Buitenlandse zeggenschap bedrijven in Nederland; 2008-2020

Tabeltoelichting


Deze tabel gaat over de financiële gegevens (zoals bedrijfslasten en -opbrengsten) en werkgelegenheid van bedrijven in Nederland waarover een institutionele eenheid in het buitenland zeggenschap heeft. De gegevens sluiten aan bij de statistiek 'Foreign Affiliates Statistics' (FATS) van Eurostat.

De gegevens in deze tabel zijn gepubliceerd naar jaar, indeling van de economische activiteit volgens de Standaard BedrijfsIndeling 2008 (SBI 2008) en het land van de Ultimate Controlling Institutional unit (UCI).

Gegevens beschikbaar vanaf: 2008.

Status van de cijfers: De gegevens zijn definitief.

Wijzigingen per 4 maart 2024:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Is er een opvolger?
Deze tabel wordt opgevolgd door:"Buitenlandse zeggenschap bedrijven in Nederland; kerncijfers, bedrijfstak". Zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Aantal bedrijven
Een telling van het aantal tot de betrokken populatie behorende bedrijven in het bedrijfsregister, gecorrigeerd voor fouten en met name fouten in het steekproefkader. Slapende (niet actieve) eenheden blijven buiten beschouwing. Deze statistiek moet alle eenheden omvatten die gedurende tenminste een deel van de referentieperiode actief zijn geweest.

Bedrijf:
De feitelijke transactor in het productieproces gekenmerkt door zelfstandigheid ten aanzien van de beslissingen over dat proces en door het aanbieden van zijn producten aan derden.

Uit deze definitie en met name uit het element zelfstandigheid volgt dat een bedrijf meer dan één vestiging kan omvatten, maar ook meer dan één juridische eenheid (onder juridische eenheden worden zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan). Dit is het geval wanneer de afzonderlijke vestigingen of juridische eenheden niet zelfstandig opereren. Andersom komt het voor dat binnen een juridische eenheid verschillende onderdelen te onderscheiden zijn die wat betreft de productie zelfstandig opereren.
Deze vormen dan op grond van de definitie evenzovele bedrijven. Dit laatste doet zich vooral voor bij grotere concerns met uiteenlopende activiteiten. Wanneer een aldus gedefinieerde eenheid zich uitstrekt over verschillende landen wordt ter wille van de nationale statistiek het Nederlandse deel als een geheel bedrijf beschouwd.

In de officiële CBS-terminologie wordt het bedrijf zoals hier gedefinieerd bedrijfseenheid (BE) genoemd, zodat geen verwarring kan ontstaan met de term bedrijf uit het - in dit opzicht weinig precieze - spraakgebruik.

De statistische eenheid bedrijf is een operationalisering van de kind-of-activity unit, zoals gedefinieerd door Eurostat. Deze definitie combineert twee eisen die strijdig kunnen zijn: bijdragen aan één activiteit versus het overeenkomen met één of meer operationele eenheden. Nederland geeft bij het operationaliseren naar de statistische eenheid bedrijf prioriteit aan de tweede eis.

Het samenstellen van het cijfer over het aantal bedrijven is met ingang van 2010 in vergelijking met voorgaande jaren op twee belangrijke onderdelen gewijzigd:
- de statistische eenheid voor een bedrijf is veranderd: meer overeenkomst met de eenheden van de Belastingdienst en de Uitvoeringsinstantie Werknemersverzekeringen (UWV), zodat gegevens meervoudig gebruikt kunnen worden waardoor de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven vermindert.
- er zijn meer kleine bedrijven opgenomen in de bedrijvenpopulatie. Dit komt omdat bedrijven, waarin men minder dan 15 uur per week werkt, nu meetellen.

Genoemde wijzigingen zijn dusdanig ingrijpend dat de uitkomsten niet vergelijkbaar zijn met die van eerdere jaren.
Aantal oude reeks
Dit is het aantal bedrijven vastgesteld met de methode die tot en met 2009 in gebruik was.
Het aantal bedrijven is afgerond op een veelvoud van vijf.

Het samenstellen van het cijfer over het aantal bedrijven is met ingang van 2010 in vergelijking met voorgaande jaren gewijzigd.
De wijzigingen zijn dusdanig ingrijpend dat de uitkomsten niet vergelijkbaar zijn met die van eerdere jaren.
Aantal actuele reeks
Dit is het aantal bedrijven vastgesteld met de methode die met ingang van 2010 in gebruik is.
Het aantal bedrijven is afgerond op een veelvoud van vijf.

Het samenstellen van het cijfer over het aantal bedrijven is met ingang van 2010 in vergelijking met voorgaande jaren gewijzigd.
De wijzigingen zijn dusdanig ingrijpend dat de uitkomsten niet vergelijkbaar zijn met die van eerdere jaren.
Financiële gegevens
Omzet
De variabele omzet die in deze tabel wordt gebruikt sluit aan bij de omschrijving zoals die wordt gehanteerd voor de structural business statistics (SBS). Deze wijkt af van de omschrijving zoals die wordt gebruikt in veel CBS tabellen.

De omzet omvat alle door de waargenomen eenheid gedurende de referentieperiode in rekening gebrachte bedragen, die overeenkomen met de verkoop van goederen en diensten aan derden.

Bovendien omvat de omzet alle belastingen op de door de eenheid in rekening gebrachte goederen of diensten, met uitzondering van de BTW die door de eenheid aan haar klanten in rekening wordt gebracht, en andere soortgelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks gekoppeld zijn aan de omzet.

Ook omvat de omzet alle andere kosten (vervoer, verpakking enz.) die aan de klant worden doorberekend, ook al worden ze apart in rekening gebracht. Kortingen, rabatten en disconto's moeten in mindering worden gebracht, alsmede de waarde van teruggekomen verpakkingsmateriaal.

Inkomen dat als overige bedrijfsopbrengsten, financieel inkomen of buitengewone baten in de bedrijfsrekeningen voorkomt, wordt niet tot de omzet gerekend, evenmin als exploitatiesubsidies die van de overheid of van de instellingen van de Europese Unie zijn ontvangen.
Productiewaarde
De productiewaarde meet de werkelijk door de eenheid geproduceerde hoeveelheid op basis van de verkopen, de veranderingen in voorraden en de wederverkoop van goederen en diensten.

De productiewaarde wordt gedefinieerd als de omzet, plus of minus de veranderingen in voorraden gereed product, onderhanden werk en goederen en diensten, ingekocht voor wederverkoop, minus de aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop, plus de geactiveerde productie, plus andere bedrijfsinkomsten (m.u.v. subsidies). Inkomsten en uitgaven die in de bedrijfsrekeningen als financieel of buitengewoon zijn ingedeeld, blijven voor de productiewaarde buiten beschouwing.
Tot de aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop behoren aankopen van diensten die zijn gekocht om in de oorspronkelijke staat aan derden te worden doorverkocht.
Toegevoegde waarde tegen factorkosten
De toegevoegde waarde tegen factorkosten betreft het bruto-inkomen uit bedrijfsactiviteiten na correctie voor exploitatiesubsidies en indirecte belastingen.

De toegevoegde waarde tegen factorkosten kan worden berekend als de omzet plus de geactiveerde productie, plus de overige bedrijfsopbrengsten, plus of minus de voorraadwijziging, minus de aankopen van goederen en diensten, minus de overige productgebonden belastingen die gekoppeld zijn aan de omzet, maar niet aftrekbaar zijn, minus de niet-productgebonden belastingen. Ook kan de toegevoegde waarde tegen factorkosten worden berekend door bij het bruto-exploitatieoverschot de personeelskosten op te tellen.

Inkomsten en uitgaven die in de bedrijfsrekeningen als financieel of buitengewoon zijn ingedeeld, blijven voor de toegevoegde waarde buiten beschouwing. De toegevoegde waarde tegen basisprijzen wordt 'bruto' berekend omdat correcties op de waarde (zoals afschrijvingen) niet worden afgetrokken.
Totale aankoop van goederen en diensten
De aankoop van goederen en diensten omvat de waarde van alle goederen en diensten die gedurende de verslagperiode zijn ingekocht voor wederverkoop of voor verbruik in het productieproces, met uitzondering van kapitaalgoederen, waarvan het verbruik wordt geregistreerd als verbruik voor vaste activa. De gekochte goederen en diensten kunnen zonder, dan wel na verdere verwerking worden doorverkocht, volledig in het productieproces worden gebruikt of worden opgeslagen.

Tot deze aankopen behoren ook materiaal dat rechtstreeks in de geproduceerde goederen wordt verwerkt (grondstoffen, halffabrikaten, componenten) en niet tot de kapitaalgoederen behorende kleine gereedschappen en uitrusting. Verder is inbegrepen de waarde van hulpstoffen (smeermiddelen, water, verpakkingsmateriaal, materiaal voor onderhoud en reparatie, kantoorartikelen) en van energieproducten. Ook de aankoop van materiaal voor de productie van kapitaalgoederen door de eenheid valt onder deze variabele.

Diensten waarvoor tijdens de referentieperiode is betaald, zijn ook inbegrepen of deze nu van industriële of van niet-industriële aard zijn. Onder deze rubriek vallen ook betalingen voor al het werk dat door derden ten behoeve van de eenheid is uitgevoerd, met inbegrip van lopende reparaties en onderhoud, installatiewerkzaamheden en technische studies. Bedragen die zijn betaald voor de installatie van kapitaalgoederen en de waarde van geactiveerde goederen vallen er evenwel niet onder.

Ook inbegrepen zijn betalingen voor niet-industriële diensten, zoals honoraria voor juridisch adviseurs en accountants, octrooi- en licentiebedragen (indien deze niet tot de vaste activa behoren), verzekeringspremies, kosten van vergaderingen van aandeelhouders en bestuursorganen, contributies voor bedrijfs- en beroepsverenigingen, uitgaven voor post,telefoon, elektronische communicatie, telegraaf en fax, vervoer van goederen en personeel, advertentiekosten, commissies (indien deze niet zijn begrepen in de lonen), huur, bankkosten (behalve rentebetalingen) en alle andere zakelijke diensten die door derden wordenverricht. Inbegrepen zijn diensten die door de eenheid zijn getransformeerd en geactiveerd.

Uitgaven die in de bedrijfsrekeningen als financieel of buitengewoon zijn ingedeeld, blijven voor de totale aankoop van goederen en diensten buiten beschouwing.

De aankoop van goederen en diensten wordt gewaardeerd tegen de aankoopprijs zonder aftrekbare BTW en andere aftrekbare belastingen die direct gekoppeld zijn aan de omzet.

Alle andere productgebonden belastingen worden dus niet van de waarde van de gekochte goederen en diensten afgetrokken. Voor de waardering van deze aankopen is de behandeling van niet-productgebonden belastingen niet relevant.
Aankoop van goederen en diensten,..
Bij de aankoop van goederen en diensten, ingekocht voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat gaat het om de aankoop van goederen voor de wederverkoop aan derden zonder verdere verwerking. Inbegrepen is de aankoop van diensten bij bedrijven die tegen betaling diensten verlenen, d.w.z. bedrijven waarvan de omzet niet alleen bestaat uit het honorarium dat ze als tussenpersoon voor een dienstentransactie in rekening brengen (zoals bij makelaars), maar ook het bedrag dat met de dienst zelf gemoeid is, zoals de aankoop van vervoerprestaties door reisagenten. De waarde van goederen en diensten die op commissiebasis aan derden worden verkocht, blijft buiten beschouwing aangezien deze goederen niet door de Commissionair worden gekocht of verkocht.

Wanneer hier sprake is van diensten voor wederverkoop, gaat het om de output van dienstverlenende activiteiten, rechten op het gebruik van vooraf vastgestelde diensten of fysieke ondersteuning van diensten.
De aankoop van goederen en diensten, ingekocht voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat, wordt gewaardeerd tegen de aankoopprijs zonder aftrekbare BTW en andere aftrekbare belastingen die rechtstreeks gekoppeld zijn aan de omzet.
Alle andere productgebonden belastingen worden derhalve bij de waardering van de aankoop van goederen en diensten niet afgetrokken.

Voor de waardering van deze aankopen is de behandeling van niet-productgebonden belastingen niet relevant.
Personeelskosten
De personeelskosten worden gedefinieerd als de totale beloning, in geld of in natura, die door de werkgever aan de werknemer (vaste en tijdelijke werknemers, alsmede thuiswerkers) wordt betaald voor werk dat de werknemer gedurende de referentieperiode heeft verricht. Ook omvatten de personeelskosten de belastingen en sociale premies ten laste van werknemers die door de eenheid worden ingehouden, en de verplichte en vrijwillige sociale premies ten laste van werkgevers.

De personeelskosten bestaan uit:
- lonen
- wettelijke-socialezekerheidskosten van de werkgever.

De totale gedurende de referentieperiode betaalde beloning is inbegrepen, ongeacht of deze is betaald op basis van de werktijd, de output of stukloon, en of de betaling regelmatig plaatsvindt of niet. Inbegrepen zijn alle fooien, arbeidsplaatsgebonden toeslagen, productiviteitspremies, gratificaties, dertiendemaandbetalingen (en dergelijke vaste bonussen), betalingen aan werknemers in verband met ontslag, huisvesting, vervoer of kosten van levensonderhoud, gezinstoelagen, commissies, presentiegelden, toeslagen voor overwerk of nachtdienst enz., alsmede belastingen, sociale premies en andere bedragen die de werknemers verschuldigd zijn en door de werkgevers aan de bron worden ingehouden.

Inbegrepen zijn voorts de wettelijke-socialezekerheidskosten van de werkgever, waartoe behoren de sociale premies ten laste van werkgevers voor regelingen op het gebied van pensioen, ziekte, moederschap, invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten, gezinstoelagen en andere regelingen. De kosten hiervan zijn inbegrepen, ongeacht of het gaat om regelingen die zijn ingevoerd krachtens de wet, op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst, een individueel arbeidscontract of op vrijwillige basis.

Betalingen voor uitzendkrachten zijn niet in de personeelskosten begrepen.
Bruto-investeringen in materiële..
Investeringen in alle materiële goederen gedurende de referentieperiode. Inbegrepen zijn nieuwe en bestaande materiële kapitaalgoederen, of deze nu bij derden zijn gekocht of voor eigen gebruik zijn geproduceerd (d.w.z. geactiveerde productie van materiële kapitaalgoederen), met een nuttige levensduur van meer dan één jaar, met inbegrip van niet-geproduceerde materiële goederen zoals grond. De drempel voor de nuttige levensduur van in aanmerking komende goederen kan worden verhoogd indien in de boekhouding van de vennootschap een langere verwachte nuttige levensduur dan één jaar als drempel wordt gehanteerd.

Alle investeringen worden bruto gewaardeerd (d.w.z. voor waardecorrecties en voor aftrek van inkomsten uit verkoop). Gekochte goederen worden gewaardeerd tegen de aankoopprijs, d.w.z. inclusief vervoer- en installatiekosten, honoraria, belastingen en andere kosten in verband met de eigendomsoverdracht. Zelf geproduceerde materiële goederen worden gewaardeerd tegen de productiekosten. Goederen die worden verworven als gevolg van herstructureringen (zoals fusies, overnames en op – of afsplitsingen), blijven buiten beschouwing. Aankopen van kleine gereedschappen die niet tot de vaste activa behoren, zijn in de lopende uitgaven begrepen.

Inbegrepen zijn voorts alle toevoegingen, veranderingen, verbeteringen en renovaties die de nuttige levensduur verlengen of het productief vermogen van de kapitaalgoederen doen toenemen.

Lopende onderhoudskosten blijven buiten beschouwing, evenals de waarde van en de lopende uitgaven voor kapitaalgoederen die worden gebruikt op grond van huur- en leasecontracten. Ook investeringen in immateriële goederen en financiële activa blijven buiten beschouwing.

Wanneer de facturering, levering, betaling en het eerste gebruik van investeringen in verschillende referentieperiodes plaatsvindt, moet worden gestreefd naar de volgende registratiemethode:
- Investeringen worden geregistreerd wanneer de eigendom wordt overgedragen aan de eenheid die de goederen denkt te gebruiken.
- Geactiveerde productie wordt geregistreerd wanneer deze wordt geproduceerd.
- Voor investeringen die in identificeerbare etappes plaatsvinden, geldt dat iedere deelinvestering moet worden geregistreerd in de referentieperiode waarin deze wordt gedaan.

In de praktijk is dit niet altijd mogelijk; gezien de regels voor bedrijfsboekhoudingen is wellicht een van de volgende benaderingen van deze methode nodig:
a) investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze worden geleverd,
b) investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze in het productieproces worden ingezet,
c) investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze in rekening worden gebracht,
d) investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze worden betaald.
Werkzame personen
Aantal werkzame personen
Het aantal werkzame personen wordt gedefinieerd als het totale aantal personen dat in de waargenomen eenheid werkt (inclusief meewerkende eigenaren, regelmatig in de eenheid meewerkende partners en niet-betaalde meewerkende gezinsleden), alsmede personen die buiten de eenheid werken, maar er wel toebehoren en erdoor worden betaald (bv.vertegenwoordigers, bezorgers, reparatie- en onderhoudsteams). Hieronder vallen ook personen die gedurende een korte periode afwezig zijn (wegens ziekte, betaalde vakantie, speciaal verlof enz.) en stakers, maar niet degenen die voor onbepaalde tijd afwezig zijn. Wel inbegrepen zijn deeltijdwerkers die krachtens de wetgeving van het betrokken land als zodanig worden beschouwd en op de loonlijst staan, alsmede seizoenarbeiders, leerlingen en thuiswerkers op de loonlijst.

Tot de werkzame personen behoren geen arbeidskrachten die door andere bedrijven aan de eenheid zijn uitgeleend, personen die voor andere bedrijven reparatie- en onderhoudswerk in de waargenomen eenheid verrichten en dienstplichtigen.

Onder niet-betaalde medewerkende gezinsleden worden verstaan personen die in het huishouden van de eigenaar van de eenheid wonen en die regelmatig werk voor de eenheid verrichten zonder dat ze een arbeidscontract hebben of een vast bedrag krijgen voor het werk dat ze verrichten. Hieronder vallen alleen personen die niet als hoofdberoep in een andere eenheid werken en daar op de loonlijst staan.
Aantal werknemers
Het aantal werknemers wordt gedefinieerd als de personen die voor een werkgever werken, een arbeidscontract hebben en een beloning ontvangen in de vorm van loon, provisie, fooien, stukloon of beloning in natura.

Er is sprake van een arbeidsverhouding als er een door beide partijen vrijwillig aangegane formele of informele overeenkomst is, waarin wordt bepaald dat de betrokkene voor het bedrijf werkt in ruil voor een beloning in geld of in natura.

Een werknemer geldt als loontrekker van een eenheid wanneer hij of zij loon van die eenheid ontvangt, ongeacht de plaats waar het werk wordt uitgevoerd (binnen of buiten de productie-eenheid). Iemand die voor een uitzendbureau werkt, wordt geacht werknemer van het uitzendbureau te zijn en niet van de eenheid waar hij of zij werkt (de klant van het uitzendbureau).

Als werknemer gelden met name ook:
- eigenaren die voor hun werk worden betaald;
- studenten die zich er formeel toe hebben verplicht om in ruil voor loon en/of onderwijs mee te werken aan het productieproces van een bedrijf;
- werknemers die zijn aangetrokken met een contract dat speciaal is ontworpen om de aanstelling van werklozen te stimuleren;
- thuiswerkers indien er sprake is van een expliciete afspraak dat het thuiswerk wordt betaald op basis van het werk dat de betrokkene heeft verricht, en zij op de loonlijst staan.

Het aantal werknemers omvat deeltijdwerkers, seizoenwerkers, stakers of personen die korte tijd op vakantie zijn, maar niet degenen die voor lange tijd verlof hebben opgenomen.

Vrijwilligers vallen niet onder de werknemers.

Het aantal werknemers wordt op dezelfde manier berekend als het aantal werkzame personen, namelijk als het aantal banen; het wordt gemeten als jaargemiddelde.
Onderzoek en experimentele ontwikkeling
Alleen beschikbaar voor de bedrijfstakken B-F:
B Delfstoffenwinning
C Industrie
D Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht
E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
F Bouwnijverheid
Totale O&O-uitgaven binnenshuis
Onderzoek en experimentele ontwikkeling omvat creatief werk dat systematisch wordt ondernomen ter vergroting van de hoeveelheid kennis, inclusief kennis van de mens, cultuur en maatschappij, en het gebruik van deze kennis om nieuwe toepassingen te ontwikkelen.

Bij de uitgaven binnenshuis gaat het om alle uitgaven voor O&O (onderzoek en ontwikkeling) dat binnen de eenheid wordt uitgevoerd, ongeacht de herkomst van de middelen.

O&O-uitgaven moeten worden onderscheiden van uitgaven voor een groot aantal verwante activiteiten, zoals:
- uitgaven voor onderwijs en opleiding,
- uitgaven voor andere wetenschappelijke en technologische activiteiten (bv. informatie, tests en standaardisatie, haalbaarheidsstudies, enz.),
- uitgaven voor andere industriële activiteiten (bv. industriële innovatie n.e.g.),
- uitgaven voor zuiver financiële activiteiten (waaronder administratieve en andere indirect ondersteunende activiteiten).

De uitgaven binnenshuis worden gewaardeerd tegen de productiekosten en omvatten alle bedrijfskosten, met inbegrip van arbeidskosten en kapitaaluitgaven.
Totaal aantal O&O-werknemers
Onderzoek en experimentele ontwikkeling omvat creatief werk dat systematisch wordt ondernomen ter vergroting van de hoeveelheid kennis, inclusief kennis van de mens, cultuur en maatschappij, en het gebruik van deze kennis om nieuwe toepassingen te ontwikkelen.

Alle personen die rechtstreeks werken voor O&O (onderzoek & ontwikkeling) moeten worden geteld, evenals personen die rechtstreeks diensten verlenen, zoals managers en administratief personeel die voor O&O werkzaam zijn. Personen die indirect diensten verlenen zoals kantine- en bewakingspersoneel, vallen hier niet onder, ook al zijn hun lonen als overheadkosten in de meting van de uitgaven begrepen.

O&O-personeel moet worden onderscheiden van personeel voor een groot aantal verwante activiteiten, zoals:
- personeel werkzaam voor onderzoek en opleiding,
- personeel werkzaam voor andere wetenschappelijke en technologische activiteiten (bv. informatie, tests en standaardisatie, haalbaarheidsstudies enz.),
- personeel werkzaam voor andere industriële activiteiten (bv. industriële innovatie n.e.g.),
- personeel dat administratieve en andere indirect ondersteunende activiteiten verricht.