1 118,7 2,5
Wetenschappelijk onderwijs 2018* 7.287,7 4.121,0 0,7 691,1 1.924,8 550,1 7.190,2 4.825,0 444,5 511,4 1.409,3 97,5 7.657,6 4.921,1 2.736,5 7.657,8 3.760,8 485,0 762,2 2.649,8 458,4 49,1 103,3 0,8
Speciaal onderwijs 2018* 1.886,4 1.609,2 192,2 0,0 14,3 70,7 1.878,1 1.518,8 36,9 96,9 225,5 8,3 1.014,8 272,7 742,1 1.014,7 612,2 93,2 61,8 247,5 39,2 60,3 299,8 0,4
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel betreft gegevens uit de jaarrekeningen van de door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen in het primair, secundair en tertiair onderwijs. Primair onderwijs betreft basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs, secundair onderwijs betreft voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en tertiair onderwijs betreft hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo). De onderwijsinstellingen worden gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de onderwijsinstellingen voor het agrarisch (groen) onderwijs tot 2018 door het ministerie van Economische Zaken (EZ). Vanaf 2018 worden de agrarische onderwijsinstellingen ook door het ministerie van OCW bekostigd. De onderwijsinstellingen zijn wettelijk verplicht om jaarlijks voor 1 juli de jaarrekening bij het ministerie van OCW in te dienen.

De financiële gegevens van de onderwijsinstellingen in het secundair en tertiair onderwijs worden vanaf 1998 gepubliceerd. De instellingsgegevens van het primair onderwijs zijn beschikbaar vanaf de invoering van de lumpsumbekostiging: het verslagjaar 2006. Eerder waren deze gegevens niet voorhanden doordat deze instellingen geen financiële verantwoordingsplicht hadden tegenover het ministerie van OCW. De gegevens van het speciaal onderwijs zijn gebaseerd op een selectie van schoolbesturen uit het primair en voortgezet onderwijs. De selectie bestaat uit besturen die alleen speciale scholen beheren. Vanaf 2010 zijn ook de financiële gegevens van scholen in Caribisch Nederland in de tabel opgenomen: de eilanden van Caribisch Nederland maken sinds oktober 2010 als openbare lichamen deel uit van Nederland.

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het ministerie van OCW verwerkt de gegevens uit de jaarrekeningen en verstrekt deze in bestandsvorm aan het CBS.

Gegevens beschikbaar van 1998 tot en met 2018.

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn van 1998 tot en met 2017 definitief.
De cijfers van 2018 zijn voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 11 december 2020:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs, agentschap van het ministerie van OCW) publiceert jaarlijks de financiële gegevens uit de jaarrekeningen van alle Nederlandse onderwijsinstellingen die door het ministerie van OCW bekostigd worden. Per bestuur zijn de financiële gegevens in te zien. De verwijzing naar de jaarrekeninggegevens op de website van DUO is te vinden in paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Staat van Baten en lasten
De Staat van Baten en Lasten (exploitatierekening) geeft een overzicht van de baten en lasten in het verslagjaar weer.
Niet alle uitgaven komen in het verslagjaar in de staat van baten en lasten. Zo worden de investeringen in duurzame goederen bijvoorbeeld via de afschrijvingslasten over meerdere verslagjaren verdeeld. Naast de baten en lasten worden ook de saldi (zoals het exploitatieresultaat) hier weergegeven.
Baten, lasten en saldo zijn stroomgegevens die op een heel jaar betrekking hebben.
Baten
De opbrengsten van door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen.
Totaal baten
De totale opbrengsten van door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen.
Rijksbijdragen
Bijdragen die onderwijsinstellingen ontvangen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) of het ministerie van Economische Zaken (EZ).
De financiering van de onderwijsinstellingen voor het leveren van onderwijs en aanvullende niet-onderwijskundige diensten. De schoolbesturen krijgen de financiering als één geheel (lumpsum) en zonder bestedingsvoorwaarden van de overheid uitgekeerd. De schoolbesturen bepalen vervolgens zelf hoe zij het geld besteden. Voor hogescholen en universiteiten bevat de lumpsum financiering ook de bekostiging van het onderzoek dat zij volgens hun wettelijk taak moeten uitvoeren.
Overige overheidsbijdragen en -subsidies
Bijdragen van lagere overheden (gemeenten en provincies) of andere ministeries dan OCW of EZ.
College-, cursus-, les- en examengelden
Verplichte bijdragen voor leerlingen, deelnemers en studenten om toegang te krijgen tot het onderwijs.
Baten werk in opdracht van derden
De opbrengsten uit contractactiviteiten die in opdracht van derden worden uitgevoerd, waaronder onderzoek. Baten gericht op de vergroting van de kennis- en ervaringskring, de beschikbaarstelling van faciliteiten en andere activiteiten.
Overige baten
Ontvangsten die niet bij eerdere posten kunnen worden ondergebracht.
Lasten
Exploitatiekosten, afschrijvingen, enzovoort van door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen die ten laste van een bepaald jaar worden gebracht.
Totaal lasten
Het totaal aan exploitatiekosten, afschrijvingen, enzovoort van door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen die ten laste van een bepaald jaar worden gebracht.
Personeelslasten
Lonen en salarissen en overige personele lasten verminderd met de uitkeringen die worden gedaan ter vergoeding van geleverde diensten door werknemers en andere personen in naam van de organisatie.
Afschrijvingen
De lasten als gevolg van de waardevermindering van (im)materiële vaste activa. Een investering in vaste activa wordt via de afschrijvingen aan de onderscheiden jaren toegerekend. De afschrijvingen worden bepaald op basis van de verwachte economische levensduur. Er wordt een lineaire afschrijving gehanteerd. Dit wil zeggen dat er elk jaar een even groot deel van een vaste activa wordt afgeschreven.
Huisvestingslasten
De exploitatiekosten die verband houden met huisvesting.
Overige lasten
De lasten die niet onder één van de andere posten vallen. Het gaat voornamelijk om kosten voor niet-duurzame goederen en diensten.
Totaal overige lasten
Het totaal van de lasten die niet onder één van de andere posten vallen.
Het gaat voornamelijk om kosten voor niet-duurzame goederen en diensten.
Saldo baten en lasten (1)
Het totaal van de opbrengsten van door de overheid gesubsidieerde onderwijsinstellingen verminderd met de totale exploitatielasten.
Balans
De balans geeft een overzicht van de aanwezige bezittingen (activa) en de wijze waarop deze bezittingen gefinancierd worden (passiva). Activa en passiva zijn standgegevens en hebben betrekking op 31 december.
Activa
Alle bezittingen waarover de onderwijsinstelling beschikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame en niet-duurzame bezittingen. Duurzame bezittingen zijn de vaste activa, niet-duurzame de vlottende activa.
Totaal Activa
Het totaal van alle bezittingen waarover de onderwijsinstelling beschikt.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame en niet-duurzame bezittingen. Duurzame bezittingen zijn de vaste activa, niet-duurzame de vlottende activa.
Vaste activa
De vaste activa bestaan uit de immateriële, materiële en financiële vaste activa. Het betreft eigendommen die in economische zin bestemd zijn om duurzaam (langer dan één jaar) bij te dragen aan de werkzaamheid van de instelling.
Totaal vaste activa
Het totaal aan immateriële, materiële en financiële vaste activa. Het betreft eigendommen die in economische zin bestemd zijn om duurzaam (langer dan één jaar) bij te dragen aan de werkzaamheid van de instelling.
Vlottende activa
Eigendommen en financiële belangen die de onderwijsinstelling binnen één jaar aanwendt voor de uitoefening van haar werkzaamheid, maar ook vorderingen die binnen één jaar worden afgewikkeld. De vlottende activa bestaan uit voorraden, vorderingen, effecten en liquide middelen.
Totaal vlottende activa
Het totaal van de eigendommen en financiële belangen die de onderwijsinstelling binnen één jaar aanwendt voor de uitoefening van haar werkzaamheid, maar ook vorderingen die binnen één jaar worden afgewikkeld.
De vlottende activa bestaan uit voorraden, vorderingen, effecten en liquide middelen.
Passiva
Het totaal aan vermogensbestanddelen waarover de onderwijsinstellingen beschikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame en niet-duurzame passiva. De duurzame vermogensbestanddelen zijn de vaste passiva. De minder duurzame zijn de vlottende passiva.
Een ander onderscheid betreft het eigen en vreemd vermogen. Het eigen vermogen behoort aan de onderwijsinstelling zelf. Bij vreemd vermogen is sprake van een schuld of verplichting aan anderen. Het vreemd vermogen geeft daarmee ook aan welk mogelijk beslag (claim van anderen) er ligt op de bezittingen. Tot het vreemd vermogen behoren de voorzieningen, de langlopende en de kortlopende schulden.
Tegenover de passiva staan de activa. De activa zijn de totale bezittingen zoals die gevormd/verkregen zijn door het inzetten van het (totale) vermogen.
Totaal Passiva
Het totaal aan vermogensbestanddelen waarover de onderwijsinstellingen beschikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame en niet-duurzame passiva. De duurzame vermogensbestanddelen zijn de vaste passiva. De minder duurzame zijn de vlottende passiva.
Een ander onderscheid betreft het eigen en vreemd vermogen. Het eigen vermogen behoort aan de onderwijsinstelling zelf. Bij vreemd vermogen is sprake van een schuld of verplichting aan anderen. Het vreemd vermogen geeft daarmee ook aan welk mogelijk beslag (claim van anderen) er ligt op de bezittingen. Tot het vreemd vermogen behoren de voorzieningen, de langlopende en de kortlopende schulden.
Tegenover de passiva staan de activa. De activa zijn de totale bezittingen zoals die gevormd/verkregen zijn door het inzetten van het (totale) vermogen.
Eigen vermogen
Het verschil tussen het totaal van de activa enerzijds, en de som van de voorzieningen en het vreemd vermogen anderzijds.
Voorzieningen
Reservering voor toekomstige uitgaven waarbij de hoogte en het tijdstip van de besteding goed ingeschat kunnen worden. Een voorziening heeft in tegenstelling tot een bestemmingsreserve altijd een vaste bestemming die niet meer aangepast kan worden. De toekomstige uitgaven worden bij een voorziening gespreid over de resterende jaren tot de toekomstige uitgaven en al als lasten meegenomen (dotatie aan voorziening).
Langlopende schulden
Schulden die niet binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten worden afgelost. Schulden die binnen deze periode afgelost moeten worden vallen onder de kortlopende schulden.
Kortlopende schulden
Schulden die binnen één jaar na afloop van het verslagjaar moeten worden afgelost. Schulden die buiten deze periode afgelost moeten worden vallen onder de langlopende schulden.
Investeringen
De uitgaven aan duurzame goederen met een levensduur langer dan een jaar, die als materiële vaste activa op de balans worden opgenomen.
Totaal investeringen
Het totaal van de bruto investeringen in materiële vaste activa. Bruto betekent dat de afschrijvingen en desinvesteringen niet in mindering zijn gebracht op de investeringen.
Kengetallen
Solvabiliteit
De verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen. Het wordt gezien als het vermogen om op lange termijn aan de schulden te voldoen.
Liquiditeit
De verhouding tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden. Het wordt gezien als het vermogen om op korte termijn aan de schulden te voldoen.
Rentabiliteit
De verhouding tussen het resultaat en de totale baten. Het geeft aan of een instelling relatief veel of weinig geld heeft overgehouden of dat er juist een tekort was. Omdat onderwijsinstellingen geen winst nastreven zou de rentabiliteit structureel dicht bij nul moeten uitkomen.